Zorg dat je voldoende kennis hebt van risico- en beschermende factoren om stoornissen en andere negatieve uitkomsten voor jeugdigen te signaleren en waar mogelijk te voorkomen.
Breng voor elke jeugdige de risico- en beschermende factoren in kaart. Denk niet alleen aan eigenschappen van de jeugdige zelf: ook kenmerken van de ouder(s), het gezin en de omgeving zijn van belang.
Let zowel op de aard van de risicofactoren als op de optelsom ervan.
Zet in op het afzwakken van risicofactoren voor de jeugdige en zet ook in op het versterken van de beschermende factoren.
Bied hulp in eerste instantie zo dicht mogelijk bij de jeugdige aan. Dus in het gezin, of anders om het gezin heen.
Deze aanbevelingen worden in de volgende hoofdstukken concreet uitgewerkt.