Richtlijn Traumagerelateerde problemen

3. Signaleren van traumagerelateerde problemen

Definitie van traumagerelateerde problemen

In deze richtlijn hanteren we de volgende definitie van traumagerelateerde problemen:

‘problemen op het gebied van gedrag, emoties, cognities, ontwikkeling en lichamelijke klachten die voortkomen uit (een) onverwerkte ingrijpende gebeurtenis(sen)’.

In paragraaf 2.3 is beschreven welke reacties op een ingrijpende gebeurtenis bij jeugdigen zorgwekkend zijn en hoe deze zich in verschillende leeftijdsfasen kunnen voordoen. Afhankelijk van het type ingrijpende gebeurtenis en de ernst van de stressreacties, kunnen stressreacties leiden tot ernstige problemen. Deze traumagerelateerde problemen kunnen verschillende uitingsvormen hebben op meerdere gebieden.

Soms zijn traumagerelateerde problemen te herkennen als een stoornis, zoals beschreven in de DSM-5 (American Psychiatric Association, 2013). Het kan dan gaan om de volgende trauma- en stressorgerelateerde stoornissen: de acute stress-stoornis (zie ook paragraaf 2.3), de posttraumatische stress-stoornis (zie ook paragraaf 2.3), de reactieve hechtingsstoornis, de ontremd-sociaalcontactstoornis en de aanpassingsstoornis.

Maar traumagerelateerde problemen spelen nog vaker een rol bij ándere psychische problemen of comorbide stoornissen (Kilpatrick et al., 2003; Maercker, Brewin, Bryant, Cloitre, Ommeren et al., 2013; Maercker, Brewin, Bryant, Cloitre, Reed et al., 2013). Denk aan dissociatieve stoornissen, persisterende complexe rouwstoornissen, angststoornissen, stemmingsstoornissen, gedragsstoornissen, persoonlijkheidsstoornissen, eetstoornissen, somatisch onverklaarde lichamelijke klachten, verslavingsstoornissen, dwangstoornissen en een verstandelijke beperking. Ook zonder (exact) te voldoen aan de criteria voor een stoornis volgens de DSM-5 kunnen zich traumagerelateerde problemen in mildere vormen voordoen bij jeugdigen die een ingrijpende gebeurtenis hebben meegemaakt.

Binnen de jeugdhulp en jeugdbescherming wordt vaak gewerkt met het Classificatiesysteem voor de Aard van Problematiek van Jeugd (CAP-J), die verschillende opvoed- en opgroeiproblemen van jeugdigen indeelt in vijf clusters van problemen, de zogenaamde assen (psychosociaal functioneren van de jeugdige, lichamelijke gezondheid, vaardigheden en cognitieve ontwikkeling, gezin en opvoeding, jeugdige en omgeving). Het systeem biedt een methode om de problematiek te verkennen, vast te stellen en te ordenen, en om de kern van de problematiek eruit te halen. Klachten als het herbeleven van een gebeurtenis, opwinding of vermijding worden bijvoorbeeld gezien als passend bij problemen in de verwerking van ingrijpende gebeurtenissen (A104), dat een onderdeel vormt van de groep emotionele problemen (A100) op As A, de as van het psychosociaal functioneren van jeugdigen (NJi, 2016).

Specifiek voor ingrijpende gebeurtenissen die herhaald of langdurig plaatsvinden binnen de context van een relatie (meervoudige interpersoonlijke traumatisering), is dat deze een zeer breed scala aan problemen kunnen veroorzaken. Dit geldt ook voor enkelvoudige en meervoudige niet-interpersoonlijke gebeurtenissen, maar in mindere mate. Deze problemen uiten zich op het gebied van de geestelijke en lichamelijke gezondheid, zowel op de kinderleeftijd als op volwassen leeftijd (Felitti et al., 1998; Minton et al., 2006; Teicher et al., 2016). Bij interpersoonlijke traumatisering kunnen naast trauma- en stressorgerelateerde problemen meer comorbide problemen worden vastgesteld, zoals problemen met emotieregulatie, een negatief zelfbeeld en interpersoonlijke problemen. Wanneer andere psychische problemen op de voorgrond staan, kan dat het vaststellen van de traumagerelateerde problemen compliceren. Vaak worden dan de diagnostiek en behandeling gericht op deze comorbide klachten voordat men overgaat op traumabehandeling, met als doel eerst een zekere mate van stabiliteit bij de jeugdige te krijgen voordat de traumabehandeling plaatsvindt. Uit onderzoek blijkt echter niet dat dit een logische volgorde is: de instabiliteit komt juist voort vanuit een onbehandeld trauma. Daarom wordt aanbevolen, conform de richtlijn voor behandeling van PTSS, om ook in geval van interpersoonlijke traumatisering, net als bij enkelvoudige en niet-interpersoonlijke traumatisering, direct met evidence-based trauma-interventies te starten (Bicanic, de Roos et al., 2015; Van Minnen et al., 2012).

Meer informatie over dit hoofdstuk? Bekijk de onderbouwing >

Risicofactoren voor het ontwikkelen van traumagerelateerde problemen
Inleiding
Reageer!