Doelen van ouders en jeugdigen kunnen op allerlei levensterreinen liggen. Doelen zijn positief geformuleerd: ze geven aan wat een ouder of jeugdige wil bereiken of leren. De doelen zijn altijd gerelateerd aan het probleem dat tijdens de probleem- en krachtenanalyse is vastgesteld. Dit probleem is concreet, reëel en veranderbaar.
Daarbij gaat het steeds om de vragen:
De doelen moeten aansluiten bij de normen en waarden van het gezin en het gezin moet bepalen welke doelen het zelf belangrijk vindt om aan te werken.
Ouders, jeugdige en de jeugdprofessional stellen eerst het overall– of einddoel vast waar zij naartoe willen werken. Vervolgens kunnen zij dit einddoel opsplitsen in tijd en/of thema’s. “In tijd” betekent dat je specifieke opeenvolgende doelen formuleert die leiden tot het einddoel. De doelen moeten logisch op elkaar voortbouwen. Het kan nodig zijn om aan het begin van de behandeling doelen te stellen die leiden tot snel resultaat. Hierbij valt te denken aan doelen die de draaglast van het gezin verkleinen, bijvoorbeeld via praktische hulp.
Diverse auteurs stellen eisen aan de manier waarop doelen geformuleerd horen te worden:
Een handig hulpmiddel bij doelen stellen is de SMARTcard van SEJN.
De hulp moet overzichtelijk blijven en doelen moeten haalbaar zijn. Praktische stelregel is dat het gezin aan maximaal vijf doelen werkt voor een vastgestelde periode in één hulpverleningsmodule. Daarbij is het belangrijk om goed op te letten aan hoeveel verschillende doelen ouders en jeugdige tegelijkertijd kunnen werken gezien hun vermogens (denk aan LVB). Het maximum aantal doelen waaraan gewerkt wordt moet daarop worden aangepast. De situatie in het gezin kan veranderen en ook kunnen doelen bereikt zijn of juist niet haalbaar blijken. Daarom is het belangrijk doelen tijdsgebonden te formuleren en evaluatiemomenten in te plannen, zodat de doelen bijgesteld en aangepast kunnen worden aan een veranderende gezinssituatie.
Mogelijk heeft de professional die het gezin aanmeldde aandachtspunten of zijn mening gegeven over de problematiek en de hulp die het gezin nodig heeft. Het is belangrijk hiernaar te kijken, maar het is belangrijker wat ouders en jeugdige zelf vinden en willen. Beginnen bij wat ouders en jeugdige willen, kan bewustzijn en draagvlak geven om te werken aan die zaken die de aanmelder of de jeugdprofessional nodig acht. Doelen opleggen waar ouders en jeugdige zich niet in vinden, heeft negatieve invloed op de samenwerkingsrelatie en werkt daarmee contraproductief in het hulpverleningsproces. Ouders en jeugdige kunnen voortijdig afhaken en/of openlijk of passief weerstand gaan bieden.
In het gedwongen kader zijn mogelijk belangrijke doelen al in het raadsrapport of in de beschikking van de kinderrechter vastgelegd, in de vorm van voorwaarden. Daarnaast is het ook in het gedwongen kader erg belangrijk om samen met ouders en jeugdige te onderzoeken wat zij willen en nodig hebben, om de doelen in het raadsrapport en de beschikking van de kinderrechter te bereiken. Door ouders en jeugdige te vragen naar hun eigen doelen, versterkt een jeugdbeschermer de samenwerkingsrelatie en is de kans van slagen van hulp groter. Hulpverlening is weliswaar opgelegd in het gedwongen kader, maar ouders en jeugdigen kunnen uiteindelijk niet gedwongen worden te veranderen. Daarvoor is hun eigen motivatie en inzet nodig. Het is belangrijk dat jeugdbeschermers daarom investeren in de samenwerkingsrelatie en het versterken van intrinsieke motivatie.