Middelengebruik
De Richtlijn Middelengebruik gaat over kinderen en jongeren met risicovol middelengebruik. Middelengebruik is onderdeel van onze maatschappij. Alcohol en nicotine worden door volwassenen volop gebruikt. En ook cannabis is in Nederland voor volwassenen verkrijgbaar. Jongeren experimenteren met middelengebruik in hun groei naar volwassenheid. Enerzijds lijkt dit een geaccepteerd gegeven, anderzijds wordt steeds duidelijker dat middelengebruik op jonge leeftijd consequenties heeft voor risico’s op misbruik en afhankelijkheid van middelen, voor ontwikkeling van andere psychiatrische en persoonlijkheidsstoornissen en voor allerlei problemen op sociaal-maatschappelijk gebied. Het belang van heldere aanwijzingen voor jeugdprofessionals voor signalering van risicovol middelengebruik en voor begeleiding en behandeling van jongeren met risicovol middelengebruik is dan ook groot.
Stel middelengebruik bij iedere jongere structureel aan de orde. Vanaf het allereerste contact en gedurende het gehele begeleidings- of behandeltraject, inclusief nazorg. Besteed extra aandacht aan jongeren die in aanraking komen of zijn geweest met residentiële zorg. Het middelengebruik in deze settings kan bij deze jongeren leiden tot middelenmisbruik.
Screen op middelengebruik met de SMA, READY en/of de CRAFFT, en gebruik voor jongeren met een lichte verstandelijke beperking (LVB) de SumID-Q. Screen bij de start van het diagnostische proces, aan het begin van de begeleiding en behandeling, bij evaluatiemomenten en bij signalen van mogelijk middelengebruik. Met andere woorden: gebruik deze instrumenten structureel in de behandeling en begeleiding van jongeren.
Bij een positieve score op de SMA, READY, CRAFFT en/of de SumID-Q: inventariseer en analyseer de vaardigheden, omstandigheden, omgeving en motivatie rondom het middelengebruik. Gebruik hiervoor de Vragenlijst Analyse Middelengebruik. De antwoorden bieden verschillende aangrijpingspunten voor interventies.
Laat een verslavingsdeskundige de verslavingsdiagnostiek uitvoeren aan de hand van de DSM-5, voor elk middel afzonderlijk. Laat de vaardigheden van de jongere, de systeemaspecten en dergelijke meewegen bij de uiteindelijke diagnose.
Laat een LVB-deskundige de LVB-diagnostiek verrichten. Wees je bewust van de beperkingen in communicatie en tempo en zet aangepaste interventies in.
Zorg dat je de technieken van motiverende gespreksvoering beheerst en toepast.
Zorg ervoor dat behandelinterventies, naast motiverende gespreksvoering, één of meerdere van de volgende elementen bevatten:
Schakel de verslavingszorg in wanneer er sprake is van:
Rook niet in de buurt van jongeren of hun ouders. Wees je, los van de schadelijkheid van passief roken, bewust van de boodschap die je afgeeft wanneer je dit wel doet. Bedenk alternatieven voor samen roken als dat doorgaans een moment is om (informele) gesprekken te voeren. Ga bijvoorbeeld samen wandelen, koken of sporten.
Wees je bewust van je eigen visie op middelengebruik en hoe jij omgaat met verslavende middelen. Praat hierover binnen je eigen team.
Realiseer je in je contacten met jongeren (en in multidisciplinair overleg over jongeren) dat gedogen of negeren van middelengebruik geen optie is, maar het weigeren van verdere begeleiding of behandeling vanwege middelengebruik ook niet.
De herziening van de richtlijn Middelengebruik is afgerond en gepubliceerd. Maar wat is er eigenlijk allemaal veranderd in de richtlijn? We gingen in gesprek met Mieke Mutsters, orthopedagoog generalist bij Amarant en lid van de NVO. Mieke maakte deel uit van de herzieningswerkgroep en heeft meegewerkt aan de herziening van de richtlijn.
Naast het raadplegen van de richtlijn Middelengebruik is er een werkblad beschikbaar. Hiermee maak je zelf of samen met je team kennis met de richtlijn. Na het werken met het werkblad weet je in hoeverre je de richtlijn op dit moment al toepast en welke dingen nog aandacht vragen.