Zoals vermeld mondt vijftien tot twintig procent van de scheidingen uit in een complexe scheiding. In deze richtlijn verkiezen we de term ‘complexe scheiding’ boven de term ‘vechtscheiding’, aangezien bij deze laatste aanduiding te veel de nadruk op de strijd tussen scheidende ouders ligt. In het belang van de jeugdigen moet de nadruk juist liggen op het gezamenlijk ouderschap dat na een scheiding in stand blijft.
Een complexe scheiding is een scheiding waarbij ouders door aanhoudende ernstige conflicten het belang en welzijn van de jeugdigen uit het oog verliezen, evenals het wederzijdse belang.
Bij ernstige conflicten kan ten eerste gedacht worden aan aanhoudende heftige ruzies tussen beide ouders, al dan niet gepaard gaande met juridische procedures, ten tweede aan meer verkapte ruzies of wederzijds dwarsbomen en denigreren, en ten derde kan er sprake zijn van eenzijdig conflictrijk gedrag, zoals tegenwerking vanuit één ouder.
De belangrijkste beschermende factoren die een complexe scheiding kunnen voorkomen zijn:
De meest in het oog springende risicofactoren voor een complexe scheiding zijn de volgende problemen van een van beide of bij beide ouders:
In een scheidingsproces kan een jeugdige zeer ingrijpende ervaringen opdoen en daar, afhankelijk van de leeftijd, veerkracht en mate en aard van opvang door verzorgers, een psychotrauma aan overhouden. Er is een aantal specifieke ervaringen te onderscheiden, die in een scheidingsproces kunnen optreden en traumatisch kunnen zijn. Hieronder vallen: acute verlating, verbaal en fysiek geweld, confrontatie met politie, gedwongen scheiding van de veilige hechtingsfiguur in een moment van ernstige stress bij de jeugdige, het ervaren van ernstige stress bij één of beide ouders, extreme straf door een primaire verzorger en het chronisch ontbreken van aandacht en belangstelling. Als een vermoeden hiervan bestaat, is het noodzakelijk door te verwijzen naar deskundigen.