Middelengebruik

7. Organisatie: beleid, competenties en scholing

Maatregelen en beleid rond middelengebruik

In alle lagen van de organisatie (van directie tot en met ondersteunende diensten) moeten medewerkers zich bewust zijn van de noodzaak middelengebruik aan te pakken. Van belang is dan ook dat op alle niveaus van de organisaties een eenduidig beleid rondom middelengebruik gehanteerd wordt. Het begint bij het ontwikkelen van een visie op (problematisch) middelengebruik en verslaving. Hierbij worden alle medewerkers betrokken. Deze gezamenlijk gedragen visie op middelengebruik leidt tot een eenduidig beleid dat vastgelegd wordt in een protocol middelengebruik. Hierin kunnen onder andere afspraken opgenomen worden over (frequentie van) screening. Ook kan in het protocol de mogelijkheid voor aandacht op maat opgenomen worden. Elke jongere is uniek in diens vraag of behoefte en wat voor de ene jongere werkt, werkt misschien niet voor de andere. Daarnaast moet er in het protocol aandacht zijn voor de borging. Wees je bij het ontwikkelen van een gezamenlijke visie ervan bewust dat het gedogen of negeren van middelengebruik geen optie is, maar het weigeren van verdere begeleiding of behandeling vanwege middelengebruik ook niet.

Bovendien moet gekeken worden naar het gebruik van de medewerkers zelf. Organisaties kunnen een Alcohol-, Drugs- en Medicijn- (ADM)beleid opstellen. Hierin zijn afspraken opgenomen over het middelengebruik van medewerkers (bijvoorbeeld: bedenk alternatieven voor het roken, geen alcoholhoudende dranken op locatie), en eventuele consequenties wanneer men zich niet aan deze afspraken houdt. Evaluatie van het beleid rond middelengebruik dient periodiek te gebeuren.

Open & Alert

Open & Alert is een interventie gericht op het voorkomen en verminderen van problematisch middelengebruik bij jongeren en jongvolwassenen van twaalf tot vijfentwintig jaar in zorg- en welzijnsorganisaties. Het gaat hierbij om zogenaamde risicosettings waarvan bekend is dat jongeren er een verhoogd risico lopen op problematisch middelengebruik, zoals Justitiële Jeugdinrichtingen (JJi’s), de residentiële jeugdhulp, organisaties voor mensen met een lichte verstandelijke beperking (LVB) en het jongerenwerk.

Een vijfstappenplan moet zorgen voor de implementatie van beleid, deskundigheidsbevordering en structurele samenwerking met een instelling voor verslavingszorg. Zo kun je een open en alerte houding ten aanzien van middelengebruik realiseren bij het management en de professionals (pedagogisch medewerkers, begeleiders, gedragswetenschappers, therapeuten, jongerenwerkers) binnen deze risicosettings.

Maatregelen rondom middelengebruik

Om de setting middelenvrij te houden, kunnen verschillende maatregelen worden genomen. Op organisatieniveau moet worden bepaald welke maatregelen wel en niet genomen (mogen) worden (interventies, eventuele sancties). Hierbij kan wellicht ook de verslavingszorg geconsulteerd worden.

In het vorige hoofdstuk is aan de orde gekomen dat het belonen van goed gedrag (contingentie management) effectief is. Het minderen of stoppen van het middelengebruik is een proces van vallen en opstaan, waarin sterk moet worden ingezet op de (vaak sterk wisselende) motivatie van de jongere. Straffen werkt meestal contraproductief. Het stellen van heldere gedragsregels en handhaving hiervan op een consequente manier is belangrijk, maar de nadruk dient te liggen op het bespreekbaar maken van ongewenst gedrag en het vieren van de successen, en niet op sancties bij overtreding van de regels rondom middelengebruik. De jongere moet inzicht krijgen in diens gedrag, en in de reden(en) waarom het niet lukt om het gebruik te minderen of te stoppen.

