Professionals kunnen zich een beeld vormen van het gezin op grond van beschikbare informatie uit het dossier en de rapportage van andere betrokken professionals, zoals de school, de huisarts, de jeugdgezondheidszorg of eerder betrokken jeugdprofessionals. Belangrijk is om ouders en jeugdige vooraf altijd om toestemming te vragen om deze informatie in te winnen, en deze informatie tijdens het onderzoek met hen te bespreken. De professional moet nagaan bij ouders en jeugdige of de informatie klopt en actueel is.
Een hulpmiddel bij het systematisch analyseren van een dossier is het maken van een grafische weergave van de levenslijn (Bullens et al., 2002). Deze geeft een chronologisch overzicht van belangrijke mensen, thema’s en gebeurtenissen. Hierdoor is in een oogopslag de levensloop van een jeugdige en zijn gezin inzichtelijk.
Een ander hulpmiddel is het werkblad van het Dialoogmodel, waarmee geordend kan worden wat al bekend is over gedrag, de ontwikkelingsdomeinen en de wisselwerking met de omgeving. Het Dialoogmodel is een methode om overeenstemming en samenwerking tussen hulpvragers en hulpverleners te bevorderen bij meervoudige, complexe problemen. De methode is in de Jeugd-GGZ ontwikkeld en wetenschappelijk onderzocht (zie de onderbouwing van deze richtlijn). Gebruik van gewone taal en visualisatie kenmerken de methode. Het kader van het model biedt de mogelijkheid om de visie van hulpvragers te verbinden met een gedegen theoretisch professioneel perspectief.
Observaties zijn een waardevolle bron van informatie over het gedrag van de jeugdige en ouders in hun natuurlijke omgeving. Ze lenen zich goed om de omgang tussen ouders en jeugdige in beeld te brengen, bijvoorbeeld waar het gaat om warmte en aandacht, regels en grenzen stellen of de onderlinge communicatie.
Observaties kunnen zich geven op probleemgedrag en mogelijke verklaringen (oorzaken en instandhoudende factoren) daarvoor. Een eenvoudige manier om observaties systematisch uit te voeren en te noteren is een ABC-schema te gebruiken.
Dit schema staat voor:
Het werken met een ABC-schema vereist wel voorbereiding. Van tevoren moet worden bepaald om welk concreet (problematisch) gedrag het gaat.
Observatie kan plaatsvinden door een professional die in het gezin (of op school, de kinderopvang) aanwezig is en aantekeningen maakt, door een video in te zetten als hulpmiddel om observatiegegevens te verkrijgen, of door ouders zelf te vragen om observaties uit te voeren.
Tijdens het onderzoek vinden gesprekken plaats met de ouders en/of de jeugdige en eventueel derden (denk aan het sociaal netwerk, de school, andere professionals). Het gesprek dient om informatie te verzamelen, maar ook om te toetsen of bevindingen uit de dossieranalyse, observaties en vragenlijsten kloppen, om hier meer gedetailleerde informatie over te verkrijgen of om nadere verklaringen voor de bevindingen te zoeken. Belangrijk is om als jeugdprofessional transparant te zijn over je bevindingen en goed door te vragen naar details. Ouders en jeugdige kunnen in het gesprek hun visie op de problemen en mogelijke oplossingen geven. Ook kunnen zij reageren op de conclusies van de jeugdprofessional en verdere toelichting vragen. Ouders, jeugdige en jeugdprofessional maken samen inzichtelijk waar bevindingen (niet) overeenkomen.
Gesprekken zijn een belangrijk hulpmiddel om een samenwerkingsrelatie met het gezin op te bouwen. Zie ook hoofdstuk 2 “Een samenwerkingsrelatie opbouwen met ouders en jeugdige”.
Gesprekken vormen een goed middel om te vragen naar de beleving en emotionele draagkracht van ouders en jeugdige. Hierbij is het belangrijk dat de jeugdprofessional bij ouders vraagt naar emoties met betrekking tot:
Visuele middelen, zoals het genogram en sociogram, kunnen hierbij helpen. Met een genogram kan de jeugdprofessional (eventueel samen met ouders en jeugdige) de gezins- en familierelaties in kaart brengen. Een sociogram maakt het sociale netwerk inzichtelijk.
