Radicalisering

Verantwoording en bronnen

Toelichting bij passages uit het Kinderrechtenkader

Bij bouwsteen: Wat is radicalisering?

Passende hulp
Geradicaliseerde personen of groepen kunnen (proberen om) kinderen/jongeren (te) rekruteren voor geweldplegingen uit ideologische motieven. De overheid heeft de taak om kinderen/jongeren hiertegen te beschermen en dit te voorkomen (artikel 19 en 36 IVRK). De jeugdhulpverlener kan daarbij een belangrijke rol spelen. Kinderen en jongeren die dit treft hebben bovendien recht op passende hulp gericht op lichamelijk en geestelijk herstel en hun herintegratie in de samenleving (artikel 39 IVRK; artikelen 2 en 4 van het Tweede facultatieve protocol bij het VN-Kinderrechtenverdrag).

Mening geven over beslissingen
Jongeren hebben het recht om hun mening te vormen en hun ideeën, identiteit en standpunten te uiten (artikel 12 en 13 IVRK). Ook hebben zij het recht om met anderen uit te wisselen en hiervoor (vreedzaam) samen te komen. Dit is (onder meer) belangrijk voor de ontwikkeling van hun identiteiten. Beperkingen van deze rechten (artikelen 14 en 15 IVRK) moeten wettig, noodzakelijk en proportioneel zijn (artikel 14 IVRK). |

Kinderrechtelijke normen
Kinderrechtelijke normen zijn bijvoorbeeld: het recht op privacy (artikel 16 IVRK), het recht om hun mening te geven over beslissingen waaraan passend gewicht moet worden toegekend (artikel 12 IVRK) over het delen van informatie (artikel 12 IVRK), waarbij wat in het belang van het kind/jongere is centraal staat (artikel 3 IVRK).

Bij bouwsteen: Oorzaken en factoren

Online gedrag
Digitale technologie biedt verschillende mogelijkheden aan kinderen/jongeren om hun rechten uit te oefenen. In beginsel moeten kinderen zich online vrij kunnen bewegen in een (online) omgeving die veilig is, privé en vrij van toezicht door de politie of private partijen (VN-Kinderrechtencomité, CRC/C/GC/25 (2021), par 65).

Informatie
Kinderen/jongeren moeten beschermd worden tegen schadelijke informatie en schadelijke contacten (online). Tegelijk hebben ze ook het recht op toegang tot informatie (artikel 17 IVRK), informatie (inlichtingen en denkbeelden van elke aard en in elke vorm) dat helpt om een mening te vormen (artikel 13 IVRK), hun mening te uiten (artikel 12 IVRK) en in groepen uit te wisselen (artikel 15 IVRK). Ieder kind/jongere heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst en opvoeders hebben de taak hen hierin te begeleiden (artikel 14 IVRK). Het beperken van deze rechten mag alleen in uitzonderlijke gevallen waarbij het belang van het kind/jongere centraal staat.
Het kan dan nodig zijn om hun vrijheid van meningsuiting te beperken. Dit mag alleen als er een wettelijke basis voor is en het noodzakelijk is: a) voor de bescherming van de rechten of de goede naam van anderen; b) voor de bescherming van de nationale veiligheid of van de openbare orde, de volksgezondheid of de goede zeden (artikel 13 IVRK).

Bij bouwsteen Signalering en oordeelsvorming

Participatie
Het VN Kinderrechten comité biedt concrete handvatten voor de praktijk die tevens gelden als criteria voor betekenisvolle participatie. Het Comité geeft vijf noodzakelijke stappen voor betekenisvolle participatie van kinderen/jongeren. In het kort gaat het voor het kind/jongere om: (1) voldoende toegang tot begrijpelijke informatie, (2) gehoord worden, (3) serieus genomen worden, (4) terugkoppeling krijgen over de beslissing die is genomen en (5) de mogelijkheid krijgen om te klagen over de beslissing. Participatie is pas betekenisvol als het kind/jongere het gevoel heeft serieus genomen te zijn.

De vijf stappen:

  1. Zorg voor een goede voorbereiding zodat het kind/jongere goed geïnformeerd een mening kan vormen.
    Om een gedegen mening te kunnen vormen dient het kind/jongere geïnformeerd te worden, uiteraard op een wijze die rekening houdt met zijn ontwikkeling en capaciteiten. Kinderen/jongeren moeten worden geïnformeerd over het recht om hun mening te geven in zaken die hen raken en over de impact die hun mening kan hebben op de uitkomsten. Het is belangrijk dat het kind/jongere weet wat de mogelijke gevolgen van participatie zijn en welke mogelijkheden er zijn om hun mening te delen (zelf of via een vertegenwoordiger). Onderdeel van de voorbereiding is ook dat het kind/jongere weet wanneer, hoe, waar en met wie de communicatie plaatsvindt. Het kind/jongere heeft hierin een belangrijke stem.
  2. Stel het kind/jongere in staat zijn/haar mening vrijelijk te uiten.
    De omgeving waar het gesprek plaatsvindt is belangrijk, maar ook de houding en vaardigheden van de volwassene. Participatie is namelijk een recht en geen plicht. Dit betekent dat een kind op ieder moment mag aangeven dat het wil stoppen.
  3. Maak een inschatting van de vaardigheden van het kind/jongere en geef passend gewicht aan de mening van het kind.
    Per kind/jongere moet worden gekeken of het in staat is om een eigen mening te vormen. De mening van het kind/jongere moet serieus worden genomen en een belangrijke rol spelen in de besluitvorming.
  4. Koppel terug wat met de mening van het kind/jongere is gedaan.
    Onderdeel van het participatieproces is dat het kind geïnformeerd wordt over de beslissing en de rol die de mening van het kind/jongere in de besluitvorming heeft gespeeld. Deze terugkoppeling is noodzakelijk om het kind/jongere te laten weten dat het serieus genomen wordt. Feedback maakt dat het kind/jongere weet op welke wijze zijn mening is meegenomen in de te maken afweging en stelt hem of haar in staat actie te ondernemen wanneer dit naar zijn of haar mening niet op de juiste wijze is gebeurd (bijvoorbeeld door het doen van een alternatief voorstel of wellicht door het indienen van een klacht of instellen van een juridische procedure).( CRC/C/GC/12, par. 45.)
  5. Stel het kind/jongere in staat om in verweer te komen tegen een beslissing.
    Er moeten klacht-, bezwaar- en beroepsprocedures zijn voor kinderen/jongeren die vinden dat ze onvoldoende gelegenheid hebben gekregen om hun mening te geven of vinden dat hun mening onvoldoende is meegewogen.

Privacygevoelige informatie
Er kunnen zich situaties voordoen waarin het nodig is om privacygevoelige informatie uit te wisselen over het kind met derden. Hiervoor moet toestemming worden verkregen van de ouder en/of het kind. Wie toestemming moet geven is afhankelijk van de wettelijke regelingen hierover. Het is belangrijk dat zij volledig geïnformeerd worden, zodat duidelijk is waarvoor zij toestemming verlenen. In sommige situaties is het noodzakelijk om informatie te delen, zonder dat hiervoor de benodigde toestemming is gegeven. Het is van belang dat altijd wordt stilgestaan bij het doel van het verkrijgen van de betreffende informatie en of dit doel ook op een andere wijze kan worden bereikt. Staten moeten met inachtneming van het belang van het kind, de doorgifte van persoonlijke en gevoelige informatie reguleren (Chapter IV A par. 8 van de Guidelines of the Committee of Ministers of the Council of Europe on childfriendly justice, artikel 16 IVRK).

Bij bouwsteen: Randvoorwaarden

Kennis wettelijk kader
Onder de kennis van het wettelijke kader vallen kinderrechtelijke normen zoals: hun recht op privacy (artikel 16 IVRK), hun recht om hun mening te geven over beslissingen waaraan passend gewicht moet worden toegekend (artikel 12 IVRK) over het delen van informatie (artikel 12 IVRK), waarbij wat in het belang van het kind is centraal staat (artikel 3 IVRK).

Privacygevoelige informatie
Er kunnen zich situaties voordoen waarin het nodig is om privacygevoelige informatie uit te wisselen over het kind/jongere met derden. Hiervoor moet toestemming worden verkregen van de ouder en/of het kind/jongere. Wie toestemming moet geven is afhankelijk van de wettelijke regelingen hierover. Het is belangrijk dat zij volledig geïnformeerd worden, zodat duidelijk is waarvoor zij toestemming verlenen. In sommige situaties is het noodzakelijk om informatie te delen, zonder dat hiervoor de benodigde toestemming is gegeven. Het is van belang dat altijd wordt stilgestaan bij het doel van het verkrijgen van de betreffende informatie en of dit doel ook op een andere wijze kan worden bereikt.

Over de wijze waarop de privacy van kinderen/jongeren en hun ouders worden gewaarborgd en hoe met situaties wordt omgegaan die het schenden van de privacy rechtvaardigen, worden werkafspraken gemaakt. Bijvoorbeeld over transparant zijn over de geboden hulp en de contacten die de jeugdhulpverlener heeft omwille van het kind/jongere (de cliënt).
Zie ook paragraaf 15 van het Kinderrechtenkader.

Literatuur en bronnen
Werkwijze totstandkoming richtlijn
Reageer!