Aanbeveling:
Wees je bewust van de invloed van complottheorieën, nepnieuws en desinformatie op jongeren, en blijf er met jongeren over in gesprek.
Bij ingrijpende of politiek actuele gebeurtenissen, zoals een pandemie of oorlog, is niet altijd direct duidelijk wat er aan de hand is. Er verschijnen nieuwsberichten die vaag of tegenstrijdig kunnen zijn. Daarbij worden soms per ongeluk berichten verspreid die niet volledig waarheidsgetrouw zijn. Dit noemen we nepnieuws. Nepnieuws, of misinformatie, is onjuiste of onnauwkeurige informatie, maar dit hoeft niet altijd met slechte bedoelingen te zijn. Ook is er geen doelbewuste coördinatie bij de verspreiding ervan.
Onjuiste informatie kan ook doelbewust worden verspreid. Dit heet desinformatie. Dit is onjuiste of onnauwkeurige informatie die altijd wordt verspreid met slechte bedoelingen, bijvoorbeeld om mensen te beschadigen of om geld te verdienen. Satire, parodie, roddels en kritiek (op de overheid) zijn geen vormen van desinformatie, ondanks dat ze misleidende informatie kunnen bevatten.
Soms gaat desinformatie verder en worden mensen, bevolkingsgroepen of organisaties expliciet beschuldigd van het veroorzaken van gebeurtenissen. Ook wordt hen soms verweten alternatieve informatie achter te houden, zonder dat daar goed bewijs voor is. Zo’n samenhangende verzameling berichten wordt aangeduid met de term ‘complottheorie’.
Door de toenemende digitalisering van de media en het mechanisme van algoritmes hebben nepnieuws en desinformatie een steeds grotere rol en invloed in het publieke debat. Nepnieuws en desinformatie kunnen de opvattingen van jongeren kunstmatig een bepaalde kant op duwen. Ze kunnen voeding geven aan complottheorieën en zo bijdragen aan het ontstaan van radicale ideeën en houdingen tegen de overheid of andersdenkenden en/of discriminatie en racisme bevorderen tegen bepaalde groepen of religies.
Jongeren komen op verschillende manieren in aanraking met desinformatie. Dit gebeurt met name op sociale media, waarbij verschillende strategieën van desinformatie kunnen worden toegepast zodat het moeilijker te herkennen is als desinformatie (zoals trolling, waarbij bijvoorbeeld door online pestgedrag discussies worden aangewakkerd). Daarnaast kunnen websites zo zijn vormgegeven dat het ten onrechte lijkt dat ze afkomstig zijn van een betrouwbare bron, en kunnen personen (o.a. influencers) desinformatie verspreiden.
Kinderen moeten beschermd worden tegen schadelijke informatie en schadelijke contacten (online). Tegelijk hebben ze ook het recht op toegang tot informatie en denkbeelden (van elke aard en in elke vorm) dat helpt om een mening te vormen. In het Kinderrechtenkader voor jeugdhulpprofessionals vind je hierover meer informatie.
Er zijn verschillende risicofactoren voor het geloven in complottheorieën:
Net als bij nepnieuws is het belangrijk om bij een complottheorie na te gaan wie de bron is. Is deze bron betrouwbaar? Het kan zijn dat een jongere zich helemaal in de complottheorie kan vinden. Vraag waarom hij of zij gelooft in het nieuws of de theorie, en uit welke bron het afkomstig is. Bespreek wat betrouwbare bronnen zijn en wat niet. Ook ouders en het onderwijs kunnen dit preventief doen. Leg uit dat niet alles wat je op internet ziet of leest waar is. Voor meer tips over het herkennen van nepnieuws en complottheorieën kun je de fakenieuws checklist raadplegen.
Op de website Sociale stabiliteit is een aantal praktijkverhalen gepubliceerd. De kern hiervan is dat ontkrachten van complotmythen heel lastig is.
Tips om met de jongere in gesprek te blijven zijn:
De website bevat ook tips om complotdenken te voorkomen. Deze zijn gericht op het herkennen van desinformatie, drogredenen, taaltrucs en algoritmes.
Het doelbewust verspreiden van valse informatie (desinformatie) valt in principe onder het recht op de vrijheid van meningsuiting (artikel 7 van de Grondwet). De vrijheid van meningsuiting biedt een essentiële voorwaarde voor het voeren van een publiek debat. Zonder dat debat is een democratische, pluriforme en open samenleving niet denkbaar. Deze vrijheid is echter niet onbeperkt en vrije meningsuiting kan beperkt worden. Bijvoorbeeld wanneer iemand het gebruik van geweld propageert, aanzet tot discriminatie of haat, of een ander nodeloos beledigt. Verspreiding van informatie kan niet worden beperkt alleen omdat de informatie onjuist of misleidend is.
In recent empirisch sociaalpsychologisch onderzoek wordt complotdenken geassocieerd met de basale cognitieve functies van de mens. In de literatuur zijn kenmerken te onderscheiden van mensen die bovengemiddeld gevoelig zijn voor de aantrekkingskracht van complottheorieën (relevante literatuurverwijzingen zijn te vinden in Vlug en Felten, 2022). Over het algemeen gaat gevoeligheid voor het geloven in complottheorieën gepaard met:
Het geloven in complottheorieën wordt daarnaast gevoed door sociale mediagebruik, nepnieuws, desinformatie (en een onvermogen tot het herkennen of controleren van nepnieuws of desinformatie), en invloed door de opvattingen en sociale druk van vrienden en familie.
Vlug en Felten (2022) definiëren complottheorieën als ‘verklarende overtuigingen over hoe meerdere actoren in geheime overeenstemming samenkomen om een verborgen doel te bereiken dat over het algemeen beschouwd wordt als onwettig en kwaadwillend’. Complotdenkers veronderstellen dat een groep mensen een geheim en kwaadaardig plan heeft. Ook is er sprake van ‘patronen’ (ogenschijnlijk niet-willekeurige opeenvolgingen van gebeurtenissen) en ‘intentionaliteit’ (verdachte gebeurtenissen die in gang gezet lijken te worden door intelligente actoren). In de praktijk komt het denken in patronen en intentionaliteit tot uiting in uitspraken als: ’niets gebeurt toevallig’ of ’alles is met elkaar verbonden’.
Vlug en Felten (2022) concluderen op basis van een review van wetenschappelijke literatuur dat complottheorieën kunnen aanzetten tot gewelddadig extremisme tegen de overheid of andersdenkenden. Ook kunnen complottheorieën gevaarlijk zijn voor bijvoorbeeld de volksgezondheid (zoals is gebeurd in de coronacrisis) en complottheorieën discriminatie en racisme bevorderen (Rottweiler & Gill, 2020; Rousis et al., 2020; Beunder & van den Heuvel, 2021; Lucassen, 2020). Veel complottheorieën bevat antisemitische of anti-moslimelementen (Kalmar, 2020; Langer, 2021). Daarnaast zijn er complottheorieën die uitgaan van de gedachte dat moslims en joden de wereld willen overnemen (Bergmann, 2018; Zia-Ebrahimi, 2018; Carr, 2006). Een ander voorbeeld is de complottheorie van de zogeheten ‘witte genocide’ (Bergmann, 2018), waar de Great Replacement-theorie een voorbeeld van is.