Seksuele ontwikkeling

2. De seksuele ontwikkeling van jeugdigen van 0 tot 23 jaar

De seksuele ontwikkeling vanaf start puberteit (ongeveer 12 jaar) tot 23 jaar

Deze paragraaf betreft een grote leeftijdsperiode, waarin veel gebeurt. De seksuele ontwikkeling is een continuüm, waarin vaak geen specifieke leeftijdsgrenzen aan te geven zijn. Om overlap in teksten te voorkomen is gekozen om in deze paragraaf alleen onderscheid tussen 12-18 jaar en 18-23 jaar te maken als dit relevant is.

Lichaam en zelfbeeld

In deze leeftijdsperiode worden de secundaire geslachtskenmerken zichtbaar, groeit de puber uit tot volwassen lengte en kan hij zich voortplanten. De puberteit begint met een groot aantal lichamelijke veranderingen. Er vindt ook een aantal veranderingen in de hersenen plaats die gevolgen hebben voor het psychologisch functioneren. Zo is het gebied in de hersenen dat belangrijk is voor controle, sturing en rationele afwegingen nog in ontwikkeling. Seksuele gevoelens en gevoelens van aantrekkingskracht naar anderen nemen in deze fase toe. Hierdoor voelen pubers zich vaak onzeker over hun lichaam en uiterlijk. Ze vragen zich af of hun lichaam wel aantrekkelijk of normaal is. Veranderingen in hormoonspiegels zorgen voor wisselende gevoelens, waardoor pubers het ene moment ontzettend boos of verdrietig kunnen zijn en het andere moment blij en uitgelaten.

De lichamelijke en psychosociale rijping van pubers loopt niet altijd synchroon. Daarom is geruststelling over vroege lichamelijke veranderingen bij veel pubers nodig. Bij 95 procent van de kinderen is de puberteit voltooid als ze 17 of 18 jaar zijn. Bij jongens verandert daarna nog de haarverdeling (gezicht, borsthaar). Ook kunnen acne-problemen langer blijven bestaan.

Puberteitsontwikkeling bij meisjes

De start van de puberteit vindt bij meisjes gemiddeld plaats op de leeftijd van 10,5 jaar (spreiding 9-12 jaar). Onder invloed van oestrogeen ontstaat borstontwikkeling. De klierschijf of de borst kan in het begin pijnlijk zijn bij aanraken of stoten. De snelheid waarmee meisjes de stadia doorlopen varieert. Pas rond de leeftijd van achttien jaar zijn de borsten uitgegroeid.

Andere effecten van oestrogeen zijn: toename van de vetverdeling rond de heupen en groei van de schaamlippen (bij veel meisjes zijn de binnenste schaamlippen groter dan de buitenste schaamlippen) en de inwendige en uitwendige delen van de clitoris. De bekleding van de vaginawand wordt dikker, er ontstaat een beschermend zuur milieu, en de vagina wordt vochtiger waardoor de productie van vaginale afscheiding op gang komt. Onder invloed van testosteron ontstaat schaambeharing en treden acne en volwassen transpiratiegeur op.

Uiteindelijk ontstaat ook okselbeharing. De eerste 2 jaar na de eerste menstruatie is een cyclusduur van zes weken normaal, uiteindelijk duurt een cyclus gemiddeld 28 dagen. De normale duur van de menstruatie is vijf tot zeven dagen.

Maagdenvlies (hymen)

De term ‘maagdenvlies’ wordt gebruikt voor het randje weefsel aan het begin van de vagina. Bij het ene meisje is dit randje wat stugger dan bij de ander, ook de doorsnede van de opening is bij iedereen anders. Van een echt maagdenvlies is geen sprake. Het is geen vlies dat de ingang van de vagina volledig afsluit en bij de eerste keer geslachtgemeenschap hoeft dit randje niet te bloeden. Geen bloed tijdens de eerste keer geslachtsgemeenschap of huwelijksnacht betekent dus niet dat het meisje geen maagd was.

Puberteitsontwikkeling bij jongens

Bij jongens start de puberteit gemiddeld bij elf jaar (spreiding negen tot dertien jaar). Het beginpunt is af te meten aan de groei van de testikels, meestal snel gevolgd door penisgroei en haargroei in het genitale gebied. De groeispurt bij jongens begint een à twee jaar na het begin van de puberteit. Als de prostaat, bijballen en zaadblaasjes volledig ontwikkeld zijn is een zaadlozing mogelijk. Op de leeftijd van veertien jaar heeft de helft van de jongens voor het eerst een zaadlozing gehad, meestal door masturbatie, en als er nog geen masturbatie is geweest door een ‘natte droom’.

