Seksuele ontwikkeling

1. Introductie

Deze richtlijn (inclusief onderbouwing en werkkaarten) is primair bedoeld voor jeugdprofessionals. Onder ‘jeugdprofessionals’ worden zowel gedragswetenschappers (psychologen, orthopedagogen of anderen met een gedragswetenschappelijke opleiding) als hbo-opgeleide professionals (zoals in wijkteams of groepsleiders binnen instellingen) verstaan. In dit hoofdstuk lees je waarom de Richtlijn Seksuele ontwikkeling voor jeugdhulp en jeugdbescherming geschreven is en worden de uitgangspunten toegelicht.

Onderwerp van de richtlijn

Relevantie van het thema

Alle kinderen en jongeren, ongeacht achtergrond of problematiek, hebben recht op een gezonde en veilige seksuele ontwikkeling en voorlichting daarover als onderdeel van hun algehele ontwikkeling (Universele Verklaring van de Rechten van de Mens; Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind; WHO Regional Office for Europe, 2010).

Ondanks de goede intenties vinden professionals het lastig om met elkaar, met jeugdigen en met ouders over seksualiteit te spreken. Er is onder jeugdprofessionals veel handelingsverlegenheid, gebaseerd op onvoldoende kennis en vaardigheden en/of beïnvloed door eigen attitude, opvattingen en sociale normen, en er wordt nog te vaak een restrictief beleid gevoerd dat gebaseerd is op angst voor ‘incidenten’ of reacties van ouders. Jeugdprofessionals weten onvoldoende wat een gezonde seksuele ontwikkeling inhoudt en wanneer seksueel gedrag ongezond of afwijkend is. Ook weten ze niet goed wanneer en hoe seksualiteit bespreekbaar te maken, welke handelingsperspectieven er zijn en welke interventies gewenst zijn om jeugdigen te ondersteunen bij een gezonde en veilige seksuele ontwikkeling.

De achtergrond en kwetsbaarheid van jeugdigen in de jeugdhulp en jeugdbescherming vragen om een bijzondere aanpak, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke situatie, kwetsbaarheid en behoeften van jeugdigen. Jeugdigen in jeugdhulp en jeugdbescherming zijn kwetsbaar voor seksuele risico’s en problematisch seksueel gedrag omdat zij relatief vaak seksueel misbruik hebben meegemaakt of omdat het gezinsklimaat de seksuele ontwikkeling niet altijd heeft ondersteund. Praten over seksualiteit en seksueel gedrag is in sommige culturele en religieuze groepen bovendien een taboe waardoor jeugdigen uit deze groepen vaak onvoldoende voorbereid zijn op seksuele activiteit.

Afbakening

Deze richtlijn gaat over de seksuele ontwikkeling van jeugdigen van 0 tot 23 jaar die te maken hebben met jeugdhulp en/of jeugdbescherming. Deze jeugdigen hebben uiteenlopende achtergronden, zowel wat betreft problematiek als diversiteit (leeftijd, cultuur, religie, genderidentiteit, leer- en ontwikkelingsniveau, seksuele oriëntatie).

Naast de gezonde seksuele ontwikkeling wordt in deze richtlijn besproken wat er mogelijk anders is in de seksuele ontwikkeling bij specifieke groepen jeugdigen in de jeugdhulp en jeugdbescherming, en wat risico- en beschermende factoren zijn. Samen met de ontwikkelwerkgroep en op basis van literatuur is nagegaan met welke specifieke problematiek bij jeugdigen in de jeugdhulp en jeugdbescherming professionals het meest te maken hebben en/of waar zij de meeste vragen over hebben. Voor deze specifieke groepen zijn literatuur- searches uitgezet. De specifieke groepen jeugdigen die in de richtlijn aan de orde komen, zijn:

  • jeugdigen met een licht verstandelijke beperking (LVB)
  • jeugdigen met een stoornis in het autismespectrum (ASS)
  • jeugdigen met problematische gehechtheid
  • jeugdigen met een seksueel trauma

Begripsbepaling

In deze richtlijn gelden de volgende definities van gehanteerde begrippen. Zie ook overige begrippen in bijlage 2.

Seksualiteit

Seksualiteit omvat het geheel aan gevoelens, gedachten, opvattingen, fantasieën, verlangens en gedragingen die seksueel getint kunnen zijn. Het is een breed en dynamisch begrip.
Seksualiteit is verbonden met genderrollen, seksuele oriëntatie, seksuele identiteit, intimiteit, plezier, erotiek en voortplanting. Kinderen beleven hun seksualiteit anders dan jongeren en volwassenen. Vanaf de puberteit, als zij geslachtsrijp zijn, gaan jongeren meer relationele en seksuele contacten aan. Kinderen en jongeren geven zelf betekenis aan seksualiteit onder invloed van de interactie met hun sociale en culturele omgeving. Kinderen en jongeren hebben informatie en vaardigheden nodig die hen in staat stellen op een positieve en verantwoorde wijze om te gaan met hun seksualiteit (veilig, vrijwillig, gelijkwaardig en geïnformeerd) en rekening te houden met de gezondheid en het welzijn van de ander.