Het is altijd raadzaam om ook contact op te nemen met de school. De jeugdprofessional doet dit in overleg met en na toestemming van ouders en jeugdige. De school kan informatie geven over de leerprestaties en het gedrag van de jeugdige op school. Zie voor een uitgebreide uitwerking de Richtlijn Ernstige gedragsproblemen voor jeugdhulp en jeugdbescherming.
Vragenlijsten helpen om informatie te verzamelen, te ordenen en te beoordelen. Zij kunnen zicht geven op het gedrag, de ontwikkeling, de beleving of de gevoelens van de gezinsleden. Het inzetten van een vragenlijst helpt om een objectiever beeld van de situatie te verkrijgen en blinde vlekken te voorkomen. Vragenlijsten zijn een aanvulling op de kennis, ervaring en intuïtie van de professional, maar kunnen deze nooit vervangen. De Databank Instrumenten is als startpunt genomen om een selectie van vragenlijsten/instrumenten te maken. Verder is de Cotan (Commissie Testaangelegenheden Nederland) gebruikt, omdat dit instituut een onafhankelijk oordeel over de kwaliteit van instrumenten velt.
De jeugdprofessional kiest een instrument op basis van de informatie die hij eerder in de vraagverheldering (en eventueel dossieranalyse) heeft verkregen. Bij deze overweging zijn de volgende vragen van belang.
Hier volgen enkele voorbeelden van instrumenten. De lijst is niet uitputtend. Belangrijk is bij de selectie van een instrument bovenstaande aandachtspunten tegen elkaar af te wegen. Zie voor meer informatie over de genoemde instrumenten de Databank Instrumenten.
Naam instrument | Thema | Leeftijd jeugdige | Afname bij | COTAN oordeel |
Functioneren jeugdige | ||||
Strengths & Difficulties Questionnaire (SDQ) | Screening van emotionele en gedragsproblemen en sterke kanten | 3-16 jaar | ouders | Beoordeeld in 2007 |
Child Behavior Checklist (CBCL) | Screening van emotionele en gedragsproblemen en vaardigheden | 1,5-18 jaar | ouders | Beoordeeld in 2013 |
Teacher Report Form (TRF ) | Screening van emotionele en gedragsproblemen en vaardigheden | 1,5-18
jaar |
groepsleiding/ leerkracht | Beoordeeld in 1999 |
Youth Self Report (YSR) | Screening van emotionele en gedragsproblemen en vaardigheden | 11-18 jaar | jeugdige | Beoordeeld in 1999 |
Vragenlijst over Ontwikkeling en Gedrag (VOG) | Screening van emotionele en gedragsproblemen bij LVB | 6-18 jaar | ouders of leerkracht / groepsleiding | Beoordeeld in 2007 |
Beoordeling Sociaal Aanpassingsvermogen (BSA) | Screening van LVB | 4-23 jaar | jeugdprofessional (na 1 of enkele gesprekken met jeugdige) | Niet beoordeeld |
Competentie Belevingsschaal voor Kinderen (CBSK) | Screening op de beleving van competentie | 8-12 jaar | jeugdige | Beoordeeld in 1998 |
Competentie Belevingsschaal voor Adolescenten (CBSA) | Screening op de beleving van competentie | 12-18 jaar | jeugdige | Beoordeeld in 2007 |
Standaard Taxatie Ernst van de Problematiek (STEP) | Oordeelsvorming over het functioneren van de jeugdige | 0-18 jaar | jeugdprofessional | Niet beoordeeld |
Opvoedingsvaardigheden ouders | ||||
Opvoedingsbelasting Vragenlijst (OBVL) | Onderzoek naar opvoedingsvaardig-heden en -stress | 2-13 jaar | ouders | Niet beoordeeld |
Vragenlijst Gezinsfunctioneren (VGF ) |
