Ouders en jongeren vinden het vaak lastig om zelf over seksualiteit te beginnen of om hulp te vragen. De jeugdprofessional zal dus het initiatief moeten nemen. Professionals stellen seksualiteit eerder aan de orde als zij het gevoel hebben hierop voorbereid te zijn (bijvoorbeeld door training) en ‘toestemming’ hebben om het onderwerp te bespreken (randvoorwaarden van de organisatie).
Gebruik voor het bespreekbaar maken van seksualiteit in de begeleiding van jeugdigen en ouders het BETTER-model als uitgangspunt voor gespreksvoering. Gebruik de LOVE-regel om ouders een handvat te bieden voor seksuele opvoeding.
B = Bring up: begin erover (in een gesprek, vragenlijst, op de website). Laat zien dat het een onderwerp van gesprek is: het staat op de agenda!
E = Explain: leg uit dat seksualiteit een onderdeel van het leven is en besproken kan en mag worden in de setting waar de jeugdprofessional werkt.
T = Tell: vertel dat jij als jeugdprofessional regelmatig terug zult komen op het onderwerp, zodat er op een volgend moment ook ruimte voor is als het nu niet het juiste moment is (dit is immers voor iedereen anders). Het valt dus niet van de agenda af als er nú niets over te vertellen valt.
T = Time: neem er de tijd voor als er wel iets over te vertellen valt.
E = Educate: geef informatie en psycho-educatie (seksuele vorming).
R = Record: noteer in het dossier dat het thema besproken is en wordt.
De LOVE-regel behelst specifieke aandachtspunten die voor de seksuele opvoeding van belang zijn. De regel sluit aan bij de autoritatieve opvoedstijl. Een interventie zoals Triple-P (positief opvoeden) kan ouders helpen zich deze opvoedstijl eigen te maken.
De interventie Opgroeien met Liefde (ondersteuning voor professionals, zie het hoofdstuk Interventies) kan jeugdprofessionals helpen bij het bieden van seksuele opvoedingsondersteuning aan ouders. De interventie is in eenvoudige taal verwoord, zodat een grote groep ouders ermee uit de voeten kan.
L = Let op uw kind: Voor een goede ondersteuning is het belangrijk dat ouders weten waar hun kind mee bezig is en hoe een gezonde seksuele ontwikkeling verloopt. De jeugdprofessional motiveert ouders het seksuele gedrag van hun kind te monitoren en geeft tips hoe ze kunnen anticiperen op een volgende fase. Hij kan hiervoor bijvoorbeeld de folders Seksuele ontwikkeling 0-18 jaar en Seksuele opvoeding van kinderen en jongeren 0-18 jaar met een beperking (www.rutgers.nl) gebruiken.
O = Open communicatie: Ouders spelen een belangrijke rol in de seksuele opvoeding door vragen van hun kind te beantwoorden of met hun kind te praten over relaties en seksualiteit. De jeugdprofessional moedigt ouders aan open met hun kind te praten over seksualiteit en geeft informatie over geschikte gespreksonderwerpen. Hij kan hiervoor bijvoorbeeld de folders Seksuele ontwikkeling 0-18 jaar en Seksuele opvoeding van kinderen en jongeren 0-18 jaar met een beperking (www.rutgers.nl) gebruiken.
V = Voorbeeld geven: Ouders zijn altijd een voorbeeld voor hun kind. Voor een positieve seksuele ontwikkeling is het goed als hun kind zich kan spiegelen aan ouders die respectvol en liefdevol met elkaar en anderen omgaan. De kans is dan groot dat ze die houding overnemen.
E = Er zijn voor uw kind: Voor zowel jonge kinderen als jongeren is het belangrijk dat de thuissituatie warmte, veiligheid en bescherming biedt. De jeugdprofessional geeft ouders positieve opvoedtips, zoals het knuffelen van jonge kinderen, een luisterend oor bieden, beschikbaar zijn zonder (meteen) te oordelen, het serieus nemen van de wensen en grenzen van het kind, en het kind begrenzen en corrigeren als seksueel gedrag niet toelaatbaar is. Hij kan hiervoor bijvoorbeeld de folder Over de grens. Seksueel opvoeden met behulp van het Vlaggensysteem (www.sensoa.be) gebruiken of de tips voor ouders op www.weekvandelentekriebels.nl.
