Aanbeveling:
Ontwikkel gevoeligheid voor ‘niet-pluissignalen’ die kunnen duiden op zorgwekkende radicalisering. En maak gebruik van tools en trainingen om mogelijke signalen van zorgwekkende radicalisering te herkennen en interpreteren, en om te komen tot professionele oordeelsvorming.
Het is voor de meeste professionals niet noodzakelijk om te beschikken over specialistische achtergrondkennis van (steeds veranderende) verschijningsvormen van zorgwekkende radicalisering. Wel is het belangrijk dat professionals onderbouwd een ‘niet-pluisgevoel’ ontwikkelen voor signalen die kunnen duiden op mogelijke zorgwekkende radicalisering. Er bestaan geen afvinklijstjes waarmee precies is vast te stellen of iemand radicaliseert. De werkelijkheid is complexer. Het gaat om de weging van signalen, en de weg vinden om dit samen met experts te doen. Veranderingen op een aantal gebieden, en vaak juist een combinatie hiervan, kunnen wel een signaal zijn. We noemen dit ‘niet-pluissignalen’.
Er zijn verschillende tools en trainingen die professionals helpen om tot professionele oordeelsvorming te komen en te reflecteren op een casus. Sommige zijn specifiek bedoeld voor vraagstukken rondom radicalisering, andere worden ook bij andere casuïstiek gebruikt.
De checklist niet-pluis-signalen geeft inzicht in wat relevante veranderingen bij jongeren zijn en waarop professionals kunnen letten:
Let op, deze signalen geven ‘niet-pluis’ aan, maar kunnen ook wijzen op iets anders dan zorgwekkende radicalisering, zoals loverboy-problematiek, sektes of misbruik.
Het is belangrijk om een compleet beeld te krijgen van de situatie. Dit is soms lastig en vraagt om samenwerking met andere betrokkenen. Bij twijfels of vermoedens van zorgwekkende radicalisering kunnen professionals, afhankelijk van de situatie, verschillende stappen zetten. Praat bijvoorbeeld met collega’s of andere professionals over de zorgen die je hebt. Mensen die het dichtst bij een jongere staan, zoals vrienden en familie, zien vaak de meeste signalen of geven zelf signalen af over de zorgen die zij hebben. Als jeugdprofessional heb je daar niet altijd zicht op. Het delen van zorgen en informatie is dus van belang. Zie: Werkwijze informatie delen.
Een ander hulpmiddel voor het signaleren en interpreteren van niet-pluis-signalen is het Niet-pluis-instrument van Stichting School & Veiligheid. Deze tool is primair ontwikkeld voor het voortgezet onderwijs en het mbo. Maar dit instrument kan ook behulpzaam zijn en inspiratie geven voor professionals in andere werkvelden. Het Niet-pluis-instrument is geen diagnostisch model, maar een intervisietool. Het doel ervan is om het beeld van een jongere completer te maken, door informatie uit te wisselen en observaties en interpretaties te spiegelen. Daarmee kan een eventuele onderzoeks- of zorgvraag scherper geformuleerd worden.
In het Niet-pluis-instrument wordt aan de hand van concrete vragen in kaart gebracht hoe gebeurtenissen, situaties en kenmerken het welzijn en leven van een jongere positief of negatief beïnvloeden. Daarvoor worden de volgende domeinen bevraagd:
Het instrument bevat voor elk van de bovenstaande domeinen voorbeeldvragen en items die van belang kunnen zijn voor de ontwikkeling van de jongere.
In verschillende tools en trainingen worden de volgende kennis en vaardigheden vaak genoemd:
Trainingen Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering
Het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering (ROR) traint professionals in de preventie en aanpak van zorgwekkende radicalisering en extremisme. Naast een basistraining zijn er verdiepende trainingen voor onder meer ggz-professionals en jeugdprofessionals over verschillende vormen van extremisme. Naast actuele kennis bieden de trainingen de gelegenheid om ervaringen uit te wisselen en te oefenen met casuïstiek die aansluit op de praktijk van de professionals.
Werkatelier informatie delen bij vermoedens van radicalisering
In het Werkatelier informatie delen bij vermoedens van radicalisering reflecteren jeugdprofessionals aan de hand van eigen casuïstiek op hun handelen. Ze staan stil bij dilemma’s waarmee ze worden geconfronteerd, vanaf het eerste niet-pluis-gevoel tot aan de juridische aspecten van het delen van informatie. In het werkatelier leren jeugdprofessionals werken met de Werkwijze in kaart brengen, interpreteren en delen van mogelijke signalen bij vermoedens van zorgwekkende radicalisering.
Er is een divers leer- en ondersteuningsaanbod op het gebied van onder meer zorgwekkende radicalisering, extremisme en polarisatie. Een overzicht hiervan is beschikbaar op de website Leeraanbod maatschappelijke stabiliteit.
Radicale ideeën zijn in principe niet verontrustend, maar passen bij een gezonde ontwikkeling van jongeren. Elke jongere streeft naar een gevoel van belonging: de fundamentele menselijke behoefte ergens of bij een groep te horen (Baumeister & Leary, 1995). Jongeren kunnen tijdens hun zoektocht naar identiteit echter verstrikt raken in radicale opvattingen. Tijdens deze vervreemding kan een jongere losraken van zijn omgeving en steeds verder af komen te staan van de bredere samenleving. Deze vervreemding kan een gevaar vormen voor de jongere zelf en/of voor de omgeving.
Toch blijft het herkennen en interpreteren van signalen van zorgwekkende radicalisering lastig. Het is namelijk niet zo dat jongeren die weinig aansluiting weten te vinden met belangrijke anderen, per definitie radicaliseren. Een groot deel van de jongeren ondervindt hierdoor eerder mentale problemen en heeft juist hulp nodig, zonder indicaties voor enig gevaar. Er is pas sprake van een mogelijk gevaar van zorgwekkende radicalisering als jongeren, gevoed vanuit een ideologisch perspectief, dreigen af te glijden, steun zoeken bij gelijkgestemden, zich op extreme manier verzetten en geweld verheerlijken of niet uitsluiten. Deze richtlijn richt zich daarom niet primair op de interpretatie van mogelijke signalen van zorgwekkende radicalisering. Ook omdat mogelijke signalen bij een ‘wicked problem’ (venijnig vraagstuk) als zorgwekkende radicalisering voortdurend andere vormen kunnen aannemen.