Pleegzorg

2. Beslissen over het perspectief van het pleegkind

Hulpmiddelen ten behoeve van het nemen van een opvoedingsbesluit

Het nemen van een opvoedingsbesluit is een ingewikkeld en arbeidsintensief proces. Het gebeurt het meest weloverwogen wanneer meerdere criteria gewogen worden, in dialoog met betrokkenen rondom het pleegkind (ouders, het bredere systeem, pleegouders, plaatser, pleegzorgbegeleider en overige zorgaanbieders). Er zijn verschillende hulpmiddelen of modellen behulpzaam bij het nemen van een opvoedingsbesluit: de Beoordelingsboog, de Deltamethode en het Pedagogisch beslissingsmodel.

Ook is er de methodiekhandleiding ‘Pleegzorg begeleiden is een vak’, dit is een methodische beschrijving om te komen tot een opvoedingsbesluit.

Beoordelingsboog

De Beoordelingsboog helpt pleegzorgbegeleiders om de jeugdzorgwerker of casemanager te adviseren over het toekomstperspectief van het pleegkind. Het gebruik van de Beoordelingsboog helpt systematisch af te wegen of een pleegkind beter thuis of in een pleeggezin (of elders) kan wonen. In de Beoordelingsboog zijn twaalf factoren of criteria opgenomen die de pleegzorgbegeleider beoordeelt als hij moet adviseren over het toekomstperspectief van een pleegkind: 1. vraag en verwachting van ouders en pleegkind, 2. aanleiding van de pleegzorgplaatsing, 3. resultaat van de pleegzorghulp, 4. competentie van de ouders, 5. risicofactoren bij ouders en pleegkind, 6. hulpverleningsgeschiedenis, 7. psychosociale omstandigheden, 8. beschermende factoren en belang van het pleegkind, en 9. de overall beoordelingen van de situatie door zowel de pleegzorgbegeleider (10) en zijn collega’s uit het pleegzorgteam (11) als de plaatser (12).

De pleegzorgbegeleider verzamelt vanaf de start van de hulpverleningsvariant systematisch informatie over de verschillende factoren of criteria van de Beoordelingsboog. Dit doet hij in dialoog met de ouders en het pleegkind, de pleegouders en andere betrokkenen uit het (in)formele netwerk van het gezin. Zodra hij zelf een redelijk goed beeld heeft, vraagt hij zijn collega’s van het pleegzorgteam en van de gecertificeerde instelling de Beoordelingsboog eveneens in te vullen. Overleg over de overeenkomsten en verschillen helpen de pleegzorgbegeleider om de argumenten voor zijn advies beter onder woorden te brengen.

Deltamethode

De Deltamethode is een methodiek voor de uitvoering van de gezinsvoogdijtaak door de plaatser. Een belangrijk onderdeel van de Deltamethode is ‘analyseren en doelen stellen’. Dit gebeurt met behulp van het zogeheten 4-stappenmodel. Bij stap 1 kijkt de jeugdzorgwerker niet alleen naar problemen, maar ook naar beschermende factoren, sterke punten van de gezinsleden en hun visie. Bij stap 2 gaat de jeugdzorgwerker na welke van de geïnventariseerde problemen de ontwikkeling van het pleegkind bedreigen en om welke aspecten van de ontwikkeling het dan gaat. Stap 3 is een vertaalslag. De jeugdzorgwerker vraagt zich af hoe het gezonde, normale gedrag van het pleegkind eruit zou zien als de ontwikkelingsbedreiging zou zijn opgeheven, ook wel de ‘gewenste ontwikkelingsuitkomsten’ genoemd. Bij stap 4 worden tussenliggende werkdoelen geformuleerd en wordt bedacht welke middelen ingezet kunnen worden.

De jeugdzorgwerker probeert zowel met de ouders, het pleegkind en de pleegouders alsook met de pleegzorgorganisatie de gewenste ontwikkelingsuitkomsten vast te stellen. Vervolgens worden deze in het plan van aanpak opgenomen en worden er werkafspraken gemaakt. Het plan van aanpak is opgebouwd volgens het 4-stappenmodel en vormt de basis voor het overleg tussen de jeugdzorgwerker en de ouders. De ouders weten dus ook welke ontwikkelingsuitkomsten worden nagestreefd. Een regelmatige update van het plan van aanpak door de jeugdzorgwerker in samenspraak met de ouders en alle andere relevante partijen kan misverstanden voorkomen over de koers die de jeugdzorgwerker nastreeft ten aanzien van de OTS. Kernbeslissingen zoals het beëindigen van de OTS, terugplaatsing naar de ouders of het bewerkstelligen van een verderstrekkende maatregel komen dan niet uit de lucht vallen. Deze vloeien dan voort uit de geformuleerde ontwikkelingsuitkomsten, de werkdoelen, en de mate waarin deze doelen worden gehaald en de gewenste ontwikkelingsuitkomsten naderbij komen.

Pedagogisch beslissingsmodel

Het derde model is het Pedagogisch beslissingsmodel. Het model is bedoeld voor ouders die opvoedingsproblemen hebben die zij niet zelf – zonder hulp – kunnen oplossen. Het model geeft een stappenplan gebonden aan termijnen waarbinnen de stappen afgerond moeten zijn, willen de benodigde condities voor het pleegkind geschapen kunnen worden. Een analyse van de ouder-kindrelatie in de thuissituatie (stap 1) moet de basis vormen voor de aard en de inhoud van de plaatsing op korte termijn (stap 2). De van tevoren vastgestelde termijn dwingt tot een besluit over de terugplaatsing. Dit besluit wordt niet genomen zonder begeleiding van het gezin daarna (stap 3). Alleen na gebleken ongeschiktheid van de ouders volgt de heroverweging tot definitief verblijf in het pleeggezin (stap 4). De ‘aanvaardbare termijn’ is voor ieder kind en ieder gezin anders. Jeugdprofessionals hebben dan ook, samen met kinderen, jongeren, ouders en andere professionals, een ingewikkelde afweging te maken. Dit gaat over de vraag: Wat is voor dit kind gelet op zijn ontwikkelingsfase, geschiedenis en persoon, een termijn die hij, zonder dat dit schade aan zijn ontwikkeling oplevert, de onzekerheid aankan over de vraag waar hij verder zal opgroeien?  Factoren die daarin meespelen zijn onder meer de hechting van het kind aan zijn huidige gezin, hechting van het kind aan het gezin van afkomst, loyaliteit van het kind, ingezette hulpverlening en resultaten daarvan. Deze omstandigheden moeten per gezin worden bekeken en laten zich niet uitdrukken in een minimale of maximale duur van deze termijn.

De genoemde adviesmodellen hebben als groot voordeel dat ze methodisch inzichtelijk maken hoe de besluitvorming dient te verlopen. Alleen naar het Pedagogisch beslissingsmodel van Van den Bergh en Weterings is enig onderzoek gedaan. Naast de genoemde modellen is er door Zijlstra een instrument ontwikkeld om het ‘belang van het kind’ op methodische wijze tot uitdrukking te brengen ten behoeve van juridische besluitvormingsprocedures: de Best Interest of the Child – Questionnaire (BIC-Q). Het instrument is onderzocht bij asielkinderen, maar mogelijk ook toepasbaar bij pleegkinderen.

De termijn waarbinnen een opvoedingsbesluit moet worden genomen
Factoren van invloed op het besluit tot terugplaatsing
Reageer!