De eigen normen van de jeugdprofessional met betrekking tot middelengebruik horen regelmatig onderwerp van gesprek binnen het team te zijn. Elke jeugdprofessional dient zich bewust te zijn van diens mening over middelengebruik, en van diens eigen gebruik en/of -misbruik van verslavende middelen (waaronder alcohol en tabak). Als je als hulpverlener zelf vanaf twaalfjarige leeftijd rookt, reageer je mogelijk milder op rokende cliënten dan een niet-rokende medewerker. Hetzelfde geldt voor bepaalde culturele of religieuze opvattingen. Binnen sommige geloofsovertuigingen is het gebruik van alcohol geaccepteerd, waar dat in andere niet zo is. Dit kan ook weer van invloed zijn op de manier waarop naar ander middelengebruik wordt gekeken (bijv. alcohol is haram voor de islam, maar iets dergelijks is niet aan de orde voor een middel als lachgas). Het is belangrijk dat de teamleden hierover in gesprek gaan met elkaar.
Wanneer je als professional middelengebruik bespreekbaar wilt maken en jongeren wilt motiveren te minderen of stoppen met hun gebruik, hoor je zelf het goede voorbeeld te geven. Dit betekent bijvoorbeeld: niet roken in de nabijheid van de jongeren. Bedenk alternatieven voor samen roken als dat doorgaans een moment is om (informele) gesprekken te voeren. Ga bijvoorbeeld samen wandelen, koken of sporten.