Richtlijn Traumagerelateerde problemen

4. Toeleiden naar passende (trauma)zorg

Doorverwijzen voor diagnostiek van traumagerelateerde problemen

Als je het als jeugdprofessional nodig vindt om door te verwijzen, bespreek dit dan met de jeugdige, zijn ouders en je collega’s. Het is belangrijk om jeugdige en ouders goed te informeren over de verwijsmogelijkheden en goed te luisteren naar hun ideeën, verwachtingen en wensen. Deze zijn leidend in het hele proces. Sluit in je taalgebruik aan bij de leeftijd en het niveau van de jeugdige en de ouders. Een voorbeeldtekst voor een jong kind: “Als je nare dingen meemaakt, kun je daar last van hebben. Dat is niet fijn. Het is niet jouw schuld. Therapie kan je helpen om je weer beter te voelen. De huisarts kan jou bijvoorbeeld verwijzen naar therapie.” Samen kun je uitzoeken welke instelling en/of therapie de voorkeur heeft, bijvoorbeeld op basis van de locatie, de wachttijd of het specialisme.

Voorwaarden

Om door te verwijzen is het niet nodig om te wachten tot de situatie van de jeugdige stabiel is (zie ook paragraaf 3.1). Hoewel een stabiele situatie wenselijk is, duurt wachten in sommige gevallen te lang of is het onhaalbaar een stabiele situatie te bereiken (Bicanic, de Roos et al., 2015). Datzelfde geldt voor veiligheid: bij voorkeur moet de situatie waarin de jeugdige zich bevindt voldoende veilig zijn (zie ook de Richtlijn Kindermishandeling voor jeugdhulp en jeugdbescherming) maar soms is dat niet haalbaar, en dan is het van groot belang snel te verwijzen en een traumagerichte behandeling te starten. PTSS-symptomen hangen samen met een verhoogde kans op revictimisatie (opnieuw slachtoffer worden), wat weer leidt tot meer PTSS-klachten, en door behandeling kan de cirkel beter doorbroken worden. Aangetoond is dat richtlijnbehandelingen voor PTSS veilig en effectief uitgevoerd kunnen worden, óók als de jeugdige zich in een onveilige situatie bevindt (Cohen, Bukstein et al., 2010; Zaghrout-Hodali et al., 2008).

Kortom: het ontbreken van stabiliteit (bijvoorbeeld door de ernst van de problemen, de afwezigheid van een veilige figuur, of door onveiligheid) en de aanwezigheid van comorbiditeit (bijvoorbeeld van emotieregulatieproblemen) vormen geen reden om een jeugdige een behandeling te onthouden. De jeugdprofessional heeft juist een inspanningsplicht om al het mogelijke te doen om zoveel mogelijk veiligheid en stabiliteit te bereiken.

Motivatie en commitment

Voldoende motivatie bij jeugdige en ouders is van belang om te kunnen doorverwijzen. Jeugdigen hebben vaak goede redenen om niet over een gebeurtenis te kunnen of willen praten, bijvoorbeeld door ingewikkelde gevoelens van loyaliteit of (on)veiligheid. Soms zijn jeugdigen ook bang dat ze bepaalde gevoelens niet aankunnen en bang om te ‘ontregelen’, wat vervelende gevolgen kan hebben (bijvoorbeeld een schoolwisseling of een uithuisplaatsing). Het is dan van belang om de belemmeringen in kaart te brengen en vervolgens te zorgen voor goede en transparante uitleg, bijvoorbeeld door de voor- en nadelen van een verwijzing te bespreken. Of door uit te leggen dat angst voor behandeling ook aandacht krijgt in de behandeling en dat gestart kan worden met kennismaken en uitleg van de behandeling (zie paragraaf 2.4: psycho-educatie voor concrete handvatten). Ook is commitment van jeugdige en ouders nodig om de verwijzing in gang te zetten. Als jeugdige en/of ouders geen toestemming geven, kan de jeugdprofessional eerst proberen deze alsnog te verkrijgen (zie hoofdstuk 2 en 3). Voor jeugdprofessionals is het handig om te weten hoe om te gaan met weerstand van de ouders en jeugdige, bijvoorbeeld door motiverende gespreksvoering (NJi, 2013). Als het niet lukt om toestemming te krijgen, maak dan de afweging of de aangeboden hulp in een vrijwillig kader kan worden afgewezen, of dat je een melding moet doen bij Veilig Thuis, omwille van een gezonde ontwikkeling van de jeugdige (zie hiervoor de Richtlijn Kindermishandeling voor jeugdhulp en jeugdbescherming) en Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, 2013). In voorkomende gevallen kan vervangende toestemming van de rechtbank gevraagd worden door de gezaghebbende ouder of (gezins)voogd.

