Richtlijn Traumagerelateerde problemen

2. Normale en zorgwekkende reacties op ingrijpende gebeurtenissen

Samenwerking met school en zorgsettings na ingrijpende gebeurtenissen

Leerkrachten en andere onderwijs- en zorgprofessionals spelen een belangrijke rol in de ondersteuning aan jeugdigen die een schokkende gebeurtenis hebben meegemaakt. Daarom is het van belang dat zij weten welk gedrag van jeugdigen te maken kan hebben met stressreacties na een ingrijpende gebeurtenis, zodat zij hier sensitief mee om kunnen gaan (Lindauer, 2018). Voor leerkrachten is er eveneens een handreiking geschreven (http://leonycoppens.nl/wp-content/uploads/2019/09/Handout-Leerkrachten-set-2019.pdf).

Deze paragraaf beschrijft wat jeugdprofessionals aan onderwijsprofessionals kunnen adviseren om de jeugdige bij te staan. Ze berusten op theoretisch onderbouwde methoden (Bath, 2008; Bethell et al., 2014; Coppens et al., 2015; Greenwald, 2005).

Veilige omgeving creëren

De leerkracht of mentor kan het beste met de jeugdige, ouders en collega’s de aanpak in de klas afstemmen. Over het algemeen kan een leerkracht helpen door de gebruikelijke dag- en lesroutine te hervatten, maar hierbij ook sensitief voor de signalen van de jeugdige te blijven. Structuur en het hanteren van de gebruikelijke opvoedingsregels geeft leerlingen houvast en kan daarmee een gevoel van veiligheid geven. Bij een ingrijpende gebeurtenis kan het helpen om aan de klas te vertellen wat er gebeurd is en uitleg over reacties op een ingrijpende gebeurtenis te geven, mits de jeugdige dit wil. Zo zijn alle klasgenoten in één keer op de hoogte en kennen zij hetzelfde verhaal.

Positieve stabiele relaties

Een stabiele relatie met een leerkracht of mentor kan het gevoel van veiligheid dat een jeugdige ervaart vergroten. Een leerkracht of mentor kan zo’n stabiele relatie opbouwen door voor de jeugdige beschikbaar, betrouwbaar en voorspelbaar te zijn. Een jeugdige die een ingrijpende gebeurtenis heeft meegemaakt, kan binnen de veilige structuur van school, gezinshuis of residentiële setting ruimte nodig hebben om de gebeurtenis te verwerken.

Emotieregulatie

Een leerkracht of mentor kan de jeugdige helpen met het reguleren van zijn emoties en gedrag. Net zoals bij ouders geldt (paragraaf 2.5), gaat dit het beste als een leerkracht of mentor zelf kalm blijft (Siegel, 2007). De leerkracht of mentor dient te beoordelen of de gedrags- en concentratieproblemen van de jeugdige verband houden met de ingrijpende gebeurtenis. Is dat het geval, dan zal straffen en belonen niet helpen, ook al blijven de gebruikelijke klassenregels van kracht. Een leerkracht of mentor kan met de jeugdige in gesprek gaan, als deze hier behoefte aan heeft. Jeugdigen die liever niet praten, kunnen op een andere manier hun gevoelens uiten, bijvoorbeeld door te tekenen, muziek te maken of te knutselen. Soms kan het helpen om de jeugdige een boek aan te bieden dat aansluit bij het thema van de gebeurtenis. Zo leert de jeugdige dat ook anderen vergelijkbare situaties hebben meegemaakt en hoe zij daarmee zijn omgegaan.

De leerkracht of mentor kan een jeugdige stimuleren om activiteiten die doen denken aan de gebeurtenis niet te veel uit de weg te gaan. Het is goed als een jeugdige voorzichtiger wordt na een ongeluk, maar niet als het normale activiteiten (en de daarbij horende normale risico’s) gaat vermijden. Door het nemen van kleine, overzichtelijke stappen te stimuleren, kan een jeugdige geleidelijk aan normale activiteiten oppakken, ook al zijn ze eng of spannend.

Situaties op scholen waarbij sprake is van (vermeend) seksueel grensoverschrijdend gedrag kunnen gauw escaleren. Als school is het goed om de rust te bewaren en paniek te voorkomen (Coppens et al., 2015). Eerst moet goed worden onderzocht wat er aan de hand is, waarna passende conclusies en acties volgen. Parallel hieraan vindt ondersteuning plaats voor de betreffende jeugdige(n) en diens directe omgeving.

