Uithuisplaatsing en terugplaatsing

2. Voorkomen van uithuisplaatsing

Voorkomen van uithuisplaatsing: pas op de plaats maken

Het voorkomen van een uithuisplaatsing gaat verder dan de inzet van een specifieke interventie. Deze paragraaf gaat in op de stappen die jeugdprofessionals samen met ouders en kinderen zetten om een uithuisplaatsing te voorkomen. Deze stappen treden in werking als één van de betrokkenen meent dat een uithuisplaatsing serieus overwogen moet worden. Hiervan kan sprake zijn als:

  • hulp onvoldoende effect heeft en de problemen onverminderd ernstig blijven of zelfs verder escaleren, waarbij er ernstige zorgen bestaan over de veiligheid en ontwikkeling van het kind of de jongere;

  • ouders en/of kinderen afhaken of niet (meer) gemotiveerd zijn, terwijl de problemen onverminderd ernstig blijven. Ouders en/of kinderen beëindigen bijvoorbeeld de hulp en/of komen niet opdagen op afspraken;

  • ouders en kinderen weerstand bieden tegen ingezette hulp, het oneens zijn met hulpverleners over ingezette hulp, of geen hulp willen aangaan terwijl de problemen onverminderd ernstig blijven;

  • ouders en kinderen hulpverleningsmoeheid of uitputting vertonen omdat ze lang en veel hulp ontvangen hebben zonder het gewenste effect;

  • jeugdprofessionals ervaren dat ze vastlopen in een gezin en geen handelingsmogelijkheden meer zien om ernstige problemen aan te pakken.

… Meer

Deze signalen zijn reden voor jeugdprofessionals om pas op de plaats te maken en samen met ouders en kind te onderzoeken hoe een van bovenstaande situaties is ontstaan. Dat doet de professional door de samenwerkingsrelatie, de eerder gemaakte gedeelde verklarende analyse en het hulpverleningsplan onder de loep te nemen en zo nodig dit plan, de afspraken en de inzet van hulp te herzien. Daarbij is het cruciaal om oog te hebben voor alle gezinsleden, en om in het bijzonder aandacht te hebben voor de persoonlijke uitdagingen van ouders.

Ervaringsdeskundige jongeren benadrukken dat hun uithuisplaatsing mogelijk voorkomen had kunnen worden als hun ouder(s) eerder en passende hulp had(den) gekregen. Signalen die volgens de jongeren heel duidelijk aangaven dat het niet goed ging, werden niet opgepikt door de omgeving. Bovendien vonden de jongeren dat er te weinig oog was voor het verhaal van henzelf. Sommige ervaringsdeskundige jongeren vertellen achteraf echter ook dat ze veel eerder uit huis geplaatst hadden moeten worden, dat ze te lang in een ongezonde en onveilige situatie hebben doorgebracht.

Samenwerkingsrelatie opbouwen met het gezin

Een goede samenwerkingsrelatie tussen jeugdprofessionals, ouders én kind vergroot de kans op succes van ingezette hulptrajecten. Bij elk gezin waar jeugdprofessionals mee te maken krijgen, is het opbouwen van een goede samenwerkingsrelatie daarom essentieel. Bij gezinnen met ernstige en/of complexe problemen waarbij de jeugdprofessional een uithuisplaatsing overweegt, is het goed om mogelijke knelpunten in de samenwerkingsrelatie te onderzoeken en met gezinsleden te bespreken. Door eerdere teleurstellende ervaringen met hulp(verleners) kunnen gezinsleden namelijk weinig vertrouwen in hulpverleners hebben. Jeugdprofessionals dienen dan ook oog te hebben voor het voorafgaande hulpverleningstraject dat mogelijk gepaard ging met (veel) wisselingen van hulpverleners, of dat niet aansloot bij de situatie van het gezin. Een goede samenwerkingsrelatie vraagt in deze situaties om extra tijd en investering van de kant van de jeugdprofessional. Lees meer over het opbouwen van een samenwerkingsrelatie in de inleiding van deze richtlijn, en over samenwerken binnen het gedwongen kader de richtlijn Samen beslissen over passende hulp.

