In de literatuur wordt een aantal algemene basisvoorwaarden genoemd die van belang zijn voor een goede ontwikkeling van een jeugdige.
De Staatscommissie Herijking Ouderschap (2016) heeft zeven kernen van goed ouderschap geformuleerd die deels overlappen met deze basisvoorwaarden:
Onderzoek heeft tot op heden nog nauwelijks aangetoond dat de frequentie van het contact tussen jeugdigen en ‘uitwonende’ ouders na een scheiding samenhangt met het functioneren van jeugdigen.
Er is wel veel onderzoek dat het belang van een goede relatiekwaliteit met beide ouders en de complementaire rollen van twee ouders aantoont, en contact is een voorwaarde voor het hebben van een relatie. Recent onderzoek naar co-oudergezinnen na een scheiding laat verder zien dat de aanwezigheid van een goede omgangsregeling, waarbij er regelmatig contact tussen de jeugdige en zijn beide ouders is,
samenhangt met een beter functioneren van jeugdigen op korte en ook langere termijn. Co-oudergezinnen vormen echter een redelijk selecte groep, waarbij de ouders meestal harmonieus met elkaar omgaan. Bevindingen zijn niet eenduidig over de rol die ouderlijke conflicten spelen in co-oudergezinnen.
Als er veel ouderlijke conflicten zijn is het belangrijk om altijd per individu te beslissen over de zorgregelingen. Bij het bepalen van een zorgregeling dienen het belang van de jeugdige en zijn wensen en behoeften voorop te staan. Ook dient rekening te worden houden met de volgende factoren: de ontwikkelingsfase en mogelijkheden van de jeugdige, de mening van de jeugdige, het gezinssysteem van vóór de scheiding, de kwaliteit van de opvoedstijl van elke ouder, en de kwaliteit van de band met de ouders zoals die vóór de scheiding is opgebouwd. Bij complexe scheidingen is de kwaliteit van de opvoeding een beschermende factor.
Wanneer er veel conflicten tussen ouders zijn, maar de kwaliteit van de opvoedstijl van beide ouders (aantoonbaar) goed is, zouden meer manieren moeten worden overwogen om de overgangsmomenten tussen beide ouders te verbeteren en conflicten te verminderen, in plaats van gedeeld ouderschap in deze gevallen terzijde te schuiven.
Tot voor kort werd bij adviezen voor het opstellen van zorg- en omgangsregelingen rekening gehouden met de leeftijd van de jeugdige. Bij jonge kinderen gaat het dan vaak om de vraag of overnachtingen bij de andere ouder wenselijk zijn. In geval van ernstige ouderlijke conflicten wordt regelmatig geadviseerd het kind niet bloot te stellen aan te veel veranderingen. Ook een scheiding op jonge leeftijd is voor kinderen een ingrijpende verlieservaring en jonge kinderen hebben baat bij rust en voorspelbaarheid, waarbij veel wisselingen niet bevorderend zijn. Met name bij jonge kinderen werd daarom lange tijd gedacht dat in elk geval de hechting met de primaire verzorger veiliggesteld moest worden. Dit omdat kwaliteit van de hechting belangrijke korte- en langetermijngevolgen voor de ontwikkeling
van jeugdigen heeft. Daarbij nam men aan dat overnachtingen bij de andere (secundaire) ouder verstorend konden zijn voor de hechtingsrelatie met de primaire verzorger. Met deze veronderstelling als leidraad werd geadviseerd om baby’s weliswaar regelmatig, maar nooit lang, te laten verblijven bij de andere ouder, dit bij peuters iets op te bouwen, en pas vanaf vijf jaar langzaam te starten met overnachtingen bij de andere ouder. Afgeraden werd om baby’s en peuters voor langere tijd weg te houden bij de ‘inwonende’ ouder (meestal de moeder).
Uit onderzoek blijkt echter dat kinderen ook op zeer jonge leeftijd (d.w.z. jonger dan een jaar) al goed kunnen opgroeien in twee huizen na een scheiding en dat dit hen in staat stelt een goede band met beide ouders op te bouwen, met positieve gevolgen voor hun ontwikkeling. Hoe meer tijd vaders met hun kind doorbrengen, en hoe groter hun betrokkenheid en hoe steviger de hechtingsrelatie, hoe tevredener dat kind (later) is met zijn leven en hoe beter het op meerdere gebieden functioneert. Voorwaarde is dat de veiligheid gewaarborgd is, dat bij het opstellen van zorgregelingen voor jonge kinderen nadrukkelijk rekening wordt gehouden met de (vorming van) gehechtheid, dat de ouders beschikken over voldoende opvoedvaardigheden en sensitiviteit, en er sprake is van goede afstemming tussen de ouders. Deze afstemming heeft onder meer betrekking op de gewoontes rondom eten, slapen en dagelijkse verzorging. Wanneer er veel conflicten tussen de ouders zijn, en/of een ouder veel moeite heeft met het uit handen geven van baby’s of dreumesen, kan overnachten bij beide ouders stressvol zijn voor kinderen. Hier is echter nog beperkt onderzoek naar gedaan, wat het moeilijk maakt om heldere adviezen te genereren. Het opstellen van zorgregelingen voor jonge kinderen (tot vier jaar) is maatwerk, waarbij het van belang is dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Regelmatig contact op minimaal twee dagen per week in de eerste vier levensjaren is van essentieel belang, zelfs wanneer er nooit of slechts kort sprake was van samenwoning van beide ouders.
Ouders – en hun kinderen van alle leeftijden – hebben baat bij vroegtijdige begeleiding en ondersteuning, en bij het beheersbaar maken van conflicten tussen ouders. Dit om de band tussen jeugdigen en beide ouders na een scheiding te behouden. De veiligheid van de jeugdige is te allen tijde een basisvoorwaarde. Bij jonge kinderen (negen maanden tot twaalf jaar) die een verhoogd risico lopen op gedesoriënteerde hechting of signalen laten zien van verstoord hechtingsgedrag kan het programma NIKA worden ingezet. Deze kortdurende interventie heeft als doel verstorend opvoedgedrag bij ouders te verminderen en sensitief en responsief opvoedgedrag te bevorderen.