Seksuele gezondheid

Seksuele gezondheid is een met seksualiteit verbonden toestand van fysiek, emotioneel, mentaal en sociaal welzijn. Seksuele gezondheid is dus meer dan alleen de afwezigheid van ziekte, disfunctie of zwakte en wordt vanuit een positieve en respectvolle benadering van seksualiteit en seksuele relaties belicht. Om seksuele gezondheid te bereiken en te behouden, moeten de seksuele rechten van ieder mens worden gerespecteerd, beschermd en gerealiseerd. Dit impliceert onder andere het mogen en kunnen aangaan van prettige, vrijwillige en veilige seksuele contacten en ervaringen, zonder dwang, discriminatie en geweld.

Seksuele rechten van de mens

Soms kan seksueel gedrag binnen een bepaalde maatschappij, cultuur, levensbeschouwelijke overtuiging, een bepaald gezin of een bepaalde groep als normaal gezien worden, maar wel een bedreiging vormen voor een gezonde seksuele ontwikkeling. Te denken valt bijvoorbeeld aan normen ten aanzien van seksueel gedrag op jonge leeftijd, homonegativiteit, beperking in partnerkeuze of uithuwelijking, genitale verminking (meisjesbesnijdenis) enzovoorts. De
seksuele rechten van de mens vormen in deze gevallen het uitgangspunt voor de categorisering van het seksuele gedrag als gezond, schadelijk of zorgwekkend.

Internationaal zijn seksuele en reproductieve rechten vastgelegd in verdragen die door de meeste landen zijn ondertekend. Deze rechten sluiten aan bij de fundamentele en universele rechten van de mens. De belangrijkste seksuele en reproductieve rechten van het individu zijn:

  • de hoogst haalbare standaard van seksuele gezondheid, inclusief toegang tot voorzieningen (anticonceptie, veilige abortus, seksuologische hulp et cetera);
  • toegang tot en het ontvangen van betrouwbare informatie en voorlichting over seksualiteit;
  • seksuele en relationele vorming;
  • vrije partnerkeuze;
  • respect voor lichamelijke integriteit;
  • het besluit om wel of niet seksueel actief te zijn;
  • seksuele relaties met wederzijdse instemming (binnen de kaders van wat op grond van de wet is toegestaan – zie Seksualiteit in het strafrecht);
  • een huwelijk met wederzijdse instemming (in Nederland geldt hiervoor achttien jaar als minimumleeftijdsgrens);
  • bescherming tegen seksuele exploitatie en seksueel misbruik;
  • het besluit om wel of geen kinderen te willen en wanneer;
  • het nastreven van een bevredigend, veilig en plezierig seksleven.

Het verantwoord naleven van deze rechten impliceert dat iedereen de rechten van de ander respecteert.

Mensenrechten gelden ook voor kinderen en jongeren. Jeugdigen hebben daarenboven eigen specifieke rechten (Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind). De kern van deze kinderrechten wordt gevormd door het belang van de jeugdige. Dit houdt in dat bij iedere beslissing die een jeugdige raakt, het belang van de jeugdige de eerste overweging vormt.

Seksuele ontwikkeling

Een seksueel gezonde ontwikkeling refereert aan het vermogen om zich in vrijheid seksueel te ontwikkelen en daarover eigen regie te voeren, in het licht van de sociale, fysieke en emotionele uitdagingen van het leven.

De seksuele ontwikkeling start in de vroege kinderjaren en zet zich voort in de puberteit en volwassenheid. De seksuele ontwikkeling bestaat uit een samenspel van lichamelijke, cognitieve, psychische, sociale, relationele, ethische, religieuze en culturele factoren. Jeugdigen spelen zelf een actieve rol in hun seksuele ontwikkeling door:

  • te reageren op hun omgeving;
  • betekenis te geven aan denkbeelden, emoties en gedragingen;
  • en hierin zelf seksuele keuzes te maken.

De seksuele ontwikkeling van jeugdigen betreft de volgende domeinen:

  • de biologische en fysieke ontwikkeling: groei van de geslachtsdelen en primaire en secundaire geslachtskenmerken, lichamelijke veranderingen in de puberteit, lichaams- en zelfbeeld, lichaamsverzorging, (cosmetische) chirurgie, en lichamelijke stoornissen;
  • de psychosociale ontwikkeling, waaronder seksueel gedrag, seksuele gevoelens (verliefdheid, verlangen, opwinding, orgasme, verslaving en disfuncties), seksuele oriëntatie, genderidentiteit en genderstoornissen, (seksuele) relaties, (seksueel) lichaams- en zelfbeeld (houding, emoties) en omgang met beelden in de media;
  • vruchtbaarheid, voortplanting, anticonceptie en gezinsvorming.

