Radicalisering

Uitgangsvraag en aanbevelingen

C. Contextgericht werken

Aanbeveling:
Zorgwekkende radicalisering is een ‘wicked problem’ (venijnig vraagstuk), dat contextgericht werken vereist. Zorg in de preventieve aanpak van zorgwekkende radicalisering voor voldoende ruimte voor experimenteren en innoveren, evaluatie en reflectie.

Radicalisering als wicked problem

Zorgwekkende radicalisering kenmerkt zich door veranderende complexiteit en een ongestructureerd karakter. Hoe radicalisering eruitziet (zoals onderliggende ideologie en verschijningsvormen) verandert door tijd en omstandigheden (context). Er is sprake van voortdurende verandering en onzekerheid. Ook zijn er verschillende (en soms tegengestelde) perspectieven en belangen van diverse betrokkenen. Bovendien is vaak niet vast te stellen wanneer genoeg informatie voorhanden is, en wanneer een professionele inzet ‘klaar’ is. Radicalisering wordt daarom ook wel een ‘wicked problem’ genoemd: een ‘venijnig vraagstuk’.

Zorgwekkende radicalisering is een dynamisch fenomeen, dat een dynamisch handelingsperspectief nodig heeft. Wat vandaag een mogelijk signaal is voor radicalisering, kan morgen weer anders zijn. Met die verandering en onzekerheid moet de professional leren omgaan. Dat is uitdagend, maar er zijn manieren om houvast te vinden.

Contextgericht werken

Het werken met zorgwekkende radicalisering heeft baat bij een contextgerichte benadering. Dit betekent dat een professional kijkt naar de (veranderende) omstandigheden en omgevingen van jongeren en inzet op het versterken van de sociale en maatschappelijke veerkracht van jongeren om hiermee om te kunnen gaan. Dit vereist als professionele houding om voortdurend te evalueren welke handelingen proportioneel en effectief zijn en om als professional mee te bewegen met veranderende omstandigheden en onzekerheid.

In de beroepspraktijk waarbinnen jeugdprofessionals te maken kunnen krijgen met radicalisering, zijn in ieder geval vier contexten relevant:

  1. De persoonlijke context van de professional. Eigen motivatie en intenties, (onbewuste) vooroordelen, levensbeschouwelijke ideeën of referentiekaders, politieke voorkeuren, of waarden en normen.
  2. De publieke context waarin radicalisering zich voordoet. Dit gaat bijvoorbeeld over de manier waarop de democratische rechtsstaat is ingericht en functioneert: worden minderheden beschermd, zijn mensen gelijk voor de wet, is er vrije pers, en worden kinderrechten goed gewaarborgd? Ook bijvoorbeeld de gezondheid van de bevolking en geopolitiek zijn van invloed op de ontwikkelingen van radicalisering.
  3. De professionele context. Dit gaat over de manier waarop een professional is opgeleid, welke taken die heeft en welke afspraken er gemaakt zijn binnen de organisatie. Onderdeel hiervan zijn bijvoorbeeld de wettelijke kaders voor het delen van informatie, beroepscode en richtlijnen, en kinderrechtelijke normen.
  4. De perspectiefcontext. Hierin gaat het om de macht of de positie om te bepalen hoe er gekeken wordt naar radicalisering of een radicaliserende jongere. Professionals met veel maatschappelijke ‘definitiemacht’ zijn bijvoorbeeld wetenschappers, journalisten en bestuurders. Als jeugdprofessional helpt het om je bewust te zijn van deze definitiemacht en hoe definities doorwerken in jouw contact met jongeren of in jouw professionele oordeelsvorming in een dossier. Definities komen namelijk niet uit de lucht vallen, maar worden gemaakt door deze groepen.

Bij een contextgerichte benadering bij zorgwekkende radicalisering zijn drie manieren van werken te onderscheiden, die vaak gelijktijdig plaatsvinden:

  1. Experimenteren en innoveren: het uitproberen van nieuwe dingen, handelingswijzen en interventies.
  2. Evalueren en reflecteren: het regelmatig evalueren en bespreken van het werken met radicalisering, bijvoorbeeld door onderzoek, maar ook door (methodische) intervisie.
  3. Excelleren: de inzet van jeugdprofessionals die het verschil maken voor jonge mensen en gezinnen door hun specifieke motivatie, betrokkenheid en vaardigheden.

  • Onderbouwing en verdieping

    Radicalisering als wicked problem

    Radicalisering als fenomeen wordt in de wetenschappelijke literatuur ook wel geduid als een ‘wicked problem’ (Bakker & Grol 2017; De Graaf & Duyvensteyn 2007; De Graaf 2017; De Graaff 2015; De Graaff 2017; Dijkman 2021; Gielen 2020; Noordegraaf et al 2016; Noordegraaf et al 2020).

    Bij wicked problems is er geen duidelijk begin en einde. Er is vaak van tevoren niet duidelijk welke kennis aanwezig moet zijn en welke verschillende perspectieven en belangen ermee gemoeid zijn. Dit komt mede doordat een wicked problem steeds verandert naarmate de tijd verstrijkt en de context verandert. Vaak hebben (impliciete) normatieve opvattingen over deze problemen invloed op de keuzes die gemaakt worden op het gebied van beleid, interventies en de uitvoering van beiden. De preventie en aanpak van het wicked problem radicalisering zijn gebaat bij voldoende ruimte voor experimenteren en innoveren, ruimte voor evaluatie en reflectie en meebewegen met de veranderende context (Dijkman, 2021).

    Op basis van praktijkonderzoek geeft Dijkman (2021) meerdere kenmerken van radicalisering als ‘wicked problem’, waaronder:

    1. Professionals, wetenschappers en beleidsmakers hanteren veel verschillende omschrijvingen en definities van radicalisering. Dit wordt mede bepaald door de verschillende en veranderende verschijningsvormen en fasen van radicalisering. Ook wordt een definitie bepaald door het perspectief waarmee naar radicalisering wordt gekeken (bijvoorbeeld vanuit een bepaalde professionele achtergrond).
    2. Het is onduidelijk wat professionals moeten weten over radicalisering.
    3. Radicalisering is als fenomeen voortdurend in verandering. Radicalisering is gebonden aan de tijd en omstandigheden waarin zij plaatsvindt.
    4. Bij radicalisering bestaan diverse perspectieven op oorzaak en gevolg. Er is geen eenduidige wetenschappelijke opvatting over oorzaak en gevolg van radicalisering. Persoonlijke, sociale en maatschappelijke contexten zijn van belang en werken op elkaar in.
    5. Om effectief te kunnen zijn, moet beleid zich niet richten op één deelaspect van radicalisering maar op meerdere aspecten.
    6. Bij radicaliseringscasuïstieken krijgen professionals voortdurend te maken met tegengestelde belangen. Bij een wicked problem als radicalisering is immers sprake van meerdere betrokkenen met hun eigen perspectieven, taken en belangen (bijvoorbeeld veiligheid versus het belang van het individu). Dit betekent dat aanpakken tegenover elkaar kunnen komen te staan. Een professional moet kunnen omgaan met deze tegengestelde belangen en spanningsvelden.
    7. Radicalisering heeft geen telbare verzameling standaardoplossingen die kunnen worden ingezet. De effectiviteit van een oplossing wordt bepaald door individuele (soms unieke) casuïstiek, en tegelijkertijd door voortdurende dynamiek in verschijningsvormen en passende oplossingen, als gevolg van tijd en veranderende omstandigheden.

    Volgens Dijkman (2021) wordt in de beroepspraktijk zorgwekkende radicalisering vaak als een ‘complexe puzzel’ beschouwd. Het idee van de puzzel kan het idee wekken dat je op basis van alle puzzelstukjes een geheel kunt vormen. Maar dat is een statische complexiteit die geen recht doet aan de werkelijkheid van radicalisering. Radicalisering is dynamisch: er is geen begin en einde. Het gaat hier om veranderende complexiteit. Om te kunnen zien wat proportioneel en effectief is in een complexe en veranderende omgeving moet er voortdurend uitgeprobeerd en geëvalueerd worden. Niet alleen achteraf, maar ook vooraf en tijdens de uitvoering van interventies.

    Experimenteren en ‘best people’

    De voortdurend veranderende complexiteit van radicalisering vereist pionieren in wat werkt in beleid en concrete aanpakken. Hierbij is het essentieel om de ruimte te hebben voor het maken van fouten. Het doel hiervan is om te leren wat anders of beter zou kunnen. De Graaf en Weggemans (2018) schrijven daarover: ‘Experimenteren maakt nadrukkelijk deel uit van het antiradicaliseringsbeleid omdat het een onderwerp is waarover nog weinig empirisch getoetste best practises bestaan. Daarbij worden altijd fouten gemaakt. Wetenschap heeft ook in dit kader niet op elke vraag een antwoord. Het blijft vaak pionierswerk. Wanneer de context verandert, moet je opnieuw pionieren.

    Ook als lokaal beleid voor de preventie van zorgwekkende radicalisering voldoende middelen en urgentie heeft, is het relevant om vragen te stellen over de aanpak en de uitvoering. Niet om deze af te rekenen in termen van goed en effectief of fout en niet effectief. Maar vanuit een constructieve insteek: door te leren van ervaringen en zo het beleid en de aanpak verder ontwikkelen en verbeteren.

    Een effectieve aanpak van zorgwekkende radicalisering is vooral een combinatie van ‘best practice’ en ‘best people’. Best people zijn degenen die kunnen meebewegen met de voortdurende veranderende omstandigheid rondom radicalisering, en kunnen pionieren met wat werkt. Noordegraaf et al. (2020) spreekt in dit verband van interventievermogen. Dat wil zeggen: professionals die doelgericht, legitiem en doordacht handelen. Het interventievermogen hangt voor een groot deel af van het talent van de professional om samen te werken over de grenzen van de organisatie heen.

    Contextgericht werken

    Uitgangspunt voor deze richtlijn is dat het werken met zorgwekkende radicalisering baat heeft bij een ‘contextgerichte benadering’ (Tromp 2018, Noordegraaf 2020, Dijkman 2021). Contextgericht werken betekent dat een professional kijkt naar de omstandigheden en de omgevingen van jongeren. En  inzet op het versterken van sociale en maatschappelijke veerkracht  bij deze (veranderende) omstandigheden. Met andere woorden, de richtlijn gaat vooral over het kunnen meebewegen met verandering van omstandigheden en onzekerheid, geeft ruimte voor maatwerk en professionele reflectie en biedt daarvoor concrete handvatten. De richtlijn biedt op die manier houvast voor jeugdprofessionals in de vorm van verantwoorde en duurzame handelingsperspectieven in het werken met structurele dilemma’s en knelpunten bij radicalisering.

B. Pedagogische invalshoek
Reageer!