Opnieuw de vraag van het gezin verhelderen en een gedeelde verklarende analyse maken

Wanneer de ambulante hulpverlening dreigt vast te lopen en de jeugdprofessional een uithuisplaatsing overweegt, is het zinvol om na te gaan of de eerdere vraagverheldering en gedeelde verklarende analyse (nog) kloppen. Een nieuwe analyse van de situatie kan alleen samen met de gezinsleden gemaakt worden. Een gedragswetenschapper moet hierbij intensief betrokken worden. Daarnaast kan het nodig zijn andere expertise en collegiaal overleg in te schakelen om een goede analyse te maken. Lees meer over de gedeelde verklarende analyse bij Beslissen over uithuisplaatsing.

De richtlijn Samen beslissen over passende hulp geeft aanbevelingen om de vraag te verhelderen en tot een goede probleem- en krachtenanalyse te komen die vergelijkbaar is met de gedeelde verklarende analyse. Het kan vóórkomen dat ouders het niet eens zijn met de analyse van de professionals, of dat niet beide ouders het ermee eens zijn. Een ‘gedeelde verklarende analyse’ betekent wel dat ouders dermate betrokken zijn bij het proces dat zij zichzelf erin herkennen.

Eerder ontvangen hulp evalueren

Overweegt de jeugdprofessional een uithuisplaatsing, dan is het belangrijk in een nieuwe analyse van de situatie ook de eerder ontvangen hulp te evalueren. Hiermee voorkomen jeugdprofessionals dat ze steeds dezelfde hulp inzetten zonder het gewenste resultaat te behalen. Ook hierin is het perspectief van gezinsleden cruciaal. Een tijdlijn, die jeugdprofessionals samen met gezinsleden opstellen, kan hierbij een hulpmiddel zijn. Belangrijke vragen bij de tijdlijn zijn:

  • Welke hulp heeft wanneer plaatsgevonden?

  • Is er gebruik gemaakt van bewezen effectieve interventies?

  • Hoe was de samenwerking tussen het gezin en eerdere jeugdprofessionals?

  • Was er een gezamenlijke hulpvraag geformuleerd?

  • Sloot de hulp aan bij de vraag, het probleem en de doelen van ouders en/of kind?

  • Is de hulp uitgevoerd zoals deze was bedoeld?

  • Hebben ouders en kind verbetering ervaren en door hen opgestelde doelen behaald?

  • Wat en wie heeft voor ouders en kind het verschil gemaakt, zowel in positieve als negatieve zin?

… Meer

Overleg met andere hulpverleners kan ook bijdragen aan deze evaluatie. Jeugdprofessionals dienen wel toestemming van ouders en hun kind te vragen om overleg te voeren met andere hulpverleners. De richtlijn Samen beslissen over passende hulp gaat in op de evaluatie van hulp.

Een nieuw hulpverleningsplan opstellen

Een nieuw hulpverleningsplan, gericht op het voorkomen van een uithuisplaatsing, vloeit voort uit de gemaakte analyse van de gezinssituatie. Gezinnen waarbij de jeugdprofessional een uithuisplaatsing overweegt, kampen vaak met problemen op diverse leefgebieden. De problemen zijn meestal complex omdat ze vaak al meerdere generaties doorwerken en onderling verweven zijn. Ouders kampen bijvoorbeeld vaak met schulden, psychische problematiek en relatieproblemen en hebben een gebrekkig sociaal netwerk. Omdat de analyse zich op het hele gezin richt, moet ook de hulp zich op het hele gezin richten en aansluiten bij de gemaakte analyse. Dit vraagt om een integraal plan van aanpak met heldere doelen en prioritering. Het is belangrijk daarbij in te zetten op hulp en ondersteuning die (bewezen) effectief is. Ook is samenwerking tussen professionals met diverse expertise, werkzaam in uiteenlopende domeinen, noodzakelijk.

Een aantal aandachtspunten is cruciaal om in het integrale hulpverleningsplan op te nemen:

  • Zet in op de persoonlijke problemen van ouders. Deze hebben namelijk veel invloed op het functioneren van hen als opvoeders. Om deze problemen aan te pakken is adequate hulp belangrijk, bijvoorbeeld vanuit de GGZ of verslavingszorg.

  • Zet in op problemen die raken aan de bestaanszekerheid van gezinnen (zoals financiën, huishouden, huisvesting). Deze problemen zorgen voor veel stress en beïnvloeden daarmee sterk het functioneren van ouders, ook in hun rol als opvoeder. Praktische hulp maakt daarom wezenlijk onderdeel uit van het hulpverleningsplan. Wanneer gezinnen zien dat deze hulp effect heeft, is dat goed voor de samenwerkingsrelatie met hulpverleners en de motivatie bij gezinnen. Lees meer hierover in de richtlijn Gezinnen met meervoudige en complexe problemen. Het kan wel nodig zijn voor praktische hulp professionals met specifieke expertise in te schakelen.

  • Zet in op de problemen van kinderen en jongeren. Zulke problemen kunnen de opvoedtaak van ouders verzwaren. Tijdige effectieve ondersteuning hierbij is daarom belangrijk.

  • Heb oog voor de (on)mogelijkheden van informele steun.

  • Organiseer (tijdelijk) compenserende ondersteuning, indien nodig, om ouders te ontzien en/of hun draaglast te verminderen. Bijvoorbeeld vanuit het sociale netwerk of tijdelijke voorzieningen vanuit de WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning).

  • Zoek naar mogelijkheden om wisselingen van hulpverleners te voorkomen en continuïteit in de geboden ondersteuning te creëren. Soms hebben gezinnen te maken gehad met veel wisselingen. Heb oog en begrip voor het effect dat dit op hen heeft.

  • Neem afspraken op over monitoring en evaluatie.

  • Maak goede afspraken over wat ouders en kind kunnen doen als zij ontevreden zijn of het ergens niet mee eens zijn. Maak afspraken over bereikbaarheid en op welke manier communicatie plaatsvindt.

  • Maak afspraken met alle betrokkenen over wie welke rol en verantwoordelijkheid heeft, en hoe de samenwerking verloopt: wie doet wat en hoe en wanneer informeert men elkaar over de voortgang van het gezin?

… Meer

Inzetten op de persoonlijke problemen van de ouders

In gezinnen waarbij de jeugdprofessional een uithuisplaatsing overweegt, zijn vaak forse opvoedproblemen. Deze kunnen zich uiten in ernstige en langdurige kindermishandeling of een hoog risico daarop, en een (ernstig) tekort aan opvoedingsvaardigheden bij de ouders. De opvoedproblemen ontstaan voor een deel vanuit persoonlijke problemen van ouders, zoals trauma-, psychische en/of verslavingsproblemen. De problematiek in het gezin wordt vaak zichtbaar via (problematisch gedrag van) het kind of de jongere. Ouders die zelf traumatische ervaringen in de kindertijd hebben gehad, profiteren minder van opvoedingsinterventies dan ouders zonder dergelijke ervaringen. Dat betekent dat het belangrijk is om in te zetten op traumabehandeling bij ouders, mede om opvoedingsinterventies te laten slagen.

Om een uithuisplaatsing te voorkomen is het dus belangrijk om in te zetten op:

  • passende hulp voor ouders bij hun trauma-, psychische en/of verslavingsproblemen, voor zover zij die hulp (nog) niet hebben;

  • interventies om beschermende factoren in het gezin te versterken en aanwezige risicofactoren te verkleinen;

  • versterking van het sociale netwerk van ouders en het organiseren van compenserende ondersteuning;

  • psycho-educatie aan ouders en kind, over wat er aan de hand is en wat dit betekent voor het kind;

  • interventies die specifiek zijn ontwikkeld voor kinderen van ouders met psychische en/of verslavingsproblemen (KOPP/KOV) (zie de richtlijn Kinderen van Ouders met Psychische Problemen / Verslavingsproblemen (KOPP/KOV);

  • interventies ter verbetering van de ouder-kindrelatie (zie de richtlijn Problematische gehechtheid).

… Meer

Uiteraard is het voor de ontwikkeling van kinderen van belang dat hun ouders voldoende in staat zijn tot opvoeden. Wanneer ouders echter zelf veel persoonlijke problemen hebben, kan het nodig zijn om eerst op die problemen in te zetten en pas in een later stadium op het (verder) ontwikkelen van hun opvoedingsvaardigheden. Daarbij moeten jeugdprofessionals wel in de gaten houden of de ontwikkeling en veiligheid van kinderen niet in het geding is, en of de opvoedsituatie goed genoeg is. Lees meer hierover in hoofdstuk 3 (afweging 1). Om te beoordelen of ouders tot ‘goed genoeg’ opvoederschap in staat zijn verwijzen we ook naar de richtlijn Gezinnen met meervoudige en complexe problemen.