Lichaamsverandering en lichaamsbeeld

In de puberteit neemt de aandacht voor het eigen lichaam en dat van anderen toe. Hierdoor voelen pubers zich vaker onzeker over hun lichaam en uiterlijk. Ze vragen zich af (mede door vergelijking met mediabeelden) of hun lichaam wel aantrekkelijk of normaal is. Sommige jongeren zijn erg ontevreden over hun eigen lichaam.

Jongens kunnen twijfelen over de grootte van hun penis, meisjes over de grootte van hun schaamlippen of borsten. Deze lichaamsdelen groeien door tot ongeveer het achttiende levensjaar. De definitieve grootte van de lichaamsdelen zal dus niet eerder bekend zijn.

Seksuele gevoelens

Seksuele fantasieën

De meeste jongens en meisjes hebben in de puberteit wel eens seksuele fantasieën. Zowel bij jongens als bij meisjes neemt het fantaseren over seks toe met de leeftijd.

Opwinding, verlangen en orgasme

Vanaf het begin van de puberteit nemen zowel de nieuwsgierigheid naar de andere of de eigen sekse alsook de seksuele aantrekkingskracht en gevoelens van verliefdheid toe.
Veel jongeren ervaren dan in het contact met de andere of eigen sekse gevoelens van seksuele opwinding.

Voor meisjes en jongens is directe stimulatie van het geslachtsdeel (de clitoris voor meisjes en de penis voor jongens) van belang voor het ervaren van een orgasme. Over het algemeen is de kennis over de anatomie van de clitoris beperkter dan de kennis over de penis.

Figuur 1 toont de clitoris in rust en in ‘erectie’, figuur 2 toont de penis. Voor jongens leidt geslachtsgemeenschap met vrij grote zekerheid tot een orgasme, voor meisjes is geslachtsgemeenschap een minder goede vorm van seksuele stimulatie tot orgasme.

Figuur 1: De clitoris in rust en in ‘erectie’. Bron: Van Lunsen & Laan (2017)

Figuur 2: De penis. Bron: Van Lunsen & Laan (2017)

Verliefdheid en relaties

Op 12-13 jarige leeftijd is 79 procent van de jongeren weleens verliefd geweest. Dit percentage neemt met de leeftijd toe. De meeste zestien- en zeventienjarigen hebben kortdurende verkeringen. Vanaf een jaar of achttien hebben jongeren vaker langdurige relaties, worden ze seksueel meer ervaren en worden zij vaak serieel monogaam in hun relatiepatroon. Dat betekent dat ze opeenvolgende kortere of langere monogame relaties hebben.

Seksueel gedrag

Vanaf de puberteit neemt seksueel gedrag in verschillende mate en vormen onder jongeren toe. Er lijkt een relatie te zijn tussen de leeftijd waarop de puberteit begint en het seksuele gedrag: jongeren waarvan de puberteitsontwikkeling op een vroege leeftijd begon, rapporteren meer seksuele ervaring en risicovollere seksuele ervaringen dan jongeren die pas later in de puberteit kwamen. Bij meisjes hangt een vroege puberteitsontwikkeling sterker samen met (risicovolle) seksuele ervaringen dan bij jongens.

De volgorde van seksueel gedrag verloopt voor ongeveer driekwart van de jongeren stapsgewijs en hetzelfde. Dit wordt ook wel de ‘seksuele carrière’ van jongeren genoemd. Jongeren starten met tongzoenen en strelen. Waarna het (laten) strelen van de borsten, boven en onder de kleding, en het (laten) aanraken van de geslachtsdelen volgt. Vervolgens zetten deze jongeren de stap van naakt vrijen naar geslachtsgemeenschap. Tabel 2 geeft een overzicht van de ervaring met seksueel gedrag naar leeftijd.

Masturbatie

De helft van de jongeren heeft ervaring met masturbatie op 14,4-jarige leeftijd. Dit neemt toe met de leeftijd. Masturbatie hoort bij een gezonde seksuele ontwikkeling en is onschadelijk. Jongeren ontdekken door het aanraken van hun eigen lichaam en geslachtsdelen hun seksuele gevoelens en leren zo wat zij prettig en niet prettig vinden.

