Het voorkómen of verminderen van middelengebruik onder jongeren is om verschillende redenen relevant. Vergeleken met andere bevolkingsgroepen zijn jongeren sneller geneigd tot risicogedrag (waaronder middelengebruik). Een van de belangrijkste verklaringen hiervoor is dat de ontwikkeling van de rationele hersengebieden achterloopt ten opzichte van de emotionele hersengebieden. Dit leidt ertoe dat jongeren meer emotionele keuzes maken, en vergeleken met volwassenen minder goed in staat zijn om gevolgen te overzien en hun gedrag te controleren. Daarbij komt dat jongeren hun middelengebruik vaak niet als een probleem zien en daardoor minder snel dan volwassenen geneigd zijn hiervoor hulp te zoeken. Verder gaat problematisch middelengebruik bij jongeren, evenals bij volwassenen, vaak samen met een breed scala aan psychische stoornissen. Externaliserende stoornissen, zoals aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD) en gedragsstoornissen, lijken daarbij vaker bij jongeren voor te komen. Veel klachten die ontstaan door middelengebruik kunnen door psychische problemen worden veroorzaakt en vice versa. Er is in die gevallen vaak een wisselwerking tussen de psychische problemen en het middelengebruik. Het gebruik van middelen kan bijvoorbeeld psychische problemen maskeren. Kennis van deze wisselwerking kan leiden tot beter en eerder signaleren van middelenproblematiek.
Jongeren lopen ook meer risico door middelengebruik doordat hun lichaam en hersenfuncties nog niet volgroeid zijn. Het gebruiken van middelen op jonge leeftijd kan op korte termijn leiden tot gedragsproblemen en/of concentratiestoornissen. Er zijn aanwijzingen dat alcoholgebruik op jonge leeftijd leidt tot een abnormale en versnelde afname van het volume van grijze stof in de hersenen, welke als functie heeft informatie te verwerken. Hoe de alcoholconsumptie van jongeren zich verhoudt tot cognitief functioneren en schoolprestaties is echter nog onduidelijk.
Het roken van sigaretten (evenals vapen) kent directe nadelige gezondheidsgevolgen, zoals een verhoogd risico op verschillende vormen van kanker, longaandoeningen en hart- en vaatziekten. Evenals alcohol heeft ook het roken van tabak op jonge leeftijd direct invloed op de hersenontwikkeling. Daarnaast blijkt uit verschillende studies dat roken als ‘opstap’ kan dienen voor ander middelengebruik (de zogenaamde gateway drug theory).
Van de verschillende middelen is het effect van cannabis het meest onderzocht. Hieruit blijkt dat ook cannabis acute effecten heeft op het cognitieve functioneren (geheugen, leervermogen, taalgebruik en het kunnen begrijpen en uitvoeren van complexe, dagelijkse handelingen). Meer informatie over de effecten en risico’s van verschillende middelen is op www.drugsinfo.nl te lezen.
In de laatste jaren zijn grote stappen gezet om de samenleving rookvrij te maken. Veel organisaties binnen de jeugdzorg/jeugdbescherming zijn rookvrij, wat betekent dat er op locatie niet gerookt mag worden. Dit geldt zowel voor de jongeren als de professionals werkzaam op die locaties. De handreiking Rookvrij opgroeien voor de JGZ gaat dieper in op het belang van rookvrij opgroeien en de risico’s van meeroken voor jongeren.
Ook op de lange termijn heeft middelengebruik negatieve gevolgen. Hoewel lichamelijke afhankelijkheid (in de zin van tolerantie en onthoudingsverschijnselen) ten gevolge van middelengebruik minder vaak bij jongeren lijkt op te treden dan bij volwassenen, kan deze wel op latere leeftijd ontstaan. Ook kan middelengebruik leiden tot het ontstaan van depressie, psychische stoornissen of andere gezondheidsschade.
Daarnaast heeft middelengebruik niet alleen negatieve gevolgen voor de gezondheid van de jongere die gebruikt. Er kan ook sprake zijn maatschappelijke of sociale schade door alcohol- en drugsgebruik. Denk hierbij aan schade zoals (geluids)overlast, vandalisme of agressie. Het kan mede daardoor leiden tot verstoring van sociale relaties.