Dyslexie

3. Diagnostiek

Diagnostische instrumenten voor jongeren

Bij het gebruik van diagnostische instrumenten dient de gedragswetenschapper te kiezen voor instrumenten die betrouwbaar en valide zijn en adequate normen hebben voor de leeftijdsgroep van de jeugdige. De COTAN is hiervoor een belangrijke leidraad. Daarnaast is het van belang te kiezen voor instrumenten die een zo valide mogelijke operationalisatie zijn van de beoogde (latente) vaardigheid of functie. Helaas leert de praktijk dat er voor het in kaart brengen van lezen, spellen en gerelateerde vaardigheden bij jeugdigen van dertien jaar en ouder maar weinig goede testen zijn. In deze sectie wordt daarom specifiek aandacht besteed aan het gebruik van diagnostische instrumenten bij jeugdigen van dertien jaar en ouder.

1. Lezen

Het meest kenmerkende symptoom van dyslexie is het niet vloeiend kunnen lezen van losse woorden. Om de leesvaardigheid op woordniveau in kaart te brengen, wordt de jeugdige een taak gegeven waarmee het aantal goed gelezen woorden binnen een bepaalde tijd wordt gemeten. Daarnaast kan het informatief zijn om ook de technische leesvaardigheid op zins- of tekstniveau te bepalen. Zie voor een overzicht van veelgebruikte instrumenten voor het meten van de leesvaardigheid Bijlage 2 aan het einde van dit hoofdstuk. Dyslexie uit zich vaak ook in moeite met lezen en spellen in vreemde talen. In het voortgezet onderwijs (en vervolgonderwijs) is het daarom verstandig om ook de technische leesvaardigheid in de onderwezen vreemde talen te toetsen. Het Expertisecentrum Nederlands heeft hiervoor een Woordleestoets Engels en een Woordleestoets Frans ontwikkeld.

2. Spelling

Naast problemen met vloeiend lezen hebben veel jeugdigen met dyslexie ook spellingproblemen. Het is daarom belangrijk zowel het lezen als het spellen te meten. Zie voor een overzicht van veelgebruikte instrumenten voor het meten van de spellingvaardigheid Bijlage 2.

Spelling wordt niet alleen op een kwantitatieve manier getoetst, er kan ook op een kwalitatieve manier naar worden gekeken. Dat kan extra diagnostisch inzicht opleveren, bijvoorbeeld door een analyse van de hoeveelheid en het type fouten in een spontaan (d.w.z. niet in de context van een dictee) geschreven stuk tekst. Ook een analyse van het type spellingfouten is te adviseren omdat het handvatten kan geven voor de aanpak van de spellingproblematiek. Hiervoor kunnen spellingcategorieën, zoals die van Kleijnen of V-UCS gebruikt worden. Het PI-dictee en de SVT-Spelling bieden ook een mogelijkheid tot categorisatie van de gemaakte fouten.

Voor het meten van spellingvaardigheden met toetsen die (conform de COTAN) betrouwbaar en valide zijn én genormeerd zijn voor dertien jaar en ouder, zijn de mogelijkheden beperkt. Een oplossing is gebruik te maken van toetsen voor de basisspelling met normen voor leerlingen in groep acht van het basisonderwijs, zoals het PI-dictee of de SVT-Spelling. Aan het einde van de basisschool dient de basisspelling beheerst te worden en deze normen zijn daarom ook informatief voor een leerling in het VO. Een andere optie is om als indicatie gebruik te maken van toetsen die wel voor het VO zijn ontwikkeld, maar niet beoordeeld zijn binnen de COTAN, zoals Het wonderlijke weer en De vier scholieren.

In het VO hebben jeugdigen met dyslexie vaak problemen met de spelling in vreemde talen en zou het dus handig zijn om hier inzicht in te krijgen. Voor het meten van spellingvaardigheden in vreemde talen zijn helaas nog geen gestandaardiseerde, voor de Nederlandse populatie genormeerde toetsen voorhanden.

3. Sociaal-emotioneel functioneren

Bij jeugdigen met dyslexie kunnen bijkomende problemen optreden in het sociaal-emotioneel functioneren. Deze problemen kunnen onder andere (faal)angst, een negatief zelfbeeld en negatieve motivatie betreffen. Het is van belang tijdens het diagnostisch onderzoek een goed beeld te vormen van de mogelijke sociaal-emotionele problematiek. Dit kan door de ouders, onderwijsprofessionals en de jeugdige zelf te bevragen naar het sociaal-emotioneel functioneren van de jeugdige, en tevens door observaties en het afnemen van vragenlijsten tijdens het diagnostisch onderzoek.

