De eerste levensjaren van een kind worden gekenmerkt door een snelle groei en ontwikkeling, zowel lichamelijk als sociaal-emotioneel. Op de peuterleeftijd ontdekt een kind dat het een eigen individu is, kinderen ontdekken dan ook hun eigen wil.
De basis van een gezond lichaams- en zelfbeeld wordt gelegd in een veilige gehechtheidsrelatie tussen ouder en kind. In het eerste levensjaar komt de gehechtheidsrelatie tot stand op basis van allerlei dagelijkse interacties. De ouder reageert op huilen en lachen, geeft het kind te eten, doet het kind in bad, troost of kalmeert het kind, verschoont zijn/haar luier, en speelt met het kind. Vooral de manier waarop de ouder zijn reacties afstemt op de signalen van het kind (ook wel ‘sensitiviteit’ genoemd) is bepalend voor een veilige relatie.
Kinderen vanaf vijftien maanden kunnen seksuele responsen vertonen, zoals blozen, zweten en een verhoogde ademhaling. Jongetjes kunnen een erectie krijgen, hier zijn geen volwassen seksuele gevoelens aan gekoppeld. Vanaf vier jaar kunnen kinderen gevoelens van verliefdheid omschrijven.
Leer kinderen vanaf jonge leeftijd dat het geslachtsdeel een normaal onderdeel van het lichaam en bespreekbaar is. Jeugdprofessionals kunnen dit belang met ouders bespreken.
Over de effecten van de confrontatie met seksuele beelden en beelden van seksuele opwinding (in het echt en via de media) op jonge kinderen (0-6 jaar) is weinig bekend. Aangenomen wordt dat peuters en kleuters seksueel getinte beelden anders interpreteren dan volwassenen. Mogelijk interpreteren jonge kinderen seksuele opwinding of seksueel getinte beelden als ruzie of agressie.
Jeugdprofessionals kunnen samen met ouders een ondersteunende rol spelen, door het kind een kader te bieden en uit te leggen wat het gezien heeft (bijvoorbeeld als het kind volwassenen per ongeluk heeft zien vrijen), om onder andere angstgevoelens te voorkomen.
Het aanraken van de eigen geslachtsdelen onder nul- tot zesjarigen behoort tot een gezonde seksuele ontwikkeling en is niet schadelijk voor het kind. Jonge kinderen ontdekken hun lichaam en dus ook hun geslachtsdelen. Zo leren ze spelenderwijs hun eigen lichaamsdelen kennen en ervaren ze wat zij prettig en niet prettig vinden. Stimulatie van de eigen geslachtsdelen kan ook voorkomen in het bijzijn van anderen (zie ook ‘seksueel spel: contact tussen kinderen’).
De interesse in geslachtsdelen van anderen maakt deel uit van een gezonde seksuele ontwikkeling en loopt synchroon met de genderidentiteitsontwikkeling. Jongens en meisjes onderzoeken vanaf twee jaar tot welke sekse ze behoren.
Het op deze jonge leeftijd bekijken van blote mensen en het laten zien van geslachtsdelen aan anderen maakt deel uit van een gezonde seksuele ontwikkeling en is niet schadelijk. Vanaf een jaar of drie kunnen kinderen leren dat het laten zien van de eigen geslachtsdelen aan anderen niet in elke situatie wenselijk of acceptabel is. De jeugdprofessional kan samen met ouders het kind sociale regels leren, door het gedrag te benoemen, te begrenzen en uit te leggen waarom ze het begrenzen. Voor een gezonde seksuele ontwikkeling is het belangrijk dat kinderen soms begrensd worden. Kinderen leren op die manier waarden, normen en sociale regels.
Het aanraken van andermans geslachtsdelen is veelvoorkomend gedrag en behoort tot een gezonde seksuele ontwikkeling. De grens van dit gedrag wordt (naast de criteria van het Vlaggensysteem) bepaald door wat ouders acceptabel vinden. De jeugdprofessional vraagt door om feitelijk gedrag te achterhalen.