Om seksueel gedrag van jeugdigen adequaat te kunnen duiden en te beoordelen wordt in de richtlijn aangeraden gebruik te maken van de zes criteria, de vier beoordelingscategorieën, de normatieve lijst en de pedagogische reacties zoals beschreven in het Vlaggensysteem (www.sensoa.be/vlaggensysteem of www.vlaggensysteem.nl).
Voor het inschatten en beoordelen van het gedrag wordt gebruik gemaakt van zes criteria, vier beoordelingscategorieën (zichtbaar als vier verschillend gekleurde vlaggen) en een normatieve lijst.
De zes criteria zijn:
Op basis van de zes criteria wordt bepaald of gedrag oké is (groene vlag), licht grensoverschrijdend (gele vlag), ernstig grensoverschrijdend (rode vlag) of zeer ernstig grensoverschrijdend (zwarte vlag). De jeugdprofessional werkt, indien nodig, multidisciplinair samen bij de toetsing aan de zes criteria.
Veel seksueel gedrag van jeugdigen is gezond.
Jeugdigen experimenteren immers vanaf jonge leeftijd met seksualiteit, ze proberen gedrag uit en/of ontdekken hun eigen lichaam en dat van anderen. Dit gedrag is nodig voor een gezonde seksuele ontwikkeling.
Bij ‘licht grensoverschrijdend’ seksueel gedrag is afleiden of het gedrag benoemen en begrenzen afdoende. Jeugdigen moeten soms immers nog leren welk seksueel gedrag wel of niet acceptabel of toelaatbaar is. Het is belangrijk om dit op een begrijpelijke manier aan de jeugdige uit te leggen. ’Ernstig grensoverschrijdend seksueel gedrag’ moet beslist afgeleerd en bijgestuurd worden, bijvoorbeeld door er consequenties, een waarschuwing of een straf aan te verbinden.
Bij ‘zeer ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag’ is ingrijpen noodzakelijk. Dit kan door het gedrag te verbieden, er straf of sancties aan te verbinden en/of begeleiding te geven om herhaling te voorkomen. Extra observaties zijn wenselijk. Let op: het Vlaggensysteem is een pedagogisch instrument gericht op de jeugdige die seksueel grensoverschrijdend gedrag vertoont. Voor meer informatie zie ook de adviezen in de onderbouwing van de richtlijn (hoofdstukken ‘De seksuele ontwikkeling van jeugdigen van 0 tot 23 jaar’ en ‘De seksuele ontwikkeling van specifieke groepen jeugdigen’).
Aan de vlaggen wordt een pedagogische reactie gekoppeld. De normatieve lijst is een wetenschappelijk onderbouwde tabel waarin voorbeelden van seksuele activiteiten en gedragingen per leeftijdscategorie (0-18 jaar) staan beschreven. Deze lijst (die goed wordt bijgehouden) is gebaseerd op recente onderzoeksgegevens die het seksuele gedrag van kinderen en jongeren op verschillende leeftijden beschrijven. Je gebruikt deze lijst om te checken of de gekozen pedagogische reactie en vlag, ook zo in de literatuur wordt beschreven.
Vanuit het project Gezond seksueel gedrag in de residentiële Jeugdzorg dat van 2013 tot 2017 is uitgevoerd door een consortium bestaande uit Accare Jeugd GGZ, Avans Hogeschool, Movisie, Rutgers en TNO, is het Vlaggensysteem doorontwikkeld voor de residentiële jeugdzorg (Vlaggensysteem RJ). Zo zijn er tekeningen voor de residentiële jeugdzorg ontwikkeld met situaties die zich in de residentiële jeugdzorg kunnen voordoen, en die aansluiten bij de jeugdigen. Ze zijn op deze manier herkenbaar, zowel voor professionals als jeugdigen. De gedragingen op deze tekeningen zijn beoordeeld met een vlag.