In de Jeugdwet (2014) is vastgesteld dat jeugdhulp toegankelijk is na verwijzing van een huisarts, jeugdarts, medisch specialist of gecertificeerde instelling. Hiernaast heeft de gemeente beleidsvrijheid om ook andere professionals de bevoegdheid te geven om een jeugdige te verwijzen naar de jeugd-GGZ. De jeugdprofessional met deze bevoegdheid kan dus ook zelf verwijzen naar passende hulpverlening. Zo kan een gemeente beslissen om bijvoorbeeld een psycholoog uit een sociaal wijkteam of een schoolmaatschappelijk werker, wijkgeneralist of algemeen maatschappelijk werker ook deze bevoegdheid toe te kennen. Binnen de zorgverzekeringswet, dus als de jeugdige ouder dan achttien is en onder de volwassenzorg valt, geldt dat uitsluitend artsen mogen verwijzen.

Het heeft de voorkeur om te verwijzen naar een jeugdprofessional die een erkende opleiding en ervaring heeft op het gebied van diagnostiek en (bij voorkeur meerdere vormen van) effectieve traumabehandeling. De behandelaar maakt een afspraak met de jeugdige en de ouders, en zal diagnostisch onderzoek doen naar het huidige functioneren van de jeugdige en de invloed van zijn persoonskenmerken, omgevingsfactoren en meegemaakte ingrijpende gebeurtenissen op het ontstaan en ontwikkelen van aanwezige klachten. Ook zal de behandelaar de noodzaak tot behandeling beoordelen en overwegen welke behandelvorm het beste aansluit volgens de (inter)nationale richtlijnen (National Institute for Health and Care Excellence (NICE), 2018; Van Balkom et al., 2013), in overleg met de jeugdige.

Psychotrauma- en stressorgerelateerde stoornissen gaan vaak samen met een depressie, angststoornissen, gehechtheidsproblemen, dissociatieve stoornissen, eetstoornissen en gedragsproblemen. Daarom is bij (een vermoeden van) comorbiditeit uitgebreide specialistische diagnostiek nodig door gespecialiseerde zorgverleners. Deze bestaat uit diagnostiek van traumagerelateerde stoornissen bij jeugdigen, diagnostiek van comorbiditeit, diagnostiek bij ouders (psychische problemen en ouderschap) en systemische diagnostiek van onder andere de veiligheid en patronen binnen een gezin.

Samenwerking bij verwijzing

Om de overdracht van jeugdigen tussen zorgverleners te bevorderen, is de aanbeveling dat de jeugdprofessional:

  • jeugdige en ouders ondersteunt om naar vermogen eigen regie te blijven houden over de hulpverlening en daarbij gebruik te maken van de eigen kracht van de jeugdige, de ouders en het sociale netwerk;
  • met jeugdige en ouders tot een gezamenlijk besluit tot verwijzing komt, en daarbij toestemming van hen krijgt om diagnostiek en behandeling uit te laten voeren door een andere zorgverlener;
  • de jeugdige en de ouders informatie geeft over de reden en het doel van de verwijzing, de jeugdprofessional naar wie wordt verwezen en de setting die jeugdige en ouders kunnen verwachten;
  • zorgt voor een goede overdracht van informatie tussen alle betrokken jeugdprofessionals;
  • de jeugdige en de ouders betrekt bij de bespreking waarin de overdracht plaatsvindt (‘warme overdracht’);
  • ingaat op zorgen en vragen van de jeugdige en/of de ouders ten aanzien van veranderingen en de ontmoeting met een nieuwe jeugdprofessional (National Institute for Health and Care Excellence, 2018);
  • bij een samenwerking tussen de jeugdprofessional en de generalistische basis jeugd-GGZ, (hoog)specialistische jeugd-GGZ, ervoor zorgt dat het voor jeugdige en ouders duidelijk is welke jeugdprofessionals bij hen betrokken zijn. Ook moeten er heldere afspraken worden gemaakt over wie voor hen het aanspreekpunt is bij vragen, wie het overzicht houdt over de inhoud en de voortgang van de behandeling (inhoudelijke regie) en wie het overzicht houdt over het behandelproces en de veiligheid van de jeugdige (coördineren van de zorg). De afspraken hierover dienen schriftelijk te worden vastgelegd, in samenspraak met de betrokkenen. De gemeente is (mede)verantwoordelijk voor het voeren van de regie en de afstemming met alle betrokken jeugdprofessionals (National Institute for Health and Care Excellence, 2018).

Traumabehandelaren

Veel instellingen voor generalistische basis jeugd-GGZ en specialistische jeugd-GGZ bieden effectieve traumabehandelingen. Traumabehandelingen worden gegeven door (kinder- en jeugd)psychologen NIP, orthopedagogen (generalist), GZ- en klinisch psychologen en kinder- en jeugdpsychiaters die een training voor de specifieke traumabehandeling hebben afgerond. Hieronder staan enkele registers die je als jeugdprofessional kunt raadplegen om goed opgeleide behandelaars te vinden:

  • NtVP-register.
    In het register van de Nederlandstalige Vereniging voor Psychotrauma (NtVP) staan behandelaren die als psychotraumatherapeut NtVP zijn gecertificeerd;
  • EMDR-register.
    EMDR is een effectieve en veel gebruikte traumabehandeling. Op de website van de Vereniging EMDR Nederland staat een overzicht van therapeuten die voldoen aan de kwaliteitscriteria van de Vereniging EMDR Nederland (VEN). Zij zijn erkend opgeleid, volgen nascholing en zijn ervaren in het toepassen van EMDR;
  • VCGt-register.
    Traumagerichte cognitieve gedragstherapie is ook een effectieve en veelgebruikte behandelmethode. Op de site van de Vereniging voor Cognitieve Gedragstherapie staan therapeuten met een VGCt-registratie.

Ook kun je bij instellingen en behandelaren navragen of ze ervaring hebben met het bieden van effectieve traumabehandeling aan een specifieke doelgroep, zoals bijvoorbeeld slachtoffers van seksueel geweld, vluchtelingen, en jeugdigen en volwassenen met een verstandelijke beperking.

Algemene opmerkingen

  • De kosten voor diagnostiek en behandeling van jeugdigen onder de achttien jaar worden sinds 1 januari 2015 door de gemeente betaald. Hoe de financiering precies is geregeld verschilt per gemeente.
  • Bij kinderen onder de twaalf jaar moeten alle gezagdragers (ouders/(gezins)voogd/verzorgers) toestemming geven voor diagnostiek en behandeling, omdat de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) van toepassing is. Bij jongeren van twaalf tot zestien jaar geven de gezagdragers én de jeugdige zelf toestemming. Jongeren van zestien tot achttien jaar kunnen formeel zelfstandig beslissen.
  • Jeugdhulpverleners hebben beroepsgeheim. Voor kinderen jonger dan twaalf jaar geldt dat de ouders bepalen wie de medische informatie mag inzien. Jeugdigen van twaalf tot zestien jaar kunnen samen met ouders alle informatie inzien en beslissen wie verder toegang krijgen tot deze informatie. Jeugdigen van zestien tot achttien jaar mogen zelf beslissen of de ouders en anderen de informatie mogen inzien.

Meer verdiepende informatie over dit hoofdstuk? Bekijk de onderbouwing >

Inschakelen van gespecialiseerde behandeling
Inleiding
Reageer!