Jeugdprofessionals kunnen op diverse manieren ondersteuning bieden nadat een jeugdige een ingrijpende gebeurtenis heeft meegemaakt. Dit geldt als de jeugdige recent een ingrijpende gebeurtenis heeft meegemaakt, maar ook als deze al langer geleden heeft plaatsgevonden, de jeugdige recent de gebeurtenis heeft onthuld of als klachten zich openbaren. De ondersteuning richt zich voornamelijk op de jeugdige en het systeem eromheen, zoals de ouders en leerkrachten. Hieronder volgen enkele adviezen op het gebied van ondersteuning aan jeugdigen en hun omgeving.
Als kort na een ingrijpende gebeurtenis jeugdhulp wordt ingeschakeld, is het van belang om eventuele negatieve gevolgen van de gebeurtenis te beperken. Een ingrijpende gebeurtenis hoeft immers niet altijd te leiden tot traumagerelateerde problemen. Het helpt als de jeugdige en zijn gezinsleden begrijpen wat er gebeurd is en getroost kunnen worden door iemand die de situatie begrijpt. In een eerste gesprek met de jeugdige en het gezin is het van belang om met elkaar een feitelijk verhaal te construeren van de gebeurtenis, met oog voor de emoties die daarbij komen kijken zonder deze verder uit te diepen.
Zie de Richtlijn Uithuisplaatsing voor jeugdhulp en jeugdbescherming en de Richtlijn Crisisplaatsing voor jeugdhulp en jeugdbescherming voor aanbevelingen wanneer de ingrijpende gebeurtenis een uithuisplaatsing of crisisplaatsing van een jeugdige betreft.
Het is mogelijk dat een jeugdige een ingrijpende gebeurtenis onthult als jeugdhulp al gaande is. Dit kan bijvoorbeeld bij verblijf op een leefgroep. Bespreek dan met de jeugdige welke vertrouwde mensen, die voor steun en begrip kunnen zorgen, hiervan op de hoogte kunnen worden gesteld. Denk aan de ouders, een mentor of een leerkracht. Volg hierbij wel het tempo van de jeugdige. Als een jeugdige de omgeving niet wil betrekken, bijvoorbeeld door schaamte en angst om zielig gevonden te worden, respecteer dit indien mogelijk, maar vraag wel wat de reden is en benoem de voordelen van het betrekken van de omgeving.
In de eerste periode na de ingrijpende gebeurtenis is het van belang dat de jeugdprofessional zich richt op het herstel van het gezinsritme en de regulatie van stress. De steun van het eigen netwerk speelt daarin een belangrijke rol. Dat netwerk kan bijvoorbeeld helpen met praktische zaken zoals koken, oppassen, vervoer, financiën en doktersbezoeken. Help daarom jeugdige en ouders deze ondersteuning vanuit het netwerk te vergroten. De ideeën en wensen van de jeugdige en het gezin zijn hierin leidend.
In het geval van kindermishandeling is het belangrijk om direct in te grijpen, om de veiligheid van de jeugdige te waarborgen. Zie hiervoor ook de Richtlijn Kindermishandeling voor jeugdhulp en jeugdbescherming. Als er sprake is van een interpersoonlijke ingrijpende gebeurtenis, onderzoek dan of de gebeurtenis is gestopt en onderneem actie om te voorkomen dat de gebeurtenis zich herhaalt, om zo de veiligheid van de jeugdige te waarborgen. Bij vermoedens van kindermishandeling, volg dan het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (2013). Schat ook in of andere partijen ingeschakeld moeten worden, bijvoorbeeld om medische of juridische zorg te bieden. Zo kan de huisarts, het sociaal wijkteam, de gemeente, de politie, het Centrum Seksueel Geweld of Slachtofferhulp Nederland worden ingeschakeld. In uiterste gevallen kun je overwegen een spoedmachtiging voor uithuisplaatsing bij de kinderrechter aan te vragen, of een beschermende maatregel (bijvoorbeeld voogdij of een (V)OTS). Neem alle stappen wel steeds in overleg met de jeugdige en de ouders en voorzie ze van duidelijke informatie.
Het is belangrijk om ouders en jeugdige informatie en uitleg (psycho-educatie) te geven die is afgestemd op de soort gebeurtenis en kenmerken van de jeugdige (de behoefte, de leeftijd en het ontwikkelingsniveau). Dit helpt ook om het proces van samen beslissen goed te doorlopen.
Zo kun je vertellen wat veelvoorkomende reacties zijn op het meemaken van een ingrijpende gebeurtenis, wat goede manieren zijn om hiermee om te gaan en wanneer verdere hulpverlening nodig is (Schnyder & Cloitre, 2015). Help ouders en jeugdige, waar mogelijk, beschermende factoren te versterken en risicofactoren te verminderen. Stimuleer het gezin om zich te richten op herstel van het gezinsritme, de regulatie van stress en steun vanuit het eigen netwerk, bijvoorbeeld bij praktische zaken.