Veelvuldige stimulatie van de eigen geslachtsdelen komt voor en is niet schadelijk, tenzij een jongere:

  • dagelijks;
  • meerdere malen per dag;
  • voor een periode langer dan zes achtereen gesloten maanden masturbeert,

én als dit gedrag de ontwikkeling van de jongere dusdanig verstoort dat hij niet meer aan het dagelijks leven deel kan nemen.

Tabel 2: Ervaring met seksueel gedrag naar leeftijd

12-13 jaar (%) 14-15 jaar (%) 16 -17 jaar (%) 18-20 jaar (%) 21-24 jaar (%) Mediaan leeftijd (jaar)
Masturberen 13 43 69 83 91 14,4
Tongzoenen 11 41 65 81 91 15,4
Voelen en strelen 7 28 56 77 91 16,2
Aftrekken en vingeren 3 14 42 68 86 17,2
Geslachtsgemeenschap 1 8 33 61 81 18,0
Orale seks 1 9 35 64 83 17,9
Anale seks 1 1 5 18 30 – *

Erotisch materiaal

Erotisch materiaal wordt over het algemeen (veel) vaker door jongens dan door meisjes bekeken. Zo geeft 78 procent van de jongens en 36 procent van de meisjes aan wel eens naar een pornofoto of een pornofilmpje gekeken te hebben, meestal online. De interesse in erotisch materiaal neemt waarschijnlijk toe doordat hun nieuwsgierigheid toeneemt en doordat ze er opwindende gevoelens bij krijgen. Interesse in erotisch materiaal is veelvoorkomend en hoort bij een gezonde seksuele ontwikkeling.

Jeugdprofessionals en ouders kunnen jongeren ondersteunen door seksueel getinte beelden in de media te nuanceren en door mediaopvoeding te geven.

Internet en social media

Vrijwel alle dertien- tot achttienjarigen (98 procent) hebben een eigen smartphone. Meisjes van twaalf tot vijfentwintig jaar gebruiken vaker sociale netwerken als Facebook en Instagram dan jongens: 91 procent gebruikt netwerken als Facebook en Instagram tegen 83 procent van de jongens. Een derde van alle jongeren van twaalf tot vijfentwintig jaar heeft in de afgelopen zes maanden een datingapp gebruikt. Dit betreft vooral de jongeren van achttien tot vijfentwintig jaar, waarbij Tinder de meest gebruikte wordt genoemd.

Jeugdprofessionals/ouders/opvoeders kunnen jongeren ondersteunen door seksuele mediaopvoeding te geven, als onderdeel van algemene mediaopvoeding.

(Ongewenste) sexting

Sexting is het versturen dan wel ontvangen, verspreiden of in bezit hebben van seksueel getinte foto’s of opnames, van de jongere zelf of van anderen. Een op de acht jongeren (twaalf tot vijfentwintig jaar) heeft een naaktfoto of seksfilmpje van zichzelf naar iemand gestuurd. Sexting gebeurt vaak vrijwillig en maakt dan onderdeel uit van een gezonde seksuele ontwikkeling. Als berichten zonder toestemming of ongewenst worden verspreid of onder dwang worden opgenomen, dan is dit seksueel grensoverschrijdend gedrag (= ongewenste sexting).

Een variant van ongewenste sexting is wraakporno. Hierbij worden, na een ruzie of het verbreken van een relatie, uit wraak naaktbeelden doorgestuurd of online geplaatst. Als een jongere slachtoffer is geworden van ongewenste sexting, is het belangrijk dat passende hulp en begeleiding wordt geboden zodat de jongere kan herstellen.

Een op de acht jongens en een op de vijf meisjes heeft meegemaakt dat iemand een naaktfoto of seksfilmpje van zichzelf aan hem/haar stuurde. Minder dan een op de twintig jongeren maakte mee dat een naaktfoto of seksfilmpje van hem of haar werd getoond aan of gedeeld met anderen; 29 procent van de jongens en 19 procent van de meisjes heeft in de afgelopen 6 maanden een naaktfoto of seksfilmpje van een bekende gezien.

