Pleegzorg

4. Kindermishandeling in het pleeggezin voorkomen en aanpakken

Preventie, signalering en handelen tijdens de plaatsing

Preventie van kindermishandeling en de (seksuele) ontwikkeling van jeugdigen hoort ook structureel onderdeel te zijn van de pleegzorgbegeleiding. Als de pleegzorgbegeleider bij de kennismaking met de pleegouders uitlegt dat dit één van zijn taken is, zijn pleegouders erop voorbereid dat dit onderwerp van gesprek zal zijn. Manieren om seksuele ontwikkeling bespreekbaar te maken zijn: het onderwerp inbedden in regelmatige gesprekken over de algemene ontwikkeling, pleegouders vragen naar hun ervaringen in het praten over seksualiteit met het pleegkind, en hun vragen en/of aandachtspunten bespreken zonder daarbij de eigen normen en/of waarden op te leggen.

Preventie tijdens de plaatsing begint met het expliciet verbieden van fysiek straffen en het opstellen van huisregels over (lichamelijk) contact, het op slot doen van deuren en (gedeeltelijk) naakt door het huis lopen. Verder is het belangrijk dat de pleegzorgbegeleider en jeugdbeschermer regelmatig praten met de (pleeg)ouders en het pleegkind over opvoeden en opgroeien (waaronder de seksuele ontwikkeling) en de ondersteuningsbehoeften van de pleegouders. Praktijkexperts geven aan dat de uitdaging hierbij is om de eventueel benodigde extra begeleiding te integreren in het ‘gewone’ opvoeden.

Het is noodzakelijk dat de begeleiding ook concreet de ondersteuning inhoudt die pleegouders nodig hebben om een jeugdige met een (seksueel) traumatische voorgeschiedenis te kunnen opvangen. Deze ondersteuning kan allerlei vormen hebben, zoals: het beantwoorden van ‘normale’ opvoedvragen, psycho-educatie, het aanleren van opvoedvaardigheden, begeleiding bij het opbouwen van een veilige gehechtheidsrelatie en het inzetten van aanvullende interventies en/of specialistische hulp. Ook het aanbieden van een training (aan pleegouders) over pleegkinderen met traumatische (seksuele) ervaringen en het herkennen van probleemgedrag als gevolg hiervan werkt preventief.

Pleegzorgbegeleiders moeten voorlichting kunnen geven over kindermishandeling, signalen van kindermishandeling kunnen herkennen en weten wat ze moeten doen bij een vermoeden van kindermishandeling tijdens de plaatsing. Het is van belang dat een plaatsing periodiek wordt geëvalueerd en dat daarbij de veiligheid in kaart wordt gebracht. De Inspectie Jeugdzorg verwacht van de instellingen dat zij een betrouwbaar en valide instrument gebruiken om de veiligheid van het pleegkind in de gaten te houden.

De Inspectie noemt daarbij de volgende voorbeelden van instrumenten: LIRIK, CARE, Veilig Thuis en de Checklist veiligheid in het pleeggezin. Alleen het gebruik van instrumenten kan schijnveiligheid opleveren en is daarom niet voldoende. Er is regelmatig face-to-face-contact nodig tussen de pleegzorgbegeleider en jeugdbeschermer, de ouders, het pleegkind en de pleegouders, zodat de professionals een vertrouwensband kunnen opbouwen met het gezin en ook zelf een professionele inschatting kunnen maken van de situatie in het gezin, de beschermende factoren en eventuele risico’s. Daarnaast moet er voor elk pleegkind een volwassene zijn die het pleegkind goed kent en met wie het pleegkind een vertrouwensband heeft, die met het pleegkind praat over onder andere zijn welbevinden, seksualiteit en wat het pleegkind nodig heeft om zich veilig te voelen in het pleeggezin. Denk bijvoorbeeld aan een leerkracht of een familielid. Het vinden van een vertrouwensfiguur vraagt om een actieve opstelling van alle betrokkenen.

Het is belangrijk dat een pleegzorgbegeleider of jeugdbeschermer twijfels over veiligheid en/of een gevoel van onveiligheid tijdig deelt met ouders en pleegkind, pleegouders, jeugdbeschermer, collega’s, gedragswetenschapper en leidinggevende. Om de samenwerking tussen al deze personen bij een vermoeden van mishandeling te doen slagen, is het belangrijk dat vanaf het begin één persoon de regie heeft. In het zorgteam is afgesproken wie dit is. Deze jeugdprofessional dient op de hoogte te zijn van de voor hem relevante Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling zodat hij weet hoe te handelen bij (een vermoeden van) kindermishandeling.

Voor het omgaan met vermoedens van mishandeling beschikt de pleegzorgaanbieder over een protocol op basis van de landelijke Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling en handelt hiernaar. Alle betrokkenen dienen samen te werken, de ernst van de situatie te erkennen, inclusief de onzekerheid die soms niet direct op te lossen is. Zij moeten goede afspraken met elkaar maken over de verhoging van veiligheid en de minimalisering van risico’s (veiligheidsplan), bijvoorbeeld met behulp van Signs of Safety.

Een beslissing het pleegkind al dan niet over te plaatsen moet zorgvuldig worden gemaakt in overleg met meerdere professionals (als er geen direct risico is voor het pleegkind). Het is belangrijk dat de pleegzorgbegeleider signalen van seksueel misbruik, meldingen en incidenten zorgvuldig registreert. De uitkomsten van de registratie en veiligheidsinstrumenten bespreekt hij in het team, om ze te analyseren en eventuele verbetermaatregelen te bespreken. Bij een (ernstig) vermoeden van een strafbaar feit moet aangifte gedaan worden.

Hulp- en zorgverleners (waaronder de pleegzorgbegeleider in vrijwillig kader) hebben een wettelijk meldrecht bij vermoedens van kindermishandeling (artikel 12c lid 3 Wet Maatschappelijke Ondersteuning). Dit meldrecht geeft hulp- en zorgverleners, ondanks beroepsgeheim, het recht om, zo nodig zonder toestemming van de cliënt en/of zijn ouders, een melding te doen van vermoedens van kindermishandeling bij Veilig Thuis, of in crisissituaties bij de Raad voor de Kinderbescherming. Het beroepsgeheim van jeugdprofessionals ligt vast in de Jeugdwet. Dit beroepsgeheim is uitgewerkt in de Beroepscodes van de betrokken beroepsgroepen.

Als blijkt dat er sprake is van kindermishandeling, moet er hulpverleningsaanbod voor slachtoffers en daders beschikbaar zijn. De twee belangrijkste doelen in de hulp na kindermishandeling zijn:

  • ervoor te zorgen dat het pleegkind ergens wordt opgevangen waar het veilig en gezond kan opgroeien;

  • ervoor te zorgen dat het pleegkind zijn ervaringen (van mishandeling en/of overplaatsing) kan verwerken en de gevolgen van de mishandeling hanteerbaar worden, zodat het pleegkind zich (weer) goed kan ontwikkelen.

… Meer

De pleegzorgaanbieder besteedt in de reguliere teamoverleggen, casusoverleggen en/of werkbegeleiding/intervisie systematisch aandacht aan de in de themacompetentie seksuele ontwikkeling genoemde kennis en vaardigheden. Dat doet hij ook tijdens bij- en nascholing. De pleegzorgbegeleiders maken (seksuele) veiligheid bespreekbaar met (pleeg)kinderen, met (pleeg)ouders en in het team.

Aanbevelingen
Screening, selectie en voorbereiding van pleegouders
Reageer!