De beoordeling en weging van het gedrag – aan de hand van de criteria – staat op de achterzijde van de situatiekaarten (tekeningen) beschreven. Dit is in lijn met de reguliere versie van het Vlaggensysteem. Ook zijn er richtlijnen voor het adequaat beoordelen en handelen in de residentiële jeugdzorg ontwikkeld, mede op basis van literatuuronderzoek en de doelen van het Vlaggensysteem.
De jeugdprofessional voorziet jeugdigen (en ouders) van betrouwbare en begrijpelijke informatie over relaties en seksualiteit en het maken van eigen verantwoorde keuzes. Bijvoorbeeld door middel van de website www.sense.info, educatief lesmateriaal en foldermateriaal (zie hoofdstuk Interventies). De jeugdprofessional informeert jeugdigen en ouders over het belang van veilige, prettige en gewenste seksualiteit. De voorbereiding op seksuele activiteit behoeft extra aandacht bij kinderen vanaf tien jaar.
De jeugdprofessional vraagt naar seksualiteit en seksueel gedrag, en betekenis en context.
De jeugdprofessional geeft dan betrouwbare informatie over een gezonde seksuele ontwikkeling, waarin contact prettig, gelijkwaardig en veilig is. En daarnaast informatie over seksuele risico’s (zoals soa, zwangerschap, seksuele dwang en seks en internet) en hoe deze te voorkomen. Ook vertelt de jeugdprofessional dat je seksuele contacten kunt weigeren.
De jeugdprofessional kan (met ouders) seksueel gedrag bijsturen, door het te benoemen, te begrenzen en uitleg te geven. Gebruik hierbij het Vlaggensysteem.
De jeugdprofessional stopt of stuurt gedrag van een jeugdige bij als er sprake is van seksuele grensoverschrijding welke volgens het Vlaggensysteem een gele of rode vlag krijgt en reageert zoals geformuleerd in het Vlaggensysteem: de jeugdprofessional vertelt jeugdigen, ouders en andere professionals dat het belangrijk is om dit gedrag bij te sturen door het gedrag te benoemen,
te begrenzen en uit te leggen waarom het begrensd wordt. Dit is nodig omdat jeugdigen experimenteren met seksualiteit en mogelijk zelf de risico’s onvoldoende overzien.
Er moeten in dat geval maatregelen genomen worden om het gedrag bij te sturen, zodat dit niet meer kan voorvallen. Overleg met een collega (bijvoorbeeld gedragswetenschapper of andere deskundige) kan hierbij helpen.
De jeugdprofessional geeft betrouwbare informatie over seksuele fantasieën, masturbatie, kijken naar porno en ander veelvoorkomend seksueel gedrag. Zulk gedrag hoort bij een gezonde seksuele ontwikkeling. Dit gedrag kan echter omslaan in preoccupatie, excessief seksueel gedrag of een verslaving. De jeugdprofessional analyseert (indien nodig samen met collega’s uit andere disciplines) de situatie en maakt hierbij gebruik van de informatie over de seksuele ontwikkeling van jeugdigen (ook van specifieke groepen).
De jeugdprofessional duidt zo mogelijk onderliggende problematiek en schakelt hier (indien nodig) een andere professional voor in. De jeugdprofessional verwijst door of gaat over naar een andere vorm van hulpverlening/behandeling op het moment dat het seksuele gedrag:
maar vooral als dit gedrag de ontwikkeling van de jongere dusdanig verstoort dat deze niet meer aan het dagelijks leven deel kan nemen. In zo’n geval is een diagnose en specifieke behandeling nodig.
De jeugdprofessional grijpt in als er sprake is van seksuele grensoverschrijding die volgens het Vlaggensysteem een zwarte vlag zou krijgen en reageert zoals geformuleerd in het Vlaggensysteem.
Het gedrag (van pleger) is mogelijk een signaal voor onderliggende problematiek. In zo’n geval dienen gedragspatronen (bij pleger) geobserveerd te worden door een deskundige professional en moet de betekenis van het gedrag geduid worden. Het is mogelijk dat aan het gedrag andere oorzaken ten grondslag liggen, bijvoorbeeld een gedragsstoornis, problematische gezinssituatie, (seksuele) kindermishandeling of verwaarlozing.
