Middelengebruik

4. Screening en diagnostiek

Screenen op middelengebruik

Zoals eerder beschreven is de afname van een screeningsinstrument een eerste stap in het bepalen of een jongere middelen gebruikt en zo ja, in welke mate dat gebruik problemen oplevert. Een screeningsinstrument neemt niet de plaats van een gesprek in. Een open gesprek met de jongere (en het systeem) blijft altijd nodig. Een screeningsinstrument of de vragen uit het instrument kunnen tijdens gesprekken gebruikt worden, zeker als de jeugdprofessional niet erg ervaren is op dit gebied.

Wanneer is screenen aan de orde?

Hoe eerder een jongere start met middelengebruik, hoe schadelijker, en hoe sterker het allerlei gedragsproblemen en de ontwikkeling van problematisch middelengebruik voorspelt. Dat geldt ook voor tabak.

Bij kinderen tot en met twaalf jaar wordt daarom elk gebruik van alcohol, tabak of andere drugs als een aanleiding voor het bespreken van en screenen op middelengebruik beschouwd. Maar ook voor jongeren in de vroege adolescentiefase kan (ook incidenteel) gebruik van een middel negatieve gevolgen hebben voor de ontwikkeling en mogelijk een indicatie zijn van probleemgedrag.

Bij jongeren van twaalf tot en met vijftien jaar is roken een risicofactor en dient de jeugdprofessional te bespreken of er sprake is van ander middelengebruik of andere problemen. Dat moet in de brede zin, maar is nog belangrijker wanneer jeugdhulp/jeugdbescherming betrokken is. Dit vanwege de opeenstapeling van risicofactoren bij deze doelgroep. Daarbij is motiverende gespreksvoering (zie hoofdstuk 5) een basiscompetentie voor jeugdprofessionals.

Screeningsinstrumenten

Er is een groot aantal screeningsinstrumenten beschikbaar. Geen enkel instrument is echter duidelijk als voorkeursinstrument uit onderzoek naar voren gekomen. Daarom volgen we in deze richtlijn het advies van de richtlijn ADHD en middelengebruik bij adolescenten, de Multidisciplinaire Richtlijn Drugs (niet-opioïden) en de Multidisciplinaire Richtlijn Alcohol (herziening 2022/2023) wat betreft screeningsinstrumenten voor adolescenten. Voor screeningsinstrumenten gericht op een specifiek middel verwijzen we naar de betreffende richtlijnen.

De genoemde richtlijnen adviseren de onderstaande screeningsinstrumenten. De keuze voor een specifiek screeningsinstrument is afhankelijk van de beschikbare tijd en het gewenste niveau van detail van de informatie.

Screeninginstrumenten kunnen ook in aanvulling op elkaar gebruikt worden. De SMA en de CRAFFT worden bijvoorbeeld samen aanbevolen.

CAGE Questions Adapted to Include Drugs (Cage-AID)
Overwegingen: Geen informatie over specifieke middelen; korte afnameduur.

Beginletters vragen vormen samen CRAFFT (CRAFFT)
Overwegingen: Informatie over motieven, omstandigheden en gevolgen van het middelengebruik; geen informatie over specifieke middelen; korte afnameduur.

Screeningslijst Middelengebruik bij Adolescenten (SMA)
Overwegingen: Informatie over frequentie en hoeveelheden; langere afnameduur.

De Risk Evaluation of Alcohol and Drug use in Youth (READY)
Overwegingen: Gebaseerd op de SMA; kortere afnameduur; drempelwaarden zijn nog niet zijn gevalideerd en moeten worden beschouwd als handvatten.

Substance use and misuse in Intellectual Disability – Questionnaire (SumID-Q)
Overwegingen: Informatie over kennis, attitude, omgevingsgebruik, eigen gebruik, gevolgen van gebruik en veranderingsbereidheid; lange afnameduur; training noodzakelijk.

CAGE-AID

De CAGE-Questions Adapted to Include Drugs komt voort uit de CAGE en omvat vragen over alcohol en drugs. Voordeel is dat er kan worden gescreend op het samengaan van alcohol en drugsgebruik. Doel is om te achterhalen of er een probleem zou kunnen zijn. De vragen zijn het meest effectief wanneer ze gebruikt worden als onderdeel van een meer algemene anamnese en mogen niet worden voorafgegaan door vragen hoeveel of hoe vaak de patiënt drinkt of drugs gebruikt.

CRAFFT

De naam ‘CRAFFT’ is een acroniem van Car, Alcohol, Relax, Alone, Forget, Family/Friends en Trouble – de onderwerpen van de zes vragen waaruit het Engelstalige instrument bestaat. De CRAFFT wordt in een mondeling gesprek afgenomen. Omdat de hulpverlener het vertrouwen van de jongere moet winnen, zijn de ouders niet bij dit gesprek aanwezig. Met de jongere wordt de vertrouwensrelatie besproken, en wordt afgesproken wat de jongere zelf aan ouders vertelt. De CRAFFT is speciaal ontwikkeld voor afname bij jongeren en informeert naar de motieven, omstandigheden en gevolgen van het alcohol- en drugsgebruik. De CRAFFT verzamelt geen informatie waarmee de aard en omvang van het feitelijke middelengebruik in kaart gebracht kan worden.

Zie ook tabel 2 op pagina 28 van de complete richtlijn.

SMA

De Screeningslijst Middelengebruik bij Adolescenten (SMA) stelt de omvang van het gebruik vast. In deze vragenlijst wordt met betrekking tot het alcoholgebruik geïnformeerd naar zowel de frequentie (in dagen) als de hoeveelheid gedronken alcohol (in standaardglazen). Voor tabak, cannabis en andere drugs bestaan geen betrouwbare maten voor de gebruikte hoeveelheid, dus bij deze middelen wordt alleen geïnformeerd naar de frequentie van het gebruik (in dagen). Om een indruk te verkrijgen van het middelengebruik over een recente – maar toch langere – periode wordt gevraagd naar het gebruik in de voorafgaande twee maanden. De SMA kan zowel door de jongere zelf ingevuld worden als tijdens een gesprek met de behandelaar worden afgenomen.