Onderzoek naar opvoedingsvaardig-heden (basiszorg, opvoedingsvaardig-heden, manier waarop ouders de jeugdige beleven, sociale contacten, individueel functioneren, partnerrelatie, veiligheid) | n.b. | jeugdprofessional | Niet beoordeeld |
Vragenlijst Gezinsfunctioneren Ouders (VGFO) | Diagnostiek van opvoedingsvaardig-heden (basiszorg, opvoedingsvaardig-heden, jeugdbeleving, sociale contacten, individueel functioneren, partnerrelatie, veiligheid) | n.b. | ouders | Niet beoordeeld |
Taxatielijst voor Ouderfunctioneren (TvO) | Onderzoek naar het functioneren van de ouder | 4-14 jaar | ouders | Beoordeeld in 1999 |
Gezins- en omgevingsfactoren | ||||
Vragenlijst Meegemaakte Gebeurtenissen (VMG) | Screening op ingrijpende positieve en negatieve gebeurtenissen | 3-17 jaar | ouders | Beoordeeld in 1998 |
Gezinssysteemtest (GEST) | Onderzoek naar het gezinssysteem | 6+ | gezin | Beoordeeld in 1999 |
Gezinsklimaatschaal-II (GSK-II) | Onderzoek naar het gezinssysteem | 11+ | gezin | Beoordeeld in 2000 |
Standaard Taxatie Ernst van de Problematiek (STEP) | Oordeelsvorming over de kwaliteit van de omgeving | 0-18 jaar | jeugdprofessional | Niet beoordeeld |
Als inzet van een instrument nodig is, gaat een gedragswetenschapper hiermee aan de slag. Ook voor de interpretatie van deze instrumenten is de deskundigheid van een gedragswetenschapper (psycholoog of orthopedagoog) met diagnostiekaantekening vereist. Specialistische diagnostiek is vereist om een (licht) verstandelijke beperking, psychiatrische stoornis en lichamelijke problemen vast te stellen. Jeugd- en gezinsprofessionals moeten hiervoor een gedragswetenschapper, psychiater of arts inschakelen.
De veiligheid van de jeugdige in het gezin en het risico op kindermishandeling zijn belangrijke aandachtspunten voor jeugdprofessionals. De Wet Verplichte Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling verplicht jeugdprofessionals om een veiligheids- en risicotaxatie uit te voeren als er signalen of vermoedens zijn van kindermishandeling of huiselijk geweld.
Het meest recente aanbod van hulpmiddelen voor veiligheids- en risicotaxatie instrumenten is te vinden in de Richtlijn Kindermishandeling voor jeugdhulp en jeugdbescherming.
Om instrumenten goed te gebruiken is het belangrijk om deze goed en helder uit te leggen aan ouders en jeugdigen, en de uitkomsten te bespreken.
Het is belangrijk dat de jeugdprofessional ouders en jeugdige aanspreekt als deskundigen bij het oplossen van hun problemen. Een heldere uitleg van het instrument helpt hierbij. Ouders en jeugdige zullen gemakkelijker de meerwaarde van afname te zien als zij begrijpen wat het instrument inhoudt en hoe het hen kan helpen. Zo kan het hun motivatie om samen te werken in de afname vergroten.
Jeugdprofessionals zetten de volgende stappen als zij vragenlijsten uitleggen:
Na afname is het belangrijk om met ouders en jeugdige stil te staan bij de uitkomsten. De jeugdprofessional moet dan wel zelf de uitkomsten begrijpen. Bij het bespreken is het goed om kort en helder de uitkomsten toe te lichten en te vragen hoe ouders en jeugdigen hiernaar kijken. Herkennen zij zich erin? Dit kan aanknopingspunten geven voor de oplossing. Vragen die kunnen helpen, zijn:
Coping-vragen: hoe hebben ouders en jeugdige het zo lang volgehouden? Wie en wat heeft hen geholpen om het al die tijd vol te houden?