De beslissing welke vorm van hulp wordt ingezet is geen eenmalige beslissing. Het voortdurend volgen en evalueren (monitoring) van het proces, de samenwerkingsrelatie en de resultaten helpen om uiteindelijk een positief resultaat te behalen. Evaluatie en monitoring kan leiden tot het bijstellen van de doelen of de hulp. Het is cruciaal dat de uitvoerende jeugdprofessional ouders en jeugdige vraagt hoe zij de samenwerking met de jeugdprofessional en het hulpverleningsproces ervaren en in hoeverre zij resultaat van de hulp of ondersteuning zien. Gebleken is dat jeugdprofessionals de kwaliteit van de behandelrelatie en bereikte resultaten vaak hoger inschatten dan dat cliënten doen. Daarom moet de mening van ouders en jeugdige hierover leidend zijn. Regelmatige evaluatie met ouders en jeugdige helpt positieve resultaten met de hulp te bereiken. Zeker in de startfase van de hulpverlening is het verstandig de samenwerkingsrelatie regelmatig met ouders en jeugdige te bespreken en daarmee te versterken.
Wanneer de hulpverlening stagneert moet de uitvoerend jeugdprofessional zich samen met ouders en jeugdige afvragen (eventueel in samenspraak met de gedragswetenschapper):
Een voorbeeld van een interventie waarin de hulpverlener systematisch gebruik maakt van monitoring, is MATCH. MATCH is een interventie bestaand uit modules voor de behandeling van angst, depressie, trauma en gedragsproblemen. De modules zijn gebaseerd op bewezen effectieve interventies, maar kunnen systematisch flexibel worden ingezet door gedurende de behandeling steeds de voortgang te monitoren. Hulpverleners gaan eerst na wat het belangrijkste probleem is van een jeugdige en beslissen samen met ouders en jeugdige welke module daarbij het beste ingezet kan worden. Wanneer andere problemen zich gaandeweg voordoen, kan de hulpverlener systematisch beslissen om elementen van de andere modules in te zetten om die aan te pakken.