De gevolgen kunnen sterk in ernst verschillen. Een ouderlijke scheiding is altijd pijnlijk maar gaat niet zelden ook nog gepaard met veel conflicten en geweld. Dit kan zowel lichamelijk als psychologisch geweld zijn, en niet alleen de partner, maar ook de jeugdige treffen. Wanneer vermoedens bestaan van geweld, dan dient de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling te
worden doorlopen. Wanneer de jeugdige slachtoffer is geworden van geweld, dan heeft hij recht op passende hulp.
Als een scheiding zeer conflictueus verloopt – een complexe scheiding – zijn de gevolgen voor jeugdigen ernstiger en heeft dat voor ongeveer tien procent van de jeugdigen specifieke negatieve gevolgen zoals stress, gehechtheidsproblemen, loyaliteitsconflicten, het niet
meer willen zien van een van de ouders, en parentificatie. Ernstige problemen worden in de wet ’ernstig nadeel voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind’ genoemd. Het is moeilijk om precies te omschrijven wanneer daar sprake van is. Maar stress, gehechtheidsproblemen, chronische loyaliteitsconflicten, het niet meer willen zien van een van de ouders en/of parentificatie zijn ongetwijfeld ernstige problemen. Vanuit de praktijk is genoemd dat het een jeugdige ook ernstige schade kan toebrengen als hij getuige is (geweest) van geweld tegen een ouder. Dit is een vorm van kindermishandeling.
Een scheiding kan door jeugdigen ervaren worden als een stressvolle situatie waar zij zelf geen controle over hebben en geen invloed op kunnen uitoefenen. Bij oncontroleerbare stressvolle situaties zullen jeugdigen geneigd zijn om (te proberen) het probleem te negeren of te ontkennen, kunnen zij blijven hangen in negatieve emoties, of kunnen zij bepaalde
mensen gaan ontwijken. De manier waarop jeugdigen met stress rond de scheidingssituatie omgaan, hangt onder meer af van de band die zij vóór de scheiding hebben opgebouwd met beide ouders, maar ook van het gedrag van de ouders na de scheiding. In gevallen van complexe scheiding, waarbij jeugdigen bijvoorbeeld herhaaldelijk zijn blootgesteld aan hevige conflicten tussen de ouders en/of huiselijk geweld, kan de stress bij jeugdigen zelfs de vorm aannemen van post-traumatische stress klachten. Het vermogen van jeugdigen om met deze stress om te gaan heeft gevolgen voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid voor de rest van hun leven.
Het ontwikkelen van een veilige gehechtheidsrelatie met de primaire verzorgers is voor jonge kinderen een cruciale ontwikkelingstaak. Voor een veilige gehechtheid zijn gunstige omstandigheden nodig, zoals een beschikbare ouder of verzorger die rust, veiligheid en
stabiliteit biedt en vertrouwen geeft. Deze omstandigheden staan onder druk na een scheiding. Zie hiervoor de Richtlijn Problematische gehechtheid voor jeugdhulp en jeugdbescherming. Bij een scheiding is het voor jonge kinderen van belang dat zij de band met de gehechtheidsfiguren (ouders) kunnen voortzetten. Hierbij is een veilig contact met beide ouders fundamenteel. Stress en conflicten bij ouders, verminderde sensitiviteit en responsiviteit, maar ook onrust en sterke verschillen tussen twee huizen, kunnen leiden tot een zorgelijke gehechtheid, bijvoorbeeld onveilige gehechtheid. Een dergelijke onveilige gehechtheid gaat samen met een verminderd zelfvertrouwen, verminderde veerkracht, probleemgedrag inclusief criminaliteit, psychische problemen en psychiatrische aandoeningen.