Seksueel contact tussen kinderen onderling wordt ook wel seksueel spel genoemd en komt voor vanaf ongeveer twee jaar. Een bekend voorbeeld is doktertje spelen. Vanaf een jaar of vier à zes speelt dit spel zich vaker buiten het gezichtsveld van volwassenen af. Over het algemeen draagt seksueel spel tussen kinderen bij aan een gezonde genderidentiteitsontwikkeling, de ontwikkeling van een gezond lichaamsbeeld en lichaamsbesef.
Tongzoenen, het imiteren van geslachtsgemeenschap en het met de mond aanraken van andermans geslachtsdelen wordt onder jonge kinderen niet vaak geobserveerd. Als het wel voorkomt, betekent dat nog niet direct dat het zorgwekkend is. Gedrag dat niet veel voorkomt kán echter een signaal zijn dat er andere problemen spelen. Overleg bij twijfel met een gedragswetenschapper of consulent/aandachtsfunctionaris over het gedrag en de mate van zorg, en bepaal samen welke vervolgstappen nodig zijn om het gedrag te kunnen duiden (bijvoorbeeld observatie van gedragspatronen, nadere diagnostiek). Soms hebben kinderen extra informatie nodig of een andere aanpak. Ook kunnen ouders moeite hebben met het bijsturen van hun kind.
Overleg bij twijfel met een gedragswetenschapper of consulent/aandachtsfunctionaris over het gedrag en de mate van zorg, en bepaal samen welke vervolgstappen nodig zijn om het gedrag te kunnen duiden (bijvoorbeeld observatie van gedragspatronen, nadere diagnostiek).
Seksueel spel tussen kinderen hoort begrensd of afgeleerd te worden als er sprake is van dwang of onvrijwilligheid, als het spel de ander of het kind zelf pijn doet, bij machtsmisbruik of bij ongelijkwaardigheid. Zodra het seksuele contact door een volwassene geïnitieerd wordt, is er sprake van seksuele grensoverschrijding en worden de Richtlijn Kindermishandeling voor jeugdhulp en jeugdbescherming en de stappen van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling gevolgd.
De genderidentiteit van een kind kan zich uiten in zichtbaar jongensachtig of meisjesachtig gedrag; bijvoorbeeld door haardracht, kleding, voorkeur voor spelletjes en voorkeur voor speelgoed. Ook ontdekken kinderen op deze leeftijd dat de geslachtskenmerken van jongens en meisjes verschillen.
Stereotypisch of atypisch gendergedrag van jonge kinderen hoeft nog niets te zeggen over de genderidentiteit van het kind. Wat als een ‘gezonde’ genderspecifieke ontwikkeling wordt gezien, verschilt per cultuur. Het is belangrijk om het experimenteren met verschillende genderrollen in deze leeftijdsfase te onderkennen als onderdeel van een gezonde ontwikkeling. Het is dus belangrijk dat ouders en jeugdprofessionals er niet veroordelend op reageren, maar een kind ondersteunen en zijn gevoelens serieus nemen, om zo emotionele en sociale problemen te voorkomen.
Pas als een kind:
wijst dit mogelijk op genderdysforie. Aan het begin van de puberteit zal duidelijk worden of er daadwerkelijk sprake is van genderdysforie. Bij een groot deel van de jonge kinderen verdwijnt atypisch genderrolgedrag vanzelf weer. Ouders en jeugdprofessionals kunnen met vragen of zorgen over extreem cross-gendergedrag of mogelijke genderdysforie terecht bij diverse gespecialiseerde organisaties (via Transvisie). Deze organisatie kan jeugdprofessionals, ouders en opvoeders opvoedingsondersteuning bieden om kinderen de ruimte te geven om zich te ontwikkelen.
De ontwikkeling van de seksuele identiteit is een doorlopend proces. Aan het begin van de puberteit wordt de seksuele oriëntatie (bijvoorbeeld heteroseksueel, lesbisch, homoseksueel of biseksueel) van een kind pas duidelijk. Kinderen in de leeftijd van nul tot zes jaar geven nog geen relevante signalen af die wijzen op een bepaalde seksuele oriëntatie.