Een leerkracht kan goed volgen wat er in de klas gebeurt met een leerling die een ingrijpende gebeurtenis heeft meegemaakt. Vragen die een leerkracht zich kan stellen zijn:

  • Is de jeugdige zich anders gaan gedragen sinds de gebeurtenis?
  • Zijn er duidelijke signalen van klachten?
  • Hoe gaat het met de schoolprestaties?
  • Komen ouders met zorgen naar de leerkracht toe?
  • Trekt de jeugdige zich terug?
  • Nemen stressreacties af of juist toe?

Het is een natuurlijke reactie om een jeugdige op korte termijn veel aandacht te geven en dit daarna af te bouwen. Dat is goed, maar een leerkracht moet er wel op bedacht zijn dat een jeugdige gedurende lange tijd (soms zelfs jaren) bepaalde stressklachten kan houden, zelfs als hij verder goed functioneert. Het is daarom belangrijk om niet alleen in de maanden vlak na een ingrijpende gebeurtenis, maar ook in de jaren erna, op te blijven letten hoe het met een jeugdige gaat. Dat kan bijvoorbeeld binnen een vaste structuur van halfjaarlijkse oudergesprekken.

Wat als er een ingrijpende gebeurtenis op school plaatsvindt?

Bij een ramp of crisis die meer mensen treft, is de multidisciplinaire Richtlijn Psychosociale hulp bij rampen en crises behulpzaam, evenals de folder Als een ramp de school treft, omgaan met calamiteiten in het onderwijs (Dückers et al., 2014; Spee & Van de Laar, 2012).

Do’s

De jeugdprofessional ondersteunt en adviseert de leerkracht om:

  • de impact van een ingrijpende gebeurtenis op het leven van de jeugdige te begrijpen en te erkennen;
  • voor structuur in de klas te zorgen en daarmee voor een gevoel van veiligheid, door de gebruikelijke dag- en lesroutine te hervatten;
  • kort na de ingrijpende gebeurtenis aan de klas te vertellen wat er gebeurd is en uitleg te geven over mogelijke stressreacties, mits de jeugdige dit wil. En om het verhaal met de jeugdige, diens ouders en collega’s van de leerkracht af te stemmen;
  • de jeugdige de mogelijkheid te geven om over de gebeurtenis te praten, of op een andere manier uiting te geven aan zijn gevoelens (bv. door te knutselen of via muziek);
  • tijdelijk voor minder huiswerk te zorgen of voor aanpassing van taken als gedrags- en concentratieproblemen ontstaan;
  • de jeugdige te stimuleren om spannende alledaagse activiteiten toch te ondernemen. En om ook ouders te stimuleren om de jeugdige deze activiteiten te laten ondernemen, zoals zelf naar school fietsen;
  • de jeugdige te volgen op het gebied van gedrag, klachten, stress en schoolprestaties; niet alleen kort na de ingrijpende gebeurtenis, maar ook de periode erna;
  • te investeren in de relatie met de jeugdige;
  • oog te hebben voor het gevoel van veiligheid bij de jeugdige;
  • de jeugdige te helpen bij het reguleren en hanteren van zijn emoties en gedrag, en bij het bieden van alternatieve mogelijkheden om zichzelf te uiten;
  • bij gedrags- en concentratieproblemen te kijken wat er achter kan zitten, zodat de jeugdige hiermee kan worden geholpen. En om consequenties af te stemmen op het gedrag, zodat een jeugdige wel leert dat er consequenties aan bepaald gedrag zitten, maar er ook rekening mee te houden dat straffen geen zin heeft bij gedragsproblemen die voortkomen uit de ingrijpende gebeurtenis(sen) die de jeugdige heeft meegemaakt;
  • de jeugdprofessional advies te vragen wanneer de zorgbehoefte van de jeugdige daar aanleiding toe geeft.

Don’ts

De jeugdprofessional ontraadt de leerkracht om:

  • na een ingrijpende gebeurtenis mee te gaan in eventuele paniek van ouders en leerlingen;
  • de jeugdige alleen kort na de gebeurtenis veel aandacht te geven en daarna niet meer;
  • ervan uit te gaan dat bij goed functioneren de stressreacties bij de jeugdige verdwenen zijn;
  • te straffen bij gedragsproblemen die voortkomen uit het meemaken van ingrijpende gebeurtenissen.

Meer verdiepende informatie over dit hoofdstuk? Bekijk de onderbouwing >

Conclusies
Ondersteuning aan ouders om hun kind te begeleiden bij ingrijpende gebeurtenissen
Reageer!