Met bezettingsproblemen, snelle wisselingen van medewerkers en de inzet van flexwerkers kan het moeilijk zijn om je aan de maatregelen te houden. Het verdient daarom ook aanbeveling om samen te verkennen wat reëel en haalbaar beleid is.

De grenzen van de residentiële jeugdzorg: middelengebruik gedogen?

Gedogen of negeren van het gebruik is geen optie; het weigeren van verdere begeleiding of behandeling evenmin. Ontslag uit de jeugdhulporganisatie vanwege middelengebruik is onwenselijk: een reden (van vele) waarom de jongere zorg nodig heeft, wordt dan immers de reden voor ontslag. Voor het welzijn van de jongere is het een voorwaarde dat de jongere een veilige basis heeft. De kunst is een middenweg te vinden tussen verbieden, het bespreken van het gebruik en begrip tonen voor de jongere. Kortom: “Je mag niet blowen, maar je wordt niet gelijk op straat gezet als je een keer gebruikt.” Een gesprek moet altijd mogelijk zijn en het startpunt vormen van een traject waarin het motiveren van de jongere centraal staat. Dit traject is vaak een zaak van de lange adem. Verschillende partijen moeten hierbij samenwerken. Ook na het starten van een behandeling is veel geduld van alle betrokkenen nodig, omdat het proces van minderen of stoppen met alcohol- of drugsgebruik met vallen en opstaan verloopt. Bespreek met de verschillende partijen het voor- en natraject. Bijvoorbeeld: hoe sluit de jeugdhulp aan wanneer de middelenproblematiek is behandeld?

Sommige jongeren blijken door hun gebruik en het bijbehorende gedrag moeilijk te handhaven binnen een residentiële setting. Bepalend zijn de begeleidbaarheid of behandelbaarheid van de jongere en de gevolgen van het gedrag voor de groep. Jongeren blijken moeilijk te handhaven wanneer er – na herhaalde waarschuwingen, niet nagekomen afspraken en mislukte (behandel)interventies – sprake is van:

  • Harddruggebruik;
  • frequent drugsgebruik;
  • ontregeling van de groep;
  • ‘verslavingsgedrag’[1] vertonen (stelen, afpersen, chanteren);
  • dealen[2] binnen de groep/ instelling.

Jongeren bij wie deze problemen spelen dienen in een regionaal zorgoverleg te worden besproken waar alle betrokkenen en relevante partijen aan tafel zitten. Het idee hierachter is dat zo alle relevante expertise wordt samengebracht en alle betrokkenen gezamenlijk de verantwoordelijkheid dragen.

De ervaring leert dat het niet werkt om jongeren uit de gesloten jeugdzorg tijdelijk (op vrijwillige basis) op te nemen in een jeugdverslavingskliniek. De kaders zijn hier veel vrijer waardoor de jongere vaak alleen maar bezig is de grenzen op te zoeken. Om die reden is de module ‘jeugdverslavingshulp op locatie’ ontwikkeld. Hierbij biedt de jeugdverslavingsbehandeling behandeling op locatie aan. Zodoende blijven de jongeren in de passende setting, maar wel met specialistische kennis en behandeling van de verslaving. Vanuit de module wordt eerst motiverende gespreksvoering aangeboden (maximaal tien gesprekken). Indien de jongere daarna voldoende gemotiveerd is voor vervolgbehandeling (CGT middelen), krijgt hij dit aansluitend aangeboden. Op deze manier worden eventuele wachtlijsten vermeden.

[1] Gedrag dat te maken heeft met de afhankelijkheid van drugs, waaronder het bemachtigen (‘scoren’) van drugs.

[2] Voor professionals en ouders die te maken krijgen met jongeren die dealen is de website www.dealenmetdrugs.nl ontwikkeld. Op deze website staat meer informatie en handvatten over hoe zij hier als professional of ouder mee om kunnen gaan.

Integraal aanbod
Waarden en normen van de professional
Reageer!