Naarmate jongeren ouder zijn, doen ze zelf vaker aan sexting en krijgen ze ook vaker te maken met sexting door anderen. Uit onderzoek naar de motieven om sexy materiaal te verspreiden kwamen hiervoor zes redenen naar voren: iemand pijn willen doen/wraak willen nemen, ontladen van spanning, versterken van vriendschappen, praten en leren over seksualiteit, elkaars seksuele gedrag reguleren, populariteit vergroten.

Het maken, in bezit hebben en verspreiden van beelden van seksuele gedragingen van jongeren onder de achttien jaar is voor de Nederlandse wet strafbaar (zie het hoofdstuk Wettelijke kaders). Dit wordt namelijk gelijkgesteld aan het in bezit hebben van kinderporno. Jongeren dienen hiervan op de hoogte te zijn. Het is daarom belangrijk dat zij informatie en uitleg hierover ontvangen. In 2017 zijn criteria beschreven op basis waarvan de politie kan bepalen wat de aanpak voor een geval van sexting kan of moet zijn. Men wil hiermee voorkomen dat jongeren bijvoorbeeld strafbaar zijn bij vrijwillige sexting. Zie ook het hoofdstuk Interventies.

Seksuele grensoverschrijding

Twee procent van de jongens en elf procent van de meisjes geeft aan wel eens te zijn gedwongen om seksuele dingen te doen die ze niet wilden. Jongeren die seks tegen hun wil hebben gehad, werden hierbij meestal met woorden onder druk gezet. Bij 15 procent van de jongens en 24 procent van de meisjes die seks tegen hun wil hebben gehad, is geweld gebruikt. Jeugdigen met een licht verstandelijke beperking lopen een groter risico op zowel het ervaren als het plegen van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel misbruik .

Het meemaken van seksueel geweld verhoogt het risico dat jongeren nogmaals slachtoffer worden van seksueel geweld (revictimisatie): ruim een op de twaalf jongens en een op de vijf meisjes maakt dit nog een keer mee met een ander persoon. Wanneer een jongere slachtoffer is geworden van seksuele grensoverschrijding, is het belangrijk dat passende hulp en begeleiding wordt geboden zodat de jongere kan herstellen.

Genderidentiteit

Genderrolgedrag en gendernormen

In de ontwikkeling van genderidentiteit vinden in deze levensfase twee tegengestelde processen plaats. Aan de ene kant worden jongeren steeds flexibeler in hun denken. Jongeren zijn dus cognitief prima in staat om te begrijpen dat een jongen zich best ‘meisjesachtig’ kan gedragen en toch een jongen is.

Aan de andere kant neemt de sociale druk op gendernorm-conform gedrag juist toe. In deze fase worden gendernormen ook steeds meer op seksuele relaties toegepast: er zijn duidelijke verwachtingen over hoe meisjes en jongens zich op seksueel gebied horen te gedragen. Deze ongeschreven regels belemmeren zowel jongens als meisjes in het maken van vrije keuzes op seksueel gebied.

Genderdysforie

Vanaf de puberteit wordt zichtbaar of genderdysforie blijvend is. De afkeer van het eigen geslacht neemt in deze periode bij jongeren met genderdysforie toe. Een atypische gender-identiteitsontwikkeling kan voor stress bij de jongere en zijn ouders zorgen.

Pas als een jongere:

  • een sterke voorkeur voor atypisch genderrolgedrag vertoont;
  • én een afkeer heeft van de eigen gender;
  • én er duidelijke signalen zijn van onvrede met het eigen geslacht,

wijst dit mogelijk op genderdysforie. Bij sterke aanwijzingen voor genderdysforie, of als ouders en jongere verder onderzoek of verdere begeleiding wensen, is verwijzing naar een gespecialiseerde organisatie wenselijk (te vinden via Behandelaars op transvisie.nl).
Deze organisatie kan kinderen volgen vanaf jonge leeftijd, zodat eventuele puberteitsremmers tijdig ingezet kunnen worden als de genderdysforie tijdens de puberteit blijvend blijkt. Er is dan een duidelijk beeld van de ontwikkeling van het kind zodat eerder tot een afgewogen besluit kan worden gekomen.

Seksuele oriëntatie

Het koepelbegrip LHBTI staat voor lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgenders en intersekse personen. Seksuele oriëntatie (LHB) is iets anders is dan genderidentiteit (T) of Intersekse (I). Daarnaast is onderzoek vaak gericht op LHB, en lang niet altijd ook op T of I. Daarom wordt in de richtlijn wisselend gesproken over LHB, LHBT of LHBTI.