Naar het zelfbeeld kan tijdens de intake of diagnostiek worden geïnformeerd door open vragen hieromtrent aan de jeugdige te stellen, zoals hoe kijk je naar jezelf?, hoe tevreden ben je over jezelf?, hoe zou het met je gaan als je zelfvertrouwen groter zou zijn?. Qua vragenlijsten die ook voor leerlingen in het VO geschikt zijn, valt te denken aan de competentiebelevingsschaal (CBS-K of CBS-A; meet zelfbeeld, competentiebeleving), de prestatiemotivatietest (PMT of PMT-K-2; meet angst en prestatiemotivatie), de schoolvragenlijst (SVL/SAQI; meet sociaal-emotioneel functioneren op school) en de zelfbeoordelingsschaal (ZBV, ZBV-K; meet angst).

4. Onderliggende vaardigheden betrokken bij lezen en spellen

Uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat verschillende vaardigheden samenhangen met de ontwikkeling van het lezen en spellen. Het zijn vaardigheden waarop jeugdigen met dyslexie vaak uitval vertonen (zie ook Hoofdstuk 1). Het is daarom nuttig deze vaardigheden in de verklaringsanalyse van het diagnostisch onderzoek in kaart te brengen. De huidige stand van zaken van de wetenschappelijk literatuur laat een viertal vaardigheden op het raakvlak van visueel-orthografische en fonologische verwerking zien, waarbij een grote mate van evidentie is dat zij een verklarende rol hebben in dyslexie. Het betreft:

  • Dit is het bewustzijn van de afzonderlijke klanken waaruit een woord is opgebouwd en het bewust kunnen manipuleren van de klanken in een woord. Voor jeugdigen in het VO kan hiervoor de Fonemische Analyse Test (FAT-R) gebruikt worden, die normen heeft voor de onderbouw van het VO;
  • snel benoemen van letters en cijfers. Deze vaardigheid wordt ook wel aangeduid met RAN (Rapid Automatized Naming) en wordt beschouwd als een manifestatie van de snelheid waarmee vanuit een visuele stimulus de fonologische (gesproken of klank-)vorm van een woord geactiveerd wordt. Voor jeugdigen in het VO kunnen hiervoor de CB&WL-onderdelen Continu Benoemen van letters en van cijfers gebruikt worden, die genormeerd zijn voor jongeren tot en met zestien jaar;
  • letter-klankassociaties. Essentieel voor de ontwikkeling van vloeiend lezen is dat er associaties gevormd worden tussen letters en klanken en dat deze associaties een geautomatiseerd karakter krijgen: het zien van de letter(s) roept onmiddellijk de klank op en vice versa. Hiervoor zijn geen tests beschikbaar met normen voor het VO;
  • verbaal kortetermijngeheugen. Het kortdurend vasthouden van (betekenis-arme) verbale informatie-eenheden, zoals het kunnen nazeggen van een reeks cijfers. Voor jeugdigen in het VO kan hiervoor gedacht worden aan Cijferreeksen uit de WISC-V of WAIS-IV.

5. Samenvatting en conclusie

Voor het testen van leesvaardigheid, spellingvaardigheid en de vaardigheden die zijn betrokken bij lezen en spellen, zijn verschillende instrumenten beschikbaar. Er is hierbij echter een groot verschil tussen leerlingen in het basisonderwijs, voor wie een behoorlijk repertoire aan instrumenten met positieve COTAN-beoordeling beschikbaar is, en leerlingen in het voorgezet, middelbaar beroeps- en hoger onderwijs, voor wie slechts een enkele test beschikbaar is.

Als houvast voor de keuze van meetinstrumenten bij jeugdigen na de basisschoolleeftijd kan het volgende stappenplan worden gevolgd:

  • gebruik bij leerlingen in de onderbouw van het voorgezet onderwijs voor spelling eventueel de normen eind basisschool van één van de COTAN-beoordeelde spellingtoetsen;
  • gebruik bij leerlingen in het voortgezet onderwijs en vervolgonderwijs de taken van de EMT en de Klepel (lezen) en CB&WL om het lezen en de snelheid van benoemen in kaart te brengen;
  • gebruik voor jongeren van zeventien jaar en ouder de normen voor zestienjarigen;
  • overweeg bij het gebruik van andere taken:
    • Is het instrument geschikt voor deze doelgroep?
    • Wat is de psychometrische kwaliteit van het instrument?
    • Wat is de kwaliteit van de normen?
    • Is het instrument of de meetprocedure aanvaardbaar?
    • Hoe is de verhouding tussen wat de toepassing van een instrument oplevert en wat het kost?
Comorbiditeit en alternatieve verklaringen
Het diagnostisch proces
Reageer!