Betrek jeugdigen zoveel mogelijk bij de psycho-educatie, maar ook belangrijke anderen in de directe omgeving van de jeugdige, zoals de ouders, broers, zussen of leerkrachten. Geef uitleg over de gevolgen die het kan hebben om een gezinslid of leerling te hebben die een ingrijpende gebeurtenis heeft meegemaakt en geef adviezen hoe anderen hiermee kunnen omgaan. Meer informatie hierover is te vinden in de paragrafen 2.5 en 2.6.
Voor jeugdigen kan het erg spannend zijn om te praten over de ingrijpende gebeurtenis. Het kan gepaard gaan met verschillende emoties, zoals boosheid, verdriet, schuld, schaamte en walging. Het is daarom zaak om op een authentieke manier op het verhaal van de jeugdige te reageren, kalm te blijven, te luisteren en de jeugdige te erkennen in zijn ervaring. Schat in wat de jeugdige nodig heeft en stem je reactie hierop af. Zo creëer je een veilige sfeer. Bespreek ook met de jeugdige wie er op de hoogte moet worden gebracht. Wanneer de jeugdige niet wil dat anderen worden ingelicht maar je het toch nodig vindt om dit te doen in verband met de veiligheid, wees hierover dan transparant en leg duidelijk uit waarom je dit besluit neemt. Bij twijfels over de waarheid van het verhaal moet de nadruk liggen op de ervaring van de jeugdige en hoeft waarheidsvinding niet het doel te zijn. Je kunt erkennen wat de jeugdige als ingrijpend heeft ervaren. Als je zelf ontregeld of overspoeld raakt, zoek dan steun bij collega’s, in het eigen netwerk of indien nodig in de professionele hulpverlening om het risico te beperken dat je zelf getraumatiseerd raakt (secundaire traumatisering).
Het is enige tijd gedacht dat het kan helpen om direct na een ingrijpende gebeurtenis een opvanggesprek (debriefing) te hebben met een jeugdprofessional, waarin de emotionele beleving wordt uitgediept. Onderzoek onder volwassenen laat echter zien dat dit opvanggesprek eerder schadelijk is dan goed doet, omdat het uitdiepen en uiten van emoties overweldigend kan zijn. Bij jeugdigen is nog onvoldoende bekend over de effecten van debriefing, maar op basis van de bevindingen bij volwassenen wordt debriefing bij jeugdigen afgeraden (Schnyder & Cloitre, 2015).
Het is belangrijk om in gesprekken rekening te houden met meerdere perspectieven vanuit alle betrokken partijen: de meerzijdige partijdigheid (Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1986). Als jeugdprofessional moet je rekening houden met loyaliteitgevoelens van de jeugdige richting zijn ouders, compassie hebben voor de eventuele onmacht van de ouders, en helpen om ouders te ontschuldigen. Als ouders aandeel hebben in de ingrijpende gebeurtenis moet je zowel kunnen luisteren naar het verhaal van de ouder(s) als ook uiten dat de gebeurtenis niet had mogen plaatsvinden.
Jeugdprofessionals moeten bovendien sensitief zijn voor de verschillende overtuigingen en wereldbeelden van cliënten, mogelijke taalbarrières en de invloed van hun eigen culturele en etnische achtergrond op hun overtuigingen. In sommige culturen is het gangbaar om minder transparant te spreken over ingrijpende gebeurtenissen of de gevolgen daarvan. Het kan dan meer tijd kosten om een vertrouwensband op te bouwen (Dückers et al., 2014). Je zou in zulke gevallen gebruik kunnen maken van een mediator van de eigen cultuur. Voor meer informatie over cultuursensitief werken kun je de beroepscodes en de generieke module diversiteit van de GGZ Standaarden raadplegen (AKWA, 2019). Bij jeugdigen of ouders die minder ontwikkeld zijn of een verstandelijke beperking hebben, is het goed om extra te letten op een mogelijk beperkter netwerk of communicatieniveau (Didden et al., 2016; Kregten et al., 2020). Bij jeugdigen met een taalontwikkelingsstoornis of dove en slechthorende jeugdigen is het van belang na te gaan welke aanpassingen nodig zijn om communicatie mogelijk te maken. Sommige jeugdigen vinden het ook moeilijk om te spreken over abstracte zaken als gevoelens, gedachten en gebeurtenissen in het verleden. Daarnaast kunnen jeugdigen nog weinig inzicht hebben ontwikkeld in hun eigen en andermans binnenwereld (Van den Bedem, 2018). Geef jeugdigen daarom voldoende tijd om informatie te verwerken, hun eigen boodschap te formuleren en goed te controleren of een boodschap is overgekomen. Bij dove en slechthorende kinderen kun je een gebarentolk inzetten.
Het kan ook helpen om ervaringsdeskundigheid in te zetten, als de jeugdige hier behoefte aan heeft. Een persoon die iets vergelijkbaars heeft meegemaakt, kan als rolmodel fungeren en ervoor zorgen dat de jeugdige zich meer begrepen voelt.
Wil je meer verdiepende informatie over dit hoofdstuk? Bekijk de onderbouwing >