Aanbeveling:
Borg en behoud de kennis in de organisatie (institutioneel geheugen).
De kennis over zorgwekkende radicalisering is altijd in ontwikkeling. Voor organisaties is het raadzaam om institutioneel geheugen op te bouwen. Zo blijft een organisatie lerend en daarmee goed voorbereid op het veranderende karakter van radicalisering.
De informatie is gebaseerd op de publicatie De Radicaliseringsindustrie van A. Dijkman (2021) en vormt hiervan een verkorte weergave.
Het institutionele geheugen is dat wat er in de organisatie aan kennis en kunde achterblijft als professionals van baan veranderen of uitvallen. Ook omvat institutioneel geheugen het opbouwen van een werkgeheugen in het handelen van professionals – zowel de systeemwereld van protocollen, afspraken en plannen als de wijze waarop mensen in organisatorische zin met elkaar omgaan en samenwerken. In de beroepspraktijk van radicalisering is het institutionele geheugen erg kwetsbaar: kennis is te vaak nog verbonden aan die ene bevlogen jeugdprofessional en diens netwerk. Andersom werkt dit ook zo: ketenpartners waarmee nauwe samenwerkingsverbanden zijn opgezet, vertrouwen specifiek die ene jeugdprofessional. Een ‘nieuwe’ jeugdprofessional moet het vertrouwen opnieuw opbouwen. Om institutioneel geheugen op te kunnen bouwen, zijn excellente jeugdprofessionals nodig, een professionele cultuur en expliciete afspraken en processen (bijvoorbeeld beslissingen die zijn genomen binnen samenwerkingen) die zwart-op-wit genoteerd staan.
Daarnaast is het belangrijk om onderlinge samenwerking te faciliteren. Dit zorgt ervoor dat werknemers zien wie welke kennis heeft, waardoor zij weten bij wie zij terechtkunnen op het moment dat zij bepaalde kennis nodig hebben. Organisaties kunnen verschillende methoden inzetten om persoonlijke relaties te bevorderen. Voorbeelden daarvan zijn coaching, brainstormen of het laten samenwerken van ‘experts’ met ‘starters’ (Lommerse, 2019).
Een organisatie kan de volgende stappen zetten om kennis in de organisatie te borgen en behouden (Cross & Baird, 2000):