Inzetten op de problematiek van het kind

Problemen bij het kind die een reden kunnen zijn voor een uithuisplaatsing zijn:

  • ernstige trauma-, emotionele en gedragsproblemen;

  • gevaarlijk of bedreigend gedrag van het kind richting gezinsleden;

  • verminderd contact met de realiteit, door een psychose, zelfbeschadiging en/of suïcideneiging of -poging.

… Meer

Zulke ernstige problemen zijn voor ouders, zelfs als zij over zeer goede opvoedingscapaciteiten en beschermende factoren beschikken, moeilijk te hanteren. Het is dan ook belangrijk om ouders zodanig te ondersteunen dat zij de zorg voor hun kind wel aankunnen (zie Beslissen over uithuisplaatsing, afweging 1). Tijdige en passende hulp of behandeling voor kinderen met ernstige problemen kan helpen om een uithuisplaatsing te voorkomen. Zie hiervoor de specifieke richtlijnen voor jeugdhulp en jeugd-GGZ.

Versterken van informele steun

Informele steun is in elk gezin belangrijk. Bij informele steun gaat het om de inzet van mensen uit het sociale netwerk en de directe leefomgeving van gezinnen en om de inzet van vrijwilligers. Bij de inzet van vrijwilligers kan bijvoorbeeld gedacht worden aan ervaringsdeskundige maatjes of mentoren.

Het is belangrijk om het netwerk van het gezin in een vroeg stadium te betrekken en om te bespreken welke hulp zij kunnen bieden. Ook kan het netwerk meedenken over wat er in het gezin aan de hand is, hoe dat zo gekomen is en welke hulp passend kan zijn. Informele steun kan praktisch van aard zijn, bijvoorbeeld in de vorm van hulp bij de belastingaangifte. Het kan ook om emotionele steun gaan, zoals een luisterend oor bieden na een ruzie. Ervaringsdeskundigen kunnen bijvoorbeeld steun bieden en hoop geven. De steun kan ook meer gericht zijn op het ontwikkelen van normen en waarden. Een voorbeeld van zulke ‘normatieve steun’ is dat je aan een jongere uitlegt hoe je op een goede manier kan zeggen dat je iets niet wilt.

Het doel hiervan is om (verdere) problemen te voorkomen, en de draagkracht en sterke punten van het gezin te vergroten. Als ouders en kind een beroep kunnen doen op mensen in hun omgeving, loopt stress minder hoog op. Zo kan informele steun een rol spelen in het voorkomen van uithuisplaatsingen. Interventies die daarbij kunnen helpen vind je bij Interventies inzetten.

Het (tijdelijk) overnemen van opvoed- en zorgtaken

Soms zijn ouders zo overbelast dat het nodig is om (tijdelijk) zogenaamde compenserende ondersteuning te bieden. Dat wil zeggen dat anderen ouders ondersteunen door opvoed- en zorgtaken op zich nemen, bijvoorbeeld doordat het kind in het weekend logeert bij familie of ouders van klasgenoten. Dit ontlast ouders, helpt hen tot rust te komen en kan stress wegnemen. Bovendien krijgen kinderen en jongeren op deze manier toch adequate basale verzorging. Vaak gaat het om praktische ondersteuning bij dagelijkse taken. Te denken valt aan:

  • speel- en logeermogelijkheden voor kinderen;

  • hulp bij het maken van huiswerk of regelzaken;

  • oppassen op of wegbrengen van kinderen naar vrijetijdsbesteding, zoals sport;

  • koken voor het gezin.

… Meer

Belangrijk is dat jeugdprofessionals aan ouders en kinderen of jongeren vragen wat zij hierin nodig hebben en willen. Een methode die hierbij soms gebruikt wordt, is de Doorbraakmethode van het Instituut voor Publieke Waarden. Deze methode helpt om creatieve oplossingen te zoeken en out-of-the-box te denken.

Werkzame elementen in het voorkomen van uithuisplaatsing
De effecten van uithuisplaatsing
Reageer!