Gedachten aan suïcide worden volgens de Multidisciplinaire Richtlijn Diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag niet altijd geuit, maar kunnen wel worden vermoed. Om suïcidaliteit te achterhalen moet er onderzoek worden gedaan. Iemand die suïcidegedachten heeft, kan over suïcide fantaseren, plannen maken (en de intentie hebben) om een suïcidepoging te ondernemen, of daadwerkelijk een suïcide(poging) ondernemen. Er zijn sterke aanwijzingen dat suïcidale uitlatingen, suïcide-intentie, suïcideplannen, suïcidepogingen en daadwerkelijke suïcide nauw met elkaar samenhangen. Wanneer de jeugdige een eerdere poging tot suïcide heeft gedaan, is de kans op herhaling groot. Ongeveer een kwart tot een derde van alle mensen die zijn overleden door suïcide had daarvóór al een suïcidepoging gedaan. Bostwick et al. (2016) vonden zelfs in hun onderzoek dat ongeveer 80% van de mensen die een suïcidepoging had overleefd, binnen een jaar alsnog overleed door suïcide. Het is dus extra van belang om alert te zijn op gedachten en plannen over zelfdoding.
Zelfbeschadigend gedrag kan een signaal van een suïcidewens zijn, net als risicovol gedrag waarbij iemand de kans loopt te overlijden. Maar let op: zelfbeschadiging komt niet altijd voort uit een suïcidewens. Zelfbeschadiging kan ook een manier zijn om woede, verdriet of eenzaamheid te hanteren en te verdoven. Daarnaast kan het voortkomen uit de wens om gezien te worden en aandacht te krijgen. Het komt ook voor als symptoom van psychische problematiek, zoals een borderline persoonlijkheidsstoornis. Voor lotgenotencontact en steun kunnen jeugdigen en naasten terecht bij de Stichting Zelfbeschadiging.
Veranderingen in gedrag en stemmingswisselingen kunnen ook veelzeggende signalen zijn. Denk bijvoorbeeld aan somberheid, prikkelbaarheid, agressie, roekeloos gedrag, maar ook terugtrekken, afwezigheid en onbereikbaar zijn. Daarnaast zijn voorbeelden van signalen: verslechterde prestaties op school of werk, slapeloosheid of juist veel meer slapen, en toename in het gebruik van alcohol of drugs.
Bij een depressie dient de jeugdprofessional alert te zijn op signalen die wijzen op mogelijk suïcidale gedachten of handelingen. Het Addendum Depressie bij Jeugd adviseert daarom om bij screening op depressie ook altijd een of meer items over suïcidaliteit mee te nemen. Bijvoorbeeld de CDI, YSR/ CBCL en S-PSY geven deze mogelijkheid. De betrouwbaarheid en validiteit van deze instrumenten zijn te vinden in de COTAN. Antwoordt de jeugdige bevestigend op zo’n item? Raadpleeg dan de Multidisciplinaire Richtlijn Diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag. Daarnaast is de VOZZ (Vragen over Zelfdoding en Zelfbeschadiging) een signaleringsinstrument dat als handvat in een gesprek kan worden gebruikt. Er is ook een kortere screeningsvariant beschikbaar (VOZZ-SCREEN). De instrumenten kunnen een hulpmiddel of extraatje zijn bij het contact met de jongere. Ze kunnen nooit het gesprek met de jeugdige vervangen.
De Leidraad suïcidepreventie bij jongeren (2023) (2.1 signalen van suïcidaliteit) biedt een beknopt en overzichtelijk overzicht van signalen. Deze leidraad biedt een vertaling van de al bestaande richtlijnen en standaarden naar de dagelijkse praktijk.