Diagnostisch onderzoek naar problematische gehechtheid is voorbehouden aan professionals die een grondige kennis van de gehechtheidstheorie hebben en getraind zijn in algemene diagnostische vaardigheden. In de regel zal dit een GZ-psycholoog, kinder- en jeugdpsycholoog NIP, een orthopedagoog-generalist of een kinderpsychiater zijn.
Voor gedragswetenschappers in de (specialistische) jeugdhulp en jeugdbescherming zijn enkele instrumenten beschikbaar die als eerste screening kunnen worden ingezet. Zo kunnen jeugdprofessionals nagaan of een jeugdige inderdaad problemen heeft met gehechtheid. Als zulke problemen worden vermoed, moeten zowel de jeugdige als de ouder geobserveerd en geïnterviewd worden. Wordt het vermoeden bevestigd, dan moet een gedragsdeskundige ingeschakeld worden die de diagnose kan stellen.
Eerst gaan we in op de afzonderlijke onderdelen. Bij het gebruiken van een instrument is het belangrijk om de kwaliteit ervan vast te stellen, bijvoorbeeld door de COTAN documentatie te raadplegen op www.cotandocumentatie.nl.