Seksueel gedrag

De term ‘normaal seksueel gedrag’ is subjectief en komt overeen met de normen binnen een cultuur, maatschappij, gezin of groep. Deze term wordt daarom niet gebruikt in de richtlijn. Seksueel gedrag kan veelvoorkomend zijn, gezond of ongezond. Veelvoorkomend seksueel gedrag is niet per definitie gezond seksueel gedrag. Ook is weinig voorkomend seksueel gedrag niet per definitie ongezond seksueel gedrag. De meeste jeugdigen ontwikkelen zich op een seksueel gezonde manier en maken op latere leeftijd seksueel gezonde keuzes. Seksueel gezond gedrag is gedrag dat niet schadelijk is voor het eigen lichaam of psychosociaal welzijn. Gedrag is seksueel ongezond als het een (te verwachten) schadelijk of zorgwekkend risico vormt voor de (seksuele) ontwikkeling van de jeugdige zelf of eventuele andere betrokkene(n). Voor de beoordeling van seksueel gedrag gebruiken we in de richtlijn het Vlaggensysteem.

Vlaggensysteem

De zes criteria en vier beoordelingscategorieën van het door Sensoa (Vlaams Expertisecentrum voor seksuele gezondheid) ontwikkelde Vlaggensysteem worden in deze richtlijn gebruikt om seksueel gedrag van jeugdigen te duiden en te beoordelen als:

  • acceptabel/oké (groene vlag);
  • licht grensoverschrijdend (gele vlag);
  • ernstig grensoverschrijdend (rode vlag);
  • zeer ernstig grensoverschrijdend (zwarte vlag).

De zes criteria zijn:

  • Wederzijdse toestemming: wil de jeugdige het zelf, wil de eventuele andere jeugdige het ook, vinden beide jeugdigen het seksuele gedrag prettig?
  • Vrijwilligheid: kiest de jeugdige er zelf voor, durft hij/is hij in staat om nee te zeggen?
  • Gelijkwaardigheid: zijn de jeugdige en de ander ongeveer even sterk, oud, slim en populair, of is er sprake van een machtsverschil?
  • Ontwikkelingsadequaatheid (passend bij de ontwikkeling): doet de jeugdige niets waar het te jong of te oud voor is, past het seksuele gedrag bij de (ontwikkelings-)leeftijd van de jeugdige?
  • Context-adequaatheid (passend bij de context): is het seksuele gedrag van de jeugdige gepast, stoort of choqueert het anderen in de omgeving niet?
  • Zelfrespect: heeft de jeugdige zicht op de gevolgen van zijn gedrag, zijn er risico’s, kunnen er schadelijke gevolgen zijn?

Deze zogenaamde ‘normatieve lijst’ van het Vlaggensysteem is wetenschappelijk onderbouwd, wordt regelmatig herzien, is in overeenstemming met de (onderbouwing van de) richtlijn en kan behulpzaam zijn bij het duiden en beoordelen van seksueel gedrag. De in het Vlaggensysteem geadviseerde pedagogische reacties zijn tevens geïntegreerd in de richtlijn.

Uitgangsvragen

Deze richtlijn biedt kennis en aanwijzingen, en geeft handvatten voor het pedagogisch handelen van de jeugdprofessional: hoe ondersteun je een gezonde seksuele ontwikkeling, hoe signaleer je en reageer je adequaat op seksueel (grensoverschrijdend) gedrag en hoe ondersteun en begeleid je de jeugdige en/of ouders hierbij?

Bij aanvang van het ontwikkeltraject van de richtlijn zijn, op basis van een knelpuntenanalyse (zie bijlagen) en samen met de ontwikkelwerkgroep de uitgangsvragen aangescherpt en gebundeld tot de volgende set uitgangsvragen:

Kennis over de seksuele ontwikkeling:

  • Hoe verloopt de seksuele ontwikkeling bij jeugdigen van 0 tot 23 jaar?
  • Welke risico- en beschermende factoren zijn van invloed op de seksuele ontwikkeling (o.a. opvoeding, achtergrond, media, school, peers, groepsdruk, cultuur, religie)?

Kennis over de seksuele ontwikkeling bij specifieke groepen jeugdigen binnen de jeugdhulp en jeugdbescherming:

  • Hoe verloopt de seksuele ontwikkeling bij specifieke groepen jeugdigen binnen de jeugdhulp en jeugdbescherming, te weten: jeugdigen met een licht verstandelijke beperking, een stoornis in het autismespectrum, problematische gehechtheid of seksueel trauma? Wat is er (vaak) anders?
  • Welke specifieke risico- en beschermende factoren zijn van invloed op de seksuele ontwikkeling van deze jeugdigen en welke signalen duiden op deze risico’s?

