
Combinatie van risicofactoren
Toelichting op de aanbevelingen
-
Weet wat (wetenschappelijk onderbouwde) risicofactoren van kindermishandeling zijn, maar besef dat deze factoren in ieder individueel geval anders werken en niet per se tot kindermishandeling hoeven te leiden.
-
Weet dat kindermishandeling een breed scala aan oorzaken en beïnvloedende factoren kent. Vrijwel altijd gaat het om een samenspel van meerdere factoren.
-
Weet dat factoren die met de ouder(s) te maken hebben, het zwaarst wegen. En dat het risico op kindermishandeling groter is wanneer risicofactoren bij beide ouders aanwezig zijn.
-
Kijk bij constatering van risicofactoren ook altijd naar de beschermende en (veiligheids)bevorderende factoren.
Risicofactoren voor kindermishandeling
Het algemene inzicht is dat kindermishandeling geen eenduidige oorzaak heeft. Vrijwel altijd is het een gevolg van een combinatie en opeenstapeling van risicofactoren (MacKenzie et al., 2011; Mulder et al., 2018; Van Rooijen et al., 2018). Wel wegen sommige (groepen) risicofactoren zwaarder dan andere.
De belangrijkste risicofactoren voor kindermishandeling hebben te maken met de ouders (Stith et al., 2009). Deze factoren vormen een nog groter risico als ze bij beide ouders aanwezig zijn, zo blijkt uit een meta-analyse (Mulder et al., 2018).
De invloed van een risicofactor verschilt per situatie. Als jeugdprofessional beoordeel je de factoren altijd in de context van én in samenhang met andere risicofactoren en beschermende factoren (zie beschermende factoren).
Dit zijn de belangrijkste risicofactoren voor alle vormen van kindermishandeling:
- Problemen tussen ouders (partnergeweld en ander huiselijk geweld, (vecht)scheiding).
- Psychische en psychiatrische problemen bij ouder(s), actueel of in het verleden. Denk aan: depressie, autisme, ADHD, bipolaire stoornis, antisociale gedragsstoornis, borderline persoonlijkheidsstoornis en lvb.
- Ouder die kindermishandeling heeft meegemaakt in de eigen jeugd.
- Problematisch alcohol-/drugsgebruik door ouders.
Significante risicofactoren voor kindermishandeling
Dit zijn de significante risicofactoren voor kindermishandeling, op basis van de Nationale Prevalentiestudies Mishandeling:
Ouderfactoren:
- Lage sociaal-economische status (SES) van ouder(s).
- Werkloosheid van ouder(s).
- Niet-Nederlandse afkomst van ouders. (Dit geldt bij de eerste generatie sterker dan bij de tweede.)
- Eenoudergezinnen.
- Grote gezinnen, met meer dan vier kinderen.
- Stiefgezinnen.
Kindfactoren:
- 0-3 jarige leeftijd van het kind.
- Enig kind.
Significante risicofactoren voor fysieke kindermishandeling en emotionele en fysieke verwaarlozing
Dit zijn significante risicofactoren voor fysieke kindermishandeling en emotionele en fysieke verwaarlozing, op basis van een meta-analyse met 155 studies (Stith et al., 2009):
Ouderfactoren:
- Prikkelbaarheid/agressie/hyper-reactiviteit bij de ouder(s).
- Conflicten in het gezin (partnergeweld).
- Ouder ziet het kind als een probleem (het kind vertoont al of niet problematisch gedrag).
- Weinig cohesie in het gezin.
- Verstoorde ouder-kindrelatie.
- (Psychische en fysieke) gezondheidsproblemen/angst en depressie/psychopathologie bij de ouders.
- Stiefouderschap.
- Voorstander van ‘pedagogische tik’.
Kindfactoren:
- Problemen rond de geboorte en/of beperking van het kind.
- Ontwikkelingsstoornis en/of beperking van het kind zoals lvb.
- Sociale competenties van het kind.
Specifieke risicofactoren voor verwaarlozing
Risicofactoren voor verwaarlozing
Voor verwaarlozing gelden volgens wetenschappelijk onderzoek de volgende risicofactoren, op basis van de Nationale Prevalentiestudies Mishandeling (Alink et al., 2018):
Ouderfactoren:
- Lage SES (sociaal-economische status) van ouder(s).
- Werkloosheid van ouder(s).
- Niet-Nederlandse afkomst van ouders. (Dit geldt bij de eerste generatie sterker dan bij de tweede.)
- Eenoudergezinnen.
- Stiefgezinnen (alleen in relatie tot emotionele verwaarlozing significant).
- Grote gezinnen, met meer dan 4 kinderen.
Kindfactoren:
- 0-3 jarige leeftijd van het kind.
Andere risicofactoren voor verwaarlozing
Uit de meta-analyse van Stith et al. (2009):
Ouderfactoren:
- Slechte kwaliteit van de ouder-kindrelatie (sterke voorspeller).