Seksuele aantrekking seksegenoten

De meeste LHB-jongeren beseffen langzaam dat ze homo, lesbisch of biseksueel zijn. Vanaf de puberteit voelen LHB-jongeren zich vaak (ook) aangetrokken tot iemand van hetzelfde geslacht, wat zich kan uiten in seksuele fantasieën of seksueel contact met iemand van hetzelfde geslacht.

Een op de twaalf jongens en een op de acht meisjes geeft aan zich (ook) aangetrokken te voelen tot seksegenoten. Jongeren kunnen in de war raken van deze gevoelens, of ze (nog) niet als LHB benoemen. Op jonge leeftijd denken jongeren vaak dat hun LHB-gevoelens van voorbijgaande aard zijn. Ze herkennen zichzelf niet altijd als LHB, en vaak hebben jongeren nog heteroseksuele contacten. Jongeren hebben vaak weinig LHB-voorbeelden in hun omgeving.

Coming-out

Wanneer een jongere zelf zekerheid over zijn geaardheid heeft, duurt het vaak nog een tijdje voordat de jongere hier ook voor uitkomt in de buitenwereld. De coming-out vindt gemiddeld voor meisjes bij 16,0 jaar en voor jongens bij 17,1 jaar plaats. Maar als jongeren voor de eerste keer ‘uit de kast’ gekomen zijn, betekent dit niet dat het proces van coming-out klaar is.

Dit is een levenslang proces, waarmee jongeren ook later in het leven worden geconfronteerd. Een vaak terugkerende vraag is dan: ‘Wie vertel je het? En wanneer?’. In elke nieuwe sociale situatie vindt wel of geen nieuwe coming-out plaats. Het is van belang om de jongere vanaf het begin te ondersteunen in het comingoutproces.

Heteronormativiteit

Veel jongeren die zich (ook) aangetrokken voelen tot seksegenoten zien dat er in hun omgeving negatief over homoseksualiteit wordt gedacht. De meeste LHB-jongeren voelen zich dan ook niet helemaal geaccepteerd. Een kwart van de jongeren vindt dat LHB-jongeren open over hun geaardheid kunnen zijn op de middelbare school. Als het henzelf zou betreffen, dan zou slechts 14 procent het aan iedereen durven te vertellen.

Seksuele grensoverschrijding

Seksuele grensoverschrijding komt onder LHBTs relatief vaak voor, zo bleek in een groot onderzoek naar de seksuele gezondheid van (16-88-jarige) LHBT’s in Nederland. Ongeveer een op de zeven homo- en biseksuele mannen, een kwart van de lesbische vrouwen, ruim een derde van de biseksuele vrouwen, en een derde van de transgenders heeft seksueel geweld meegemaakt.

Psychische problemen

LHBT-jongeren zijn een kwetsbare groep als het gaat om psychische problemen. Deze jongeren vragen om specifieke aandacht van de jeugdprofessional en om een bijzondere aanpak.
LHB-jongeren beoordelen hun leven met een lager cijfer dan heteroseksuele scholieren: 6,3 versus 7,8. Psychische en gedragsmatige problemen komen voor bij 53 procent van de LHB-jongeren, waarbij vooral emotionele problemen (44 procent) en hyperactiviteit (48 procent) veel voorkomen.

Ook suïcidale gedachten komen vaker voor bij LHB-jongeren: 40 procent van de 16- tot 25-jarigen heeft wel eens of vaak aan suïcide gedacht, tegenover 18 procent van de heteroseksuele jongeren. Het aantal LHB-jongeren dat minstens een suïcidepoging heeft gedaan, is vier keer zo hoog als bij heteroseksuele jongeren (9 procent versus 2 procent).

Bij transgenders (zowel jongeren als volwassenen) is het percentage psychische problemen nog hoger: 51 procent van de transgenders is in lichte tot ernstige mate psychisch ongezond (in de algemene bevolking is dit 14 procent) en 71 procent heeft er wel eens aan gedacht om zelfmoord te plegen.

Factoren die de seksuele gezondheid beïnvloeden
De seksuele ontwikkeling van kinderen van 6 tot 12 jaar - (pre)puberteit
Reageer!