Competenties (kennis, attitude en vaardigheden) van jeugdprofessionals:

  • Hoe kunnen jeugdprofessionals jeugdigen en hun ouders ondersteunen om een gezonde seksuele ontwikkeling van jeugdigen te bevorderen en problemen te voorkomen?
    • Hoe signaleer je risico’s en problemen met betrekking tot de seksuele ontwikkeling en seksueel gedrag?
    • Hoe duid je seksueel gedrag en reageer je pedagogisch adequaat?
    • Hoe maak je seksualiteit bespreekbaar?
  • Welke randvoorwaarden moeten organisaties bieden, zodat jeugdprofessionals jeugdigen en hun ouders kunnen ondersteunen bij een gezonde seksuele ontwikkeling?

Interventies:

  • Met welke interventies en methoden kunnen jeugdprofessionals een gezonde seksuele ontwikkeling van jeugdigen in de jeugdhulp en jeugdbescherming (blijven) ondersteunen en bevorderen?

Leeswijzer

De Richtlijn Seksuele ontwikkeling voor jeugdhulp en jeugdbescherming (met bijbehorende werkkaarten) is bedoeld voor alle jeugdprofessionals in de jeugdhulp en jeugdbescherming. De richtlijn vormt de neerslag van een groter document, namelijk de ‘onderbouwing’. Deze is apart te raadplegen: Onderbouwing richtlijn Seksuele ontwikkeling (pdf). Over deze richtlijn is informatie voor ouders apart verkrijgbaar. Alle documenten zijn openbaar.

Na deze leeswijzer wordt in het hoofdstuk De seksuele ontwikkeling van jeugdigen van 0 tot 23 jaar de seksuele ontwikkeling van jeugdigen van 0 tot 23 jaar besproken, en de beschermende en risicofactoren daarbij.

Het hoofdstuk De seksuele ontwikkeling van specifieke groepen jeugdigen gaat in op de seksuele ontwikkeling van jeugdigen die te maken hebben met jeugdhulp en jeugdbescherming. Daarbij wordt in het bijzonder besproken hoe de seksuele ontwikkeling bij hen anders kan verlopen, en welke risico- en beschermende factoren een rol spelen bij jeugdigen met een LVB (licht verstandelijke beperking), stoornis in het autismespectrum, problematische gehechtheid of seksueel grensoverschrijdend gedrag.

Het hoofdstuk Competenties van jeugdprofessionals bespreekt het handelen van de jeugdprofessional met betrekking tot het onderwerp seksualiteit: hoe bespreek je seksualiteit, hoe kun je seksueel gedrag inschatten, welke competenties (attitude en vaardigheden) en randvoorwaarden zijn er nodig om dit te kunnen doen? Dit hoofdstuk bevat ook praktische tips.

Het hoofdstuk Wettelijke kaders bespreekt kort de wettelijke kaders die van toepassing zijn op het thema seksualiteit en seksuele ontwikkeling.

In het hoofdstuk Interventies worden bruikbare en beschikbare interventies op het gebied van preventie, signalering en begeleiding/behandeling besproken.

Aanbevelingen worden telkens in een kader aan het einde van een hoofdstuk genoemd. Als bijlage is een begrippenlijst opgenomen.

Basisteksten

Voor deze richtlijn is een aantal basisteksten van toepassing die voor alle richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming gelden. Het gaat om de volgende onderwerpen:

Op deze website is ook een algemene verantwoording van de werkwijze bij de ontwikkeling en herziening van de richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming te vinden.

Als we in de richtlijn van ‘jeugdigen’ spreken, bedoelen we daarmee zowel kinderen van 0 tot 12 jaar als jongeren van 12 tot 23 jaar. Waar ‘kinderen’, ‘jongeren’ of ‘jeugdigen’ staat kan ook ‘het kind’, ‘de jongere’ of ‘de jeugdige’ worden gelezen, en omgekeerd.

Als in de richtlijn over ‘ouders’ wordt gesproken, kunnen dit de biologische ouders zijn, maar ook de pleeg-, adoptie- of stiefouders, de gezinshuisouders, de juridische ouders of andere volwassenen die de ouderrol vervullen. Waar ‘ouders’ staat, kan ook ‘een ouder’ worden gelezen, en omgekeerd.

Verder spreken we omwille van de leesbaarheid consequent over ‘ouders en jeugdige’ of vice versa. Maar waar dit staat, kan ook ‘ouders en/of jeugdige’ worden gelezen.

2. De seksuele ontwikkeling van jeugdigen van 0 tot 23 jaar
Reageer!