- De mate waarin de ouder het kind ervaart als een probleem of belasting (het kind vertoont al of niet problematisch gedrag) (sterke voorspeller).
- Weinig reflectie, lage eigen effectiviteit, laag zelfvertrouwen en -waardering van de ouder.
- Psychopathologie bij de ouder(s).
- Lichte verstandelijke beperking (lvb) bij de ouder(s).
- De mate van boosheid, agressie en hyperreactiviteit bij de ouders.
- Ouderlijke (opvoed)stress.
Kindfactoren:
- Beperkte sociale vaardigheden van het kind.
Significante risicofactoren voor verwaarlozing
Significante risicofactoren voor verwaarlozing, op basis van een meta-analyse met 36 studies (Assink et al., 2016; Mulder et al., 2018):
Ouderfactoren:
- (Opvoed)stress bij ouders.
- Partnergeweld en ander huiselijk geweld.
- Problematisch alcohol-/drugsgebruik door ouders.
- Lage sociaal-economische status (SES) van ouder(s).
- Psychische en psychiatrische problemen bij ouder(s).
- Problemen prenataal en rond de geboorte van het kind.
- Ouder heeft kindermishandeling in de jeugd meegemaakt en/of was getuige van partnergeweld tussen de ouders.
- Antisociaal of crimineel gedrag of verleden van ouder(s).
Kindfactoren:
- Sociale competenties en gedragsproblemen bij het kind.
- Etniciteit (niet-westers heeft verhoogd risico).
Specifieke risicofactoren voor seksueel misbruik
De risicofactoren in de nabije omgeving van het kind (het microsysteem) hebben de sterkst voorspellende waarde voor slachtoferschap van seksueel misbruik. Maar ook de omgeving verder van het kind af (het exosysteem) blijkt hiervoor een belangrijke voorspeller te zijn. Opvallend genoeg hebben factoren rondom de ouder-kindrelatie en de houding van ouders ten opzichte van het kind maar een kleine tot zeer kleine voorspellende waarde.
Dit zijn risicofactoren voor slachtofferschap van seksueel misbruik (Assink et al., 2019; Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen, 2014; 2018):
Microsysteem (sterk voorspellend):
- Een (verstandelijke) beperking/lvb, chronische ziekte of ontwikkelingsachterstand bij het kind.
- Geslacht (meisje).
- Eerder slachtofferschap van seksueel geweld bij zowel het slachtoffer zelf als bij broertjes/zusjes.
- Andere vormen van kindermishandeling in het gezin.
- Ouder(s) heeft/hebben ervaring met kindermishandeling in de eigen jeugd.
- Lage sociaal-economische status (SES) van ouder(s).
- Risicogedrag van het kind, zoals alcohol- en drugsgebruik en delinquentie of geweldpleging.
- Beperkte sociale vaardigheden van het kind.
- Overmatig internetgebruik van het kind (denk aan sexting).
Ouder-kindrelatie en de houding van ouders:
- Fysieke of emotionele afwezigheid van de moeder (bijvoorbeeld bij verslaving of psychiatrie en (l)vb).
- Overmatige bescherming van het kind.
- Het ontbreken van een ondersteunende relatie tussen ouder en kind en een tekort aan opvoedingsvaardigheden bij de niet-plegende ouder.
- Huiselijk geweld in het gezin, verstoorde interactiepatronen, verstoorde gezinsrelaties.
- Gezinssamenstelling (aanwezigheid van een stiefvader).
Exosysteem:
- Beperkt sociaal netwerk, geïsoleerd leven.
- Wonen in een stedelijk gebied.
- Wonen in een omgeving met veel geweld.
Zie ook de richtlijn Seksuele ontwikkeling.
Lvb bij kinderen en jongeren als risicofactor
Een licht verstandelijke beperking (lvb) maakt een kind extra kwetsbaar. Het gaat hierbij om een lage intelligentie, in combinatie met beperkte sociale vaardigheden. het kind kan dan zowel slachtoffer als dader worden van seksueel misbruik, mishandeling, verwaarlozing, seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld. Vaak hebben kinderen met een lvb bijkomende problematiek, zoals leerproblemen, een psychiatrische stoornis, lichamelijke problemen of problemen in het gezin (Kaal et al, 2016, Blankestein et al., 2016). Zo’n 313.000 kinderen in Nederland hebben een lvb (Stoll et al., 2004). De publicatie van Zoon en Van Rooijen (2018) gaat dieper in op lvb-problematiek bij kinderen en de herkenning daarvan.
Verdieping en onderbouwing
Wat is een risicofactor?
Risicofactoren voor kindermishandeling zijn factoren (gedragingen, omstandigheden, kenmerken) die kindermishandeling voorspellen of de kans dat kindermishandeling voorkomt binnen een bepaalde populