Als je het als jeugdprofessional nodig vindt om door te verwijzen, bespreek dit dan met de jeugdige, zijn ouders en je collega’s. Het is belangrijk om jeugdige en ouders goed te informeren over de verwijsmogelijkheden en goed te luisteren naar hun ideeën, verwachtingen en wensen. Deze zijn leidend in het hele proces. Sluit in je taalgebruik aan bij de leeftijd en het niveau van de jeugdige en de ouders. Een voorbeeldtekst voor een jong kind: “Als je nare dingen meemaakt, kun je daar last van hebben. Dat is niet fijn. Het is niet jouw schuld. Therapie kan je helpen om je weer beter te voelen. De huisarts kan jou bijvoorbeeld verwijzen naar therapie.” Samen kun je uitzoeken welke instelling en/of therapie de voorkeur heeft, bijvoorbeeld op basis van de locatie, de wachttijd of het specialisme.
Om door te verwijzen is het niet nodig om te wachten tot de situatie van de jeugdige stabiel is (zie ook paragraaf 3.1). Hoewel een stabiele situatie wenselijk is, duurt wachten in sommige gevallen te lang of is het onhaalbaar een stabiele situatie te bereiken (Bicanic, de Roos et al., 2015). Datzelfde geldt voor veiligheid: bij voorkeur moet de situatie waarin de jeugdige zich bevindt voldoende veilig zijn (zie ook de Richtlijn Kindermishandeling voor jeugdhulp en jeugdbescherming) maar soms is dat niet haalbaar, en dan is het van groot belang snel te verwijzen en een traumagerichte behandeling te starten. PTSS-symptomen hangen samen met een verhoogde kans op revictimisatie (opnieuw slachtoffer worden), wat weer leidt tot meer PTSS-klachten, en door behandeling kan de cirkel beter doorbroken worden. Aangetoond is dat richtlijnbehandelingen voor PTSS veilig en effectief uitgevoerd kunnen worden, óók als de jeugdige zich in een onveilige situatie bevindt (Cohen, Bukstein et al., 2010; Zaghrout-Hodali et al., 2008).
Kortom: het ontbreken van stabiliteit (bijvoorbeeld door de ernst van de problemen, de afwezigheid van een veilige figuur, of door onveiligheid) en de aanwezigheid van comorbiditeit (bijvoorbeeld van emotieregulatieproblemen) vormen geen reden om een jeugdige een behandeling te onthouden. De jeugdprofessional heeft juist een inspanningsplicht om al het mogelijke te doen om zoveel mogelijk veiligheid en stabiliteit te bereiken.
Voldoende motivatie bij jeugdige en ouders is van belang om te kunnen doorverwijzen. Jeugdigen hebben vaak goede redenen om niet over een gebeurtenis te kunnen of willen praten, bijvoorbeeld door ingewikkelde gevoelens van loyaliteit of (on)veiligheid. Soms zijn jeugdigen ook bang dat ze bepaalde gevoelens niet aankunnen en bang om te ‘ontregelen’, wat vervelende gevolgen kan hebben (bijvoorbeeld een schoolwisseling of een uithuisplaatsing). Het is dan van belang om de belemmeringen in kaart te brengen en vervolgens te zorgen voor goede en transparante uitleg, bijvoorbeeld door de voor- en nadelen van een verwijzing te bespreken. Of door uit te leggen dat angst voor behandeling ook aandacht krijgt in de behandeling en dat gestart kan worden met kennismaken en uitleg van de behandeling (zie paragraaf 2.4: psycho-educatie voor concrete handvatten). Ook is commitment van jeugdige en ouders nodig om de verwijzing in gang te zetten. Als jeugdige en/of ouders geen toestemming geven, kan de jeugdprofessional eerst proberen deze alsnog te verkrijgen (zie hoofdstuk 2 en 3). Voor jeugdprofessionals is het handig om te weten hoe om te gaan met weerstand van de ouders en jeugdige, bijvoorbeeld door motiverende gespreksvoering (NJi, 2013). Als het niet lukt om toestemming te krijgen, maak dan de afweging of de aangeboden hulp in een vrijwillig kader kan worden afgewezen, of dat je een melding moet doen bij Veilig Thuis, omwille van een gezonde ontwikkeling van de jeugdige (zie hiervoor de Richtlijn Kindermishandeling voor jeugdhulp en jeugdbescherming) en Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, 2013). In voorkomende gevallen kan vervangende toestemming van de rechtbank gevraagd worden door de gezaghebbende ouder of (gezins)voogd.
In de Jeugdwet (2014) is vastgesteld dat jeugdhulp toegankelijk is na verwijzing van een huisarts, jeugdarts, medisch specialist of gecertificeerde instelling. Hiernaast heeft de gemeente beleidsvrijheid om ook andere professionals de bevoegdheid te geven om een jeugdige te verwijzen naar de jeugd-GGZ. De jeugdprofessional met deze bevoegdheid kan dus ook zelf verwijzen naar passende hulpverlening. Zo kan een gemeente beslissen om bijvoorbeeld een psycholoog uit een sociaal wijkteam of een schoolmaatschappelijk werker, wijkgeneralist of algemeen maatschappelijk werker ook deze bevoegdheid toe te kennen. Binnen de zorgverzekeringswet, dus als de jeugdige ouder dan achttien is en onder de volwassenzorg valt, geldt dat uitsluitend artsen mogen verwijzen.
Het heeft de voorkeur om te verwijzen naar een jeugdprofessional die een erkende opleiding en ervaring heeft op het gebied van diagnostiek en (bij voorkeur meerdere vormen van) effectieve traumabehandeling. De behandelaar maakt een afspraak met de jeugdige en de ouders, en zal diagnostisch onderzoek doen naar het huidige functioneren van de jeugdige en de invloed van zijn persoonskenmerken, omgevingsfactoren en meegemaakte ingrijpende gebeurtenissen op het ontstaan en ontwikkelen van aanwezige klachten. Ook zal de behandelaar de noodzaak tot behandeling beoordelen en overwegen welke behandelvorm het beste aansluit volgens de (inter)nationale richtlijnen (National Institute for Health and Care Excellence (NICE), 2018; Van Balkom et al., 2013), in overleg met de jeugdige.
Psychotrauma- en stressorgerelateerde stoornissen gaan vaak samen met een depressie, angststoornissen, gehechtheidsproblemen, dissociatieve stoornissen, eetstoornissen en gedragsproblemen. Daarom is bij (een vermoeden van) comorbiditeit uitgebreide specialistische diagnostiek nodig door gespecialiseerde zorgverleners. Deze bestaat uit diagnostiek van traumagerelateerde stoornissen bij jeugdigen, diagnostiek van comorbiditeit, diagnostiek bij ouders (psychische problemen en ouderschap) en systemische diagnostiek van onder andere de veiligheid en patronen binnen een gezin.
Om de overdracht van jeugdigen tussen zorgverleners te bevorderen, is de aanbeveling dat de jeugdprofessional:
Veel instellingen voor generalistische basis jeugd-GGZ en specialistische jeugd-GGZ bieden effectieve traumabehandelingen. Traumabehandelingen worden gegeven door (kinder- en jeugd)psychologen NIP, orthopedagogen (generalist), GZ- en klinisch psychologen en kinder- en jeugdpsychiaters die een training voor de specifieke traumabehandeling hebben afgerond. Hieronder staan enkele registers die je als jeugdprofessional kunt raadplegen om goed opgeleide behandelaars te vinden:
Ook kun je bij instellingen en behandelaren navragen of ze ervaring hebben met het bieden van effectieve traumabehandeling aan een specifieke doelgroep, zoals bijvoorbeeld slachtoffers van seksueel geweld, vluchtelingen, en jeugdigen en volwassenen met een verstandelijke beperking.
Meer verdiepende informatie over dit hoofdstuk? Bekijk de onderbouwing >