De Richtlijn Pleegzorg gaat over kinderen en jongeren die in een ander gezin worden opgevangen als het thuis niet gaat. De ouders zijn bijvoorbeeld niet in staat hun kind op te voeden, ze zijn verslaafd of verwaarlozen hun zoon of dochter. Het kan ook zijn dat één of beide ouders zijn overleden, of dat een kind door een scheiding in de knel is gekomen. Of een kind heeft zulke ernstige psychische problemen dat het beter af is met gespecialiseerde (therapeutische) pleegzorg dan dat het thuis blijft wonen.
Raadpleeg voor informatie voor pleegouders het document Info voor pleegouders.
Niet elk kind heeft het thuis even makkelijk. Sommige kinderen groeien bijvoorbeeld op met veel ruzie. Soms ook liggen de ouders met zichzelf overhoop, of kunnen ze om een andere reden niet goed voor hun kind zorgen. Het is dan beter als hun kind – in elk geval voor een poosje – in een pleeggezin wordt opgevangen. Pleegouders kunnen familieleden of bekenden zijn. Maar ook andere volwassenen kunnen de rol van pleegouder op zich nemen.
Ook u bent de ouder van een kind dat voor pleegzorg in aanmerking komt. Bij de plaatsing van een kind in een pleeggezin zijn vaak meerdere hulpverleners betrokken. Ook hulpverleners van de jeugdhulp of jeugdbescherming. Voor hen is er nu een richtlijn ontwikkeld. Hierin staat wat zij samen met de ouders kunnen doen om de plaatsing van een kind in een pleeggezin zo goed mogelijk te laten verlopen.
Op deze pagina vatten we de richtlijn kort samen. Het is handig als u van deze richtlijn op de hoogte bent. Zo weet u wat u van hulpverleners en de hulp rondom uw kind kunt verwachten. Ook kunt u deze informatie gebruiken als hulpmiddel bij het overleg met uw hulpverlener.
Kinderen zijn nog jong en moeten nog veel leren. Als daar thuis niet genoeg gelegenheid voor is, kan pleegzorg een oplossing zijn. Uw hulpverlener houdt daarom de ontwikkeling van uw kind goed in de gaten. Hij of zij wisselt hierover regelmatig van gedachten, met u, de pleegouders en hulpverleners. Hij kijkt niet alleen naar de problemen die uw kind misschien heeft, maar ook naar de dingen die goed gaan. Die zijn ook belangrijk!
Mocht uw kind specifieke problemen hebben, dan probeert uw hulpverlener deze gericht aan te pakken. Hij zet hiervoor methoden in die bij andere kinderen vaak goed hebben geholpen.
Het is voor ouders natuurlijk een enorme stap om de dagelijkse zorg voor hun kind uit handen te moeten geven. Het kan ook voor u heel pijnlijk en emotioneel zijn. Toch is het soms nodig dat uw kind (tijdelijk) ergens anders wordt opgevangen. In de tussentijd kunt u dan leren hoe u de hulp aan uw kind weer zelf op u kunt nemen.
U werkt als ouder(s) samen met iedereen die bij de zorg voor uw zoon of dochter betrokken is. Uw hulpverlener stelt namelijk een zogeheten ‘zorgteam’ samen. U maakt hier deel van uit, net als uw kind (als dat oud genoeg is om het te begrijpen), de pleegouders en andere mensen die een rol (kunnen) spelen bij de zorg voor uw kind. Ook hulpverleners doen eraan mee.
In het zorgteam wordt alles besproken dat voor uw kind van belang is. Samen maakt u duidelijke afspraken. Over de doelen van de plaatsing, maar ook over de rollen, taken en grenzen van iedereen die bij de zorg voor uw kind is betrokken. Maar bijvoorbeeld ook over de bezoekregeling en uw rol in het leven van uw kind.
Besluiten worden altijd in overleg met u genomen. Bijvoorbeeld de beslissing in welk gezin uw kind gaat wonen. U heeft het recht om te weten welke beslissingen hulpverleners overwegen. Bent u het niet eens met zo’n beslissing, dan mag u dat natuurlijk altijd zeggen. Hulpverleners zullen proberen zo veel mogelijk aan uw bezwaren tegemoet te komen. Alle afspraken worden schriftelijk vastgelegd. Daarnaast maakt u samen een planning. Zo komt u niet voor verrassingen te staan.
Regelmatig gaat uw hulpverlener na hoe de samenwerking tussen u, uw kind en de anderen van het zorgteam verloopt. Is er bijvoorbeeld goed contact tussen u en de pleegouders? Bij problemen doet uw hulpverlener zijn best om deze op te lossen.
Pleegouders worden zorgvuldig voorbereid op de komst van een kind. Zij krijgen ook begeleiding als een kind eenmaal bij hen is ondergebracht. Natuurlijk kunnen ook pleegouders aanlopen tegen problemen in de opvoeding van uw kind. Uw hulpverlener doet zijn uiterste best om deze problemen op te lossen. Hij kan bijvoorbeeld aanvullende begeleiding geven als hij het idee heeft dat het pleeggezin wel een steuntje in de rug kan gebruiken. Dat is bijvoorbeeld het geval als uw kind meer probleemgedrag begint te vertonen, of de pleegouders niet goed meer op uw kind reageren. Op deze manier probeert de hulpverlener een overplaatsing van uw kind te voorkomen. Ook u kunt contact opnemen met uw hulpverlener als u het idee heeft dat het niet goed gaat met uw kind in het pleeggezin.
Hulpverleners letten ook goed op of een kind in het pleeggezin wel voldoende beschermd wordt. Hebben pleegouders bijvoorbeeld veel stress, dan kan een kind daaronder lijden. Ook zijn sommige kinderen extra kwetsbaar. Denk aan kinderen met een licht verstandelijke beperking of kinderen die seksueel zijn misbruikt. Hulpverleners letten bij zulke kinderen extra goed op. Maakt de hulpverlener zich zorgen over de veiligheid van uw kind, dan deelt hij deze zorgen met het zorgteam. Samen stelt u vervolgens een veiligheidsplan op. Zo weet iedereen wat er moet gebeuren als het – om wat voor reden dan ook – niet goed gaat in het pleeggezin.
Of uw kind over een poosje weer thuis kan komen wonen, is in het begin vaak moeilijk te zeggen. Daarover moet een zogenaamd ‘opvoedingsbesluit’ worden genomen. Dit betekent dat wordt besloten waar uw kind de komende jaren het beste kan opgroeien: bij u thuis of in een permanent pleeggezin. Wannéér precies zo’n opvoedingsbesluit wordt genomen, staat in het plan van aanpak. U stelt samen met het zorgteam zo’n plan van aanpak op. Dat gebeurt binnen een maand na de plaatsing van uw kind in een tijdelijk pleeggezin. Waar moet u aan werken, welke doelen moet u behalen voordat uw kind misschien weer thuis kan komen wonen? Dat komt allemaal in het plan van aanpak te staan. Ook legt u samen in het plan van aanpak vast wanneer het opvoedingsbesluit wordt genomen. Omdat zo’n opvoedingsbesluit heel belangrijk is, kan het wel een half tot een heel jaar duren voordat het er is. In de tussentijd krijgt u direct intensieve hulp aangeboden. Anders heeft u niet de gelegenheid dingen thuis te veranderen die het mogelijk maken dat uw kind misschien weer bij u kan komen wonen. Wordt uiteindelijk toch besloten om uw kind permanent in een pleeggezin onder te brengen, dan krijgt u hulp om dit te verwerken. Samen met uw hulpverlener kijkt u bovendien hoe u uw rol als ouder kunt blijven vervullen.
Als ouder bent u verantwoordelijk voor de opvoeding en ontwikkeling van uw kind. Wanneer u het gezag over uw kind heeft, is het uw recht (en ook uw plicht) om uw minderjarige kind te verzorgen en op te voeden. Uw kind blijft altijd uw kind, ook als uw kind (tijdelijk) niet bij u woont, u het gezag niet heeft of u (tijdelijk) het gezag niet volledig mag uitoefenen omdat er een ondertoezichtstelling is. Blijf dus altijd betrokken: ook als er (tijdelijk) een gezinsvoogd is aangesteld, blijft u de vader of moeder van uw kind.
Uw hulpverlener onderzoekt met u dan ook wat uw mogelijkheden zijn: wat wilt en kunt u doen om uw zoon of dochter verder te helpen? En wat wilt en kunt u doen om een goede relatie met uw kind te behouden of op te bouwen? Sta open voor adviezen en probeer daar iets mee te doen. Laat ook uw mening blijken. Geef het bijvoorbeeld op tijd aan als een advies niet bij u of uw kind past, en kijk samen met uw hulpverlener wat u daaraan kunt doen.
Deze Richtlijn Pleegzorg voor jeugdhulp en jeugdbescherming is gebaseerd op literatuur en gesprekken met deskundigen, cliënten en pleegouders. De richtlijn kunt u op deze website nalezen: Richtlijn Pleegzorg.