Langdurige conflicten tussen de ouders kunnen leiden tot ernstige loyaliteitsconflicten bij jeugdigen. Het fenomeen loyaliteit is in Nederland uitvoerig besproken door Else-Marie van den Eerenbeemt (2003), in navolging van de Amerikaans-Hongaarse kinderpsychiater Ivan Boszormenyi-Nagy (1973). Loyaliteit is de vanzelfsprekende verbondenheid tussen ouders en kind die ontstaat bij de geboorte. Volgens de theorie is een kind altijd loyaal aan zijn beide biologische ouders. Elk kind krijgt in de loop van zijn leven met loyaliteitsconflicten
te maken. Dat is normaal want loyaliteit en loyaliteitsproblemen zijn er ook in allerlei niet- scheidingssituaties. Maar in het geval van scheiding is het loyaal blijven aan beide ouders voor een jeugdige vaak niet eenvoudig. Bij loyaliteitsconflicten kunnen één of beide ouders een zwaar tegengesteld beroep doen op hun kind. Bij een complexe scheiding kunnen ouders hun kind soms (bewust of onbewust) dwingen om te kiezen. Dan ontstaat er innerlijk een conflict bij de jeugdige, die van nature loyaal wil zijn aan beide ouders, tenzij een ouder hem of haar frequent heeft bekritiseerd, afgewezen, verwaarloosd en/of mishandeld.
In sociaalwetenschappelijk onderzoek worden loyaliteitsconflicten dikwijls gemeten door vragen te stellen als: ‘Heb je vaak het gevoel dat je tussen je beide ouders in staat?’ en: ‘Voelt het alsof je moet kiezen tussen je beide ouders?’ Moeten kiezen is voor een jeugdige een hopeloze opgave en leidt er regelmatig toe dat hij probeert te schipperen tussen beide ouders. Het kan zijn dat een jeugdige thuiskomt bij de moeder van een weekend bij de vader en tegen vader zegt dat het erg leuk was, maar tegen moeder dat het vreselijk vervelend was. Uit onderzoek blijkt dat het voor een jeugdige belangrijk is goedkeuring te krijgen van de ene ouder om het bij de andere ouder fijn te hebben.
Parentificatie is een begrip dat werd geïntroduceerd door Boszormenyi-Nagy (1973). Volgens deze pionier van de contextuele therapie gaat het bij parentificatie om gezinsomstandigheden waarbij de jeugdige verantwoordelijk wordt (gemaakt) voor het ouderlijk welbevinden. De jeugdige wordt (en/of voelt zich) geroepen oneigenlijke zorgen op zich te nemen. Zo wordt hij als het ware te snel ouder. Hij mobiliseert daarbij de nodige krachten en talenten. Maar op latere leeftijd kan dit fenomeen zich op uiteenlopende wijze wreken. Parentificatie komt veel voor na een ouderlijke scheiding.
Conflicten tussen de ouders kunnen zo heftig en chronisch zijn – of jeugdigen kunnen op andere wijze zoveel last van de situatie rondom de scheiding hebben – dat er voor een jeugdige niets anders op zit dan partij te kiezen. Uiteindelijk kan de jeugdige dan zeggen: ‘Ik wil mijn vader/moeder nooit meer zien.’ Jeugdigen kunnen zowel valide als niet valide redenen hebben om een ouder niet meer te willen zien na de scheiding. Zeer valide redenen zijn bijvoorbeeld gevallen waarbij sprake was van mishandeling, misbruik of verwaarlozing. Soms lijken deze valide redenen echter afwezig te zijn en spelen een of beide ouders of de omgeving een rol in de contactweigering van de jeugdige met de andere ouder. Naar deze situatie wordt verwezen met termen als ouderafwijzing, ouderonthechting, ouderverstoting of oudervervreemding (PAS, oftewel het Parental Alienation Syndrome), of PA – (Parental Alienation). Vanuit de wetenschap is er nog onvoldoende consensus over het gebruik van deze termen.
Wetenschappers en professionals zijn het ook niet eens over de inhoud van het verschijnsel. Terughoudendheid om tot duidelijke afspraken te komen, hangt mogelijk samen met de complexiteit van situaties waarin een jeugdige een van de ouders niet meer wil zien. Maes (2019) pleit ervoor om contactbreuk bij complexe scheiding vanuit een systemisch perspectief te benaderen: elk gezinslid heeft een rol in het geheel.