Zie ook tabel 3 op pagina 28 van de complete richtlijn.

De drempelwaarden (zie tabel 4 op pagina 29 van de complete richtlijn) zijn gebaseerd op de SMA. De SMA is doorontwikkeld naar een nieuw instrument, de Risk Evaluation for Alcohol and Drug use in Youth (READY). De READY is op aanvraag verkrijgbaar via de website www.jeugdverslavingszorg.nl van Verslavingskunde Nederland (VKN) en via de website van het Parnassia Addiction Research Centre (PARC).

De Risk Evaluation of Alcohol and Drug Use in Youth (READY) verschilt in de volgende opzichten van de SMA:

  • het middelengebruik wordt uitgevraagd voor de afgelopen 4 weken geteld in 0-28 dagen in plaats van 0-30 dagen;
  • de READY is korter dan de SMA en vraagt alleen naar het middelengebruik van de afgelopen 4 weken en niet meer naar het middelengebruik in de 4 weken daarvoor;
  • de READY kan worden afgenomen met een aanvullende screeningsvraag zodat jongeren die niks gebruiken niet alle vragen hoeven te beantwoorden;
  • de drempelwaarden van de SMA zijn ook van toepassing op de READY. Deze zijn echter nog niet gevalideerd en moeten worden beschouwd als handvatten. Het is van belang dat het gebruik van de SMA/READY altijd worden aangevuld door een gesprek met de jongere.

SumID-Q

Voor de screening van middelengebruik bij volwassenen en jongeren met een LVB is de SumID-Q ontwikkeld. In tegenstelling tot de andere screeningsinstrumenten zijn aan de afname van de SumID-Q kosten verbonden, voor de aanschaf van een handleiding, scoreformulieren en de benodigde materialen voor afname (plaatjes van middelen, pictokaarten, middelenoverzicht).

De SumID-Q bestaat uit een vragenlijst die in kaart brengt:

  • welke psychoactieve stoffen de jongere kent;
  • hoeveel diegene ervan weet, en wat diegene ervan vindt;
  • wat er in diens omgeving wordt gebruikt;
  • wat diegene eventueel zelf gebruikt;
  • wat de gevolgen van gebruik zijn;
  • hoe groot de motivatie tot veranderen

De vragenlijst is aangepast aan de mogelijkheden en beperkingen van volwassenen met een LVB, maar uit ervaringen van experts in de werkgroep blijkt dat de lijst ook voor jongeren of mensen met een iets lager of hoger intelligentieniveau geschikt is. Met de SumID-Q kan het gesprek over middelengebruik worden aangegaan. Het instrument is geschikt om af te nemen op indicatie, maar is ook bedoeld voor het screenen van alle jongeren die in zorg zijn.

Na afname van een screeningsinstrument

Na afname van een of meerdere screeningsinstrument(en) wordt nagegaan of het gebruik van de jongere op grond van de antwoorden als risicovol of problematisch kan worden beschouwd. Het kan voorkomen dat de uitkomst van een screeningsinstrument negatief is, maar de professional toch zorgen heeft over de jongere wat betreft middelengebruik of dat hier wel degelijk signalen voor zijn.

Om te bepalen of er sprake is van risicovol gebruik – dat wil zeggen gebruik waarvoor een interventie geïndiceerd is – moeten hulpverleners niet alleen de resultaten van de beschreven vragenlijsten meewegen, maar ook hun deskundig oordeel. Een instrument is namelijk nooit in staat met 100% zekerheid (dreigende) problemen met het gebruik van middelen aan te tonen. Het is belangrijk om deze professionele inschatting serieus te nemen. Denkt de jeugdprofessional dat er van risicovol gebruik sprake is, dan kan deze toch de vervolgstappen in gang zetten en het onderwerp blijven aankaarten.

Scoort een jongere op één of meerdere instrumenten boven één of meer drempelwaarden, dan moet een gedragswetenschapper, arts of psychiater met verslavingsdeskundigheid worden ingeschakeld. Dit kan ook een extern persoon zijn. Die kan de situatie verder beoordelen aan de hand van de DSM–criteria, waarbij de vaardigheden van de jongere, systeemaspecten en dergelijke worden meegewogen bij het stellen van een uiteindelijke verslavingsdiagnose (zie volgende paragraaf). Ook wordt in die gevallen spoedig nogmaals het middelengebruik besproken aan de hand van de SMA en CRAFFT.

Drempelwaarden

Op de vraag bij welke frequentie – het aantal dagen alcohol- en/of drugsgebruik – gesproken kan worden van risicovol of problematisch gebruik bestaan in de literatuur geen eenduidige antwoorden.

De hierbij te hanteren drempelwaarden zijn dan ook onvermijdelijk voornamelijk gebaseerd op common sense overwegingen. Het is enerzijds van belang om zo min mogelijk jongeren met risicovol middelengebruik in de screening te missen (hetgeen pleit voor relatief lage drempelwaarden ten aanzien van het gebruik). Anderzijds geldt dat een (eventuele) interventie gericht op het middelengebruik alleen relevant is – en ook door de jongere als zodanig kan worden ervaren – als er sprake is van voldoende substantieel gebruik (hetgeen pleit voor niet te lage drempelwaarden).

Analyse van het middelengebruik, aangrijpingspunten voor interventies
Signaleren en bespreekbaar maken
Reageer!