Radicalisering

Uitgangsvragen en aanbevelingen

A. Verschillen in casuïstiek

Aanbeveling:
Verkrijg inzicht in verschillen tussen casuïstiek van zorgwekkende radicalisering en andere casuïstiek in het jeugddomein.

Het thema en de casuïstiek van zorgwekkende radicalisering onderscheiden zich van andere casuïstiek in het jeugddomein. Voor zowel professionals als organisaties geldt het advies: neem kennis en wees je bewust van deze verschillen en de consequenties hiervan voor het werken met zorgwekkende radicalisering.

Verschillen

De belangrijkste verschillen zijn:

  • De beroepspraktijk van jeugdprofessionals die werken met zorgwekkende radicalisering is erg divers.
  • Jeugdprofessionals werken in wisselende samenwerkingsverbanden.
  • De informatiepositie van jeugdprofessionals kan complex zijn.
  • Werkafspraken zijn vaak niet toereikend.

Door deze andere omstandigheden ervaren jeugdprofessionals het werken met zorgwekkende radicalisering soms als ingewikkeld. Daarom zijn er verschillende (organisatorische) randvoorwaarden nodig.

  • Onderbouwing en verdieping

    De informatie is gebaseerd op de publicatie De Radicaliseringsindustrie van A. Dijkman (2021) en vormt hiervan een verkorte weergave.

    Geen ‘radicaliseringswerkers’ maar een ‘hyperbrede benadering’

    Kenmerkend voor het thema zorgwekkende radicalisering is dat veel jeugdprofessionals uit verschillende beroepsgroepen ermee te maken kunnen krijgen, maar er slechts weinig echte ‘specialisten’ zijn op dit gebied. De meeste jeugdprofessionals die werken met radicalisering doen dat vanuit hun eigen beroepskader. Ieder met een eigen taak en invalshoek. Er is niet zoiets als de ‘radicaliseringswerker’ met een eigen professie, beroepskader en beroepsorganisatie. De beroepspraktijk van professionals die werken met radicalisering kenmerkt zich door een grote diversiteit. Dit sluit aan bij de ‘hyperbrede benadering’ van radicalisering (Wittendorp et al., 2020).

    Wisselende samenwerkingsverbanden en betrokken professionals

    Bij radicaliseringscasussen zijn er vaak meerdere overleggen nodig waarin jeugdprofessionals informatie uitwisselen. Deze overleggen zijn veelal wisselend in samenstelling. Afhankelijk van de fase waarin iemand in zijn of haar radicaliseringsproces staat, kunnen andere partners zich aansluiten bij overleggen of betrokken worden bij een casus. Een gevolg daarvan is dat de aanpak van de casus gestuurd wordt door het perspectief van waaruit gewerkt wordt – afhankelijk van de fase van radicalisering en de betrokken partners; bijvoorbeeld het zorgperspectief of het veiligheidsperspectief. De wisselende samenwerkingsverbanden en -partners in een voortdurend veranderende context van ideologische en (inter)nationale ontwikkelingen kunnen het werk en de positie van jeugdprofessionals ingewikkeld maken. Het creëren van duidelijkheid en inzichtelijkheid door de organisatie over deze netwerken is daarom noodzakelijk.

    Complexe informatiepositie

    Jeugdprofessionals kunnen te maken krijgen met verschillende risico’s vanwege de informatiepositie die zij innemen. Denk bijvoorbeeld aan het risico op potentiële agressie door de jongere. Daarnaast blijkt uit de praktijk dat jeugdprofessionals soms andere of tegenstrijdige informatie ontvangen tijdens een casusoverleg dan die hen bekend is van jongeren zelf. Ook moet de jeugdprofessional zich verhouden tot de leeftijd van de jongere en de gezagspositie van de ouder(s). Deze complexe informatiepositie van professionals gaat hand in hand met de complexiteit over het delen van informatie binnen het werken met radicalisering. Daarom is het voor jeugdprofessionals van belang dat zij naast kennis van de wettelijke kaders voor de bescherming van privacy van kinderen en jongeren en het delen van informatie, tevens bekend zijn met de richtlijnen of protocollen over informatie delen die door hun organisatie worden gehanteerd. Zie ook de informatie over Herkennen, interpreteren en delen van signalen van mogelijke radicalisering.

    Ontbreken van ‘werkafspraken’

    Typerend voor de beroepspraktijk van zorgwekkende radicalisering is het ontbreken van zogeheten ‘werkafspraken’. Een werkafspraak is volgens socioloog Erving Goffman (2019) een verzameling van waarden en verhoudingen, zonder dat we die hardop uitspreken. Met andere woorden: impliciete afspraken waarmee professionals in een bepaald werkdomein kunnen functioneren. Een werkafspraak is impliciet, maar ‘werkt’ omdat iedereen zich aan die afspraak houdt. Zulke werkafspraken zijn binnen het radicaliseringsdomein nog onvoldoende gemaakt, wat kan leiden tot verwarring over het handelen of handelingsverlegenheid. In het werken met radicalisering bestaat bovendien het risico dat de bestaande werkafspraken in specifieke beroepscontexten soms geschonden kunnen worden. Belangrijke  binnen de vrijwillige jeugdhulpverlening is dat een cliënt recht heeft op privacy én dat de hulpverlener in principe transparant is over de geboden hulp en de contacten die hij of zij heeft met anderen omwille van de cliënt. Dit betekent dat de hulpverlener geen informatie achterhoudt voor zijn of haar cliënt. Op basis van deze rechten kunnen werkafspraken worden gemaakt. Bij een radicaliseringscasus kunnen deze werkafspraken geschonden worden doordat het delen of achterhouden van informatie van belang is voor de veiligheid. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer een jongere wordt besproken in een persoonsgerichte aanpak (PGA) of in het Veiligheidshuis. Dit impliceert dat bestaande werkafspraken vaak aanvulling nodig hebben of nieuwe werkafspraken nodig zijn.

B. Professionele eenzaamheid
Uitgangsvragen en aanbevelingen
Reageer!