Maak een hulpplan waarin kortetermijndoelen zijn gesteld voor de periode van het verblijf in de residentiële instelling en langetermijndoelen voor het hele hulptraject. Bouw daarbij, indien beschikbaar, voort op reeds bestaande plannen voor de jeugdige en het gezin. Inventariseer bij het startgesprek wat nodig is om de gestelde doelen binnen een afgesproken termijn te halen. Maak een planning samen met de jeugdige zelf, het gezin en met het netwerk van het gezin.
Maak jeugdige en ouders duidelijk dat de hulp na vertrek een onderdeel is van het hulpaanbod. Dat doe je door deze hulp te benoemen als doorgaande hulp en het verblijf in de instelling als oefenperiode waarna het werk wordt voortgezet.
Breng risico’s op uitval bij de start van de hulp in kaart en maak, samen met het informele en formele netwerk van de jeugdige, afspraken over acties die ingezet kunnen worden bij dreigende uitval.
Bied ouders de mogelijkheid tijdens het verblijf van de jeugdige in de instelling zorgtaken op zich te nemen, bijvoorbeeld door deel te nemen aan activiteiten op de leefgroep of tijdens bezoeken van de jeugdige thuis.
Bied jeugdigen tijdens het verblijf in de instelling mogelijkheden om te experimenteren met zelfstandig functioneren. Zorg ervoor dat tijdens de behandeling een fase wordt ingebouwd waarin de voorbereiding op het vertrek centraal staat. In deze fase krijgt de jeugdige meer vrijheid en verantwoordelijkheid.
Inventariseer voorafgaand aan het vertrek uit de instelling samen met de jeugdige en het gezin de behoefte aan hulp na vertrek.
Organiseer de benodigde formele en informele vervolghulp en ondersteuning voorafgaand aan het vertrek van de jeugdige uit de instelling.
Draag bij schoolgaande jeugdigen zorg voor samenwerking tussen jeugdige, ouders en school en ga na of een hulpplan wenselijk is.
Stel voorafgaand aan het vertrek van jongeren die zelfstandig gaan wonen praktische informatie beschikbaar over budgetteren, verzekeringen, het regelen van huisvesting, het vinden van een opleiding (en het regelen van studiefinanciering) of werk en veranderingen als ze achttien worden.
Bied het gezin, na thuisplaatsing van de jeugdige, intensieve thuisbegeleiding en train ouders in opvoedvaardigheden. Zet daarbij een interventie in zoals IAG, Relationele gezinstherapie, MST of MDFT. Inventariseer de behoeften van het gezin en stem de hulp hierop af.
Behoud, versterk en ontwikkel het sociale netwerk van jeugdigen vanaf de start van de plaatsing. Stimuleer contacten buiten de groep door bezoek van en aan vrienden of vriendinnen, een bijbaan of deelname aan een sportclub. Draag bij jeugdigen die zelfstandig gaan wonen zorg voor iemand in het informele netwerk die de jeugdigen kan ondersteunen bij praktische regelzaken.
Zorg ervoor dat wordt voldaan aan de randvoorwaarden die de continuïteit van doorgaande hulp vergroten. Denk bijvoorbeeld aan een planmatige aanpak van de behandeling en samenwerking en afstemming met ketenpartners.
Inventariseer systematisch de randvoorwaarden die uitvoering van de planning belemmeren, zoals de afwezigheid van een fasering, onduidelijkheid over het perspectief, onvoldoende beschikbare vervolghulp en gebrekkige ketensamenwerking. Werk een plan van aanpak uit om zulke belemmeringen weg te nemen.