De jeugdprofessional analyseert (indien nodig samen met collega’s uit andere disciplines) de situatie en maakt hierbij gebruik van de informatie over de seksuele ontwikkeling van specifieke groepen (hoofdstuk De seksuele ontwikkeling van specifieke groepen jeugdigen). De jeugdprofessional duidt zo mogelijk onderliggende problematiek. De jeugdprofessional bespreekt (met jeugdige – slachtoffer en pleger -, ouders/opvoeders, collega’s, gedragswetenschappers of andere deskundigen, en indien noodzakelijk met Veilig Thuis) vormen van hulpverlening en behandeling (bijvoorbeeld in de GGZ), afhankelijk van de onderliggende problematiek.
De jeugdprofessional meldt de situatie bij de verantwoordelijke teammanager en legt de situatie in geanonimiseerde vorm voor aan de aandachtsfunctionaris, deskundige op gebied van seksualiteit, gedragswetenschapper en/of Veilig Thuis. Volg hierin de stappen van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en het protocol van de organisatie/ instelling.
Zie voor verwijscriteria en signalen van (seksuele) kindermishandeling de Richtlijn Kindermishandeling voor jeugdhulp en jeugdbescherming. De jeugdprofessional overlegt met de jeugdige (slachtoffer) over aangifte bij de zedenrecherche en – gelet op de wettelijke leeftijdsgrenzen – over het eventueel betrekken/op de hoogte stellen van ouders – zie ook het hoofdstuk over wettelijke kaders. Ook wijst de jeugdprofessional de jeugdige (slachtoffer) op zijn of haar recht op hulp en zorg binnen zeven dagen na een verkrachting of aanranding bij een van de Centra voor Seksueel Geweld.
Bij jonge kinderen overlegt de jeugdprofessional met de ouders en eventueel met Veilig Thuis en/of de zedenrecherche.
De jeugdprofessional betrekt andere hulpverlening (een anoniem Sense-spreekuur (www.sense.info), huisarts of seksuoloog), en overlegt met de jongere over een soa- en/of zwangerschapstest. De jeugdprofessional informeert over het gebruik van de morning-afterpil en andere vormen van anticonceptie, en wijst de jongere op betrouwbare informatiebronnen (www.sense.info) en mogelijkheden voor hulp en advies bij onbedoelde zwangerschap (www.zwangerwatnu.nl/FIOM of Siriz).
De jeugdprofessional wijst de jongere op keuzemogelijkheden bij onbedoelde zwangerschap (abortus of geboorte kind) en biedt eerste hulp. De jeugdprofessional overlegt met de jeugdige over het betrekken van de partner en/of ouders bij het keuzeproces, en houdt hierbij rekening met de wettelijke leeftijdskaders (hoofdstuk Wettelijke kaders). Eventueel laat de jeugdprofessional zich ondersteunen door een professional gespecialiseerd in het bespreekbaar maken van een kinderwens bij mensen met een verstandelijke beperking (zie ASVZ: Kinderwens en ouderschap).
Ook bespreekt de jeugdprofessional hulp- en adviesmogelijkheden bij het vermoeden van soa/hiv (partnerwaarschuwing en op soa laten testen bij de soa-Sense-spreekuren). De jeugdprofessional gebruikt bij vermoedens van een soa of zwangerschap door verkrachting of seksueel misbruik de Richtlijn Kindermishandeling voor jeugdhulp en jeugdbescherming en volgt de stappen van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Ook verwijst de jeugdprofessional – indien binnen zeven dagen na een verkrachting of aanranding – naar een Centrum Seksueel Geweld.
De jeugdprofessional overlegt met de jongere en verwijst een jongere bij vermoedens van seksuele problemen, zoals problemen met seksuele opwinding, pijn bij het vrijen, niet genieten van seks, door naar een andere vorm van hulpverlening (een Sense-spreekuur, huisarts of seksuoloog).