Dyslexie

3. Diagnostiek

Comorbiditeit en alternatieve verklaringen

Er zijn verschillende comorbide stoornissen die samen kunnen optreden met ernstige, hardnekkige lees- en/of spellingproblemen. Taalontwikkelingsstoornissen (TOS), ADHD en andere gedragsproblemen springen hierbij het meest in het oog. Maar ook minder voorkomende aandoeningen, zoals bepaalde vormen van epilepsie en neurofibromatose (NF1) en pre- en perinatale problemen, kunnen incidenteel ten grondslag liggen aan de leerproblematiek. Comorbiditeit blijkt vaak een teken te zijn dat de stoornis een ernstiger manifestatie kent en kan diagnostisch onderzoek en behandeling compliceren. Een goed inzicht in mogelijke comorbiditeiten is daarom belangrijk.

Daarnaast dienen alternatieve verklaringen voor de lees- en/of spellingproblemen in de diagnostiek uitgesloten te worden. Naast het uitsluiten van onvoldoende en inadequaat onderwijs, dient een algemeen leerprobleem, zoals bij jeugdigen met een licht verstandelijke beperking (LVB), te worden uitgesloten. Tevens dient uitgesloten te worden dat de lees- en/of spellingproblemen verklaard kunnen worden door brede neurologische problematiek of door ernstig gehoorverlies of een visuele beperking.

Zoals eerder gezegd, komen verschillende ontwikkelingsstoornissen nogal eens samen voor. Het is daarom goed te benadrukken dat het samen optreden van lees- en/of spellingproblemen met een andere ontwikkelingsstoornis de diagnose dyslexie niet noodzakelijkerwijze uitsluit. Wel maakt dit het diagnosticeren moeilijker, omdat ook de bijkomende stoornis kan interfereren met het schools leren. Een deskundig klinisch oordeel is daarom belangrijk in dergelijke differentiaaldiagnostische processen. Als de andere ontwikkelingsstoornis het geheel aan geconstateerde leerproblemen volledig kan verklaren, dan dient dyslexie niet gediagnosticeerd te worden.

Door vragen te stellen tijdens de anamnese en het leerlingdossier te beoordelen, kan in kaart worden gebracht of er aanwijzingen zijn voor comorbiditeiten of alternatieve verklaringen voor de klachten. Bij ADHD springen gedrags-, aandachtsproblemen en problemen in het sociaal-emotioneel functioneren het meest in het oog, bij TOS een bredere taalproblematiek die ook de mondelinge taal betreft, en bij LVB brede leerproblemen en gedrags- en sociaal-emotionele problemen (problematiek in adaptief functioneren of aanpassingsgedrag). Een vermoeden van comorbiditeit of alternatieve verklaring kan tijdens het diagnostisch onderzoek met behulp van neuropsychologische tests, observaties en vragenlijsten verder onderzocht worden. Voor diagnostiek met betrekking tot ADHD wordt verwezen naar de Richtlijn ADHD en de Zorgstandaard ADHD. Voor een vermoeden van TOS is het raadzaam contact op te nemen met een logopedist. Daarbij wordt verwezen naar de Richtlijn Logopedie bij taalontwikkelingsstoornissen en het Handboek Taalontwikkelingsstoornissen. Voor een vermoeden van LVB wordt verwezen naar de Richtlijn diagnostisch onderzoek LVB en de meer specifiek op jeugdigen toegesneden Handreiking voor het werken met kinderen met Licht Verstandelijke Beperkingen in het basisonderwijs en thuis.

Het toetsen van mogelijke comorbiditeiten of alternatieve verklaringen is niet alleen van belang voor het stellen van een juiste diagnose, maar ook voor het kunnen bieden van een behandelplan op maat.

Dat verschillende ontwikkelingsstoornissen vaak samen voorkomen, betekent dat bij een gedeelte van de jeugdigen met dyslexie symptomen van comorbide problematiek op subklinisch niveau aanwezig zullen zijn. Ook wanneer kenmerken van een comorbide stoornis zoals ADHD van een subklinische aard zijn, kunnen ze belangrijke handvatten geven voor behandeling.

Conclusie

ADHD, andere gedragsstoornissen en TOS zijn de meest voorkomende alternatieve verklaringen of comorbiditeiten in geval van lees- en/of spellingproblemen. Algemene leerproblemen en LVB kunnen een alternatieve verklaring zijn voor de problematiek. In de diagnostiek (anamnese en testafname) dienen deze alternatieve verklaringen expliciet gewogen te worden. De aanwezigheid van comorbiditeiten moet niet zwart-wit worden benaderd als zijnde aan- of afwezig. Gegeven de heterogeniteit binnen en de overlap tussen ontwikkelingsstoornissen, zullen bij een gedeelte van de jeugdigen met dyslexie symptomen van comorbide problematiek op subklinisch niveau aanwezig zijn. Het is belangrijk hier tijdens de diagnostiek aandacht aan te besteden, in het bijzonder met oog op de indicatie-analyse. In de verslaglegging dient evenzeer de aan- of afwezigheid van comorbide problematiek beargumenteerd te worden.

Onderzoeksverslag
Diagnostische instrumenten voor jongeren
Reageer!