Naast kritiek op het verschijnsel is er ook kritiek op het tot nu toe uitgevoerde onderzoek naar oudervervreemding (o.a. veelal afkomstig van zogenaamde ‘gemakssteekproeven’, gebaseerd op retrospectieve rapporten van een ouder en/of volwassen kinderen, vaak zonder vergelijkingsgroepen). Maar ook op het gebruik van de verschillende termen door professionals. Onderzoekers en wetenschappers wijzen op het risico om gevallen van huiselijk geweld, kindermishandeling en andere onveilige en schadelijke situaties over het hoofd te zien wanneer te zwaar geleund wordt op de diagnose ‘oudervervreemding’.
In plaats van de sterke polemiek die zowel in Nederland als ook internationaal is ontstaan, zou een meer genuanceerde discussie moeten worden gevoerd, waarin erkend wordt dat de problematiek complex is en dat meerdere factoren een rol spelen. Er is onderzoek nodig naar wat we eronder zouden moeten verstaan, hoe we dit kunnen vaststellen, wat oorzaken en gevolgen op de lange termijn zijn en wat een effectieve aanpak kan zijn.
In opdracht van de Tweede Kamer is door de minister voor Rechtsbescherming een Expertteam ouderverstoting/complexe omgangsproblematiek ingesteld (juli 2019), met als doel de positie van ouders en kinderen in situaties van PA te verbeteren. Op basis van onderzoek naar ervaringen en meningen van betrokken ouders, kinderen en deskundigen is een adviesrapport uitgebracht. Voorafgaand aan het onderzoek is een gezamenlijke visie op de problematiek geformuleerd (zie bijlage 1 van het rapport).
Er zijn op dit moment nog geen interventies bij ‘oudervervreemding’ bekend die zowel theoretisch zijn onderbouwd en waarover wetenschappelijke en klinische consensus is, als waarvan empirische evidentie beschikbaar is. Een systemische benadering, waarbij zowel beide ouders als de jeugdige worden gehoord en ondersteund, kan in veel gevallen het meest passend zijn.
In de praktijk blijkt regelmatig dat jeugdigen een van hun ouders niet meer willen zien. Voorbeelden van vragen om erachter te komen of dit speelt zijn: ‘Spreekt de jeugdige alleen maar zeer negatief over de uitwonende ouder?’ ‘Zegt de jeugdige dat hij helemaal zelf de uitwonende ouder afwijst?’ en ‘Was de band met de uitwonende ouder vóór de scheiding goed?’. Huff en collega’s (2017) hebben een instrument ontwikkeld om contactweigering te meten: the Contact Refusal Scale. Ook in Nederland zijn enkele vragenlijsten in omloop, maar er is nog geen kennis over de validiteit en betrouwbaarheid hiervan. Het is overigens mogelijk dat beide ouders zich afwijzend opstellen jegens de andere ouder, maar het is ook mogelijk dat één ouder dat doet. Ten slotte kan de reactie van de jeugdige ook voortkomen uit voortdurende ouderlijke conflicten, mogelijk gepaard gaand met loyaliteitsproblematiek. De jeugdige zoekt door de afwijzing van één of beide ouder(s) een uitweg om aan de vijandige sfeer te ontkomen.
Kortom, het is moeilijk om exact aan te geven hoe vaak problemen bij kinderen en jongeren rond de scheiding ‘ernstig’ genoemd moeten worden. Ongeveer zeventigduizend thuiswonende jeugdigen per jaar krijgen met de scheiding van hun ouders te maken. Naar schatting hebben ongeveer twintigduizend van hen min of meer ernstige problemen. Ongeveer zevenduizend jeugdigen lijden onder het feit dat zij een van beide ouders niet meer zien, oudere jeugdigen iets vaker dan jongere. Jeugdigen met zeer ernstige problemen hebben vaak ouders die terecht zijn gekomen in het juridische circuit. Het is gebleken dat er onder probleemjongeren en grote zorggebruikers relatief veel jeugdigen voorkomen die een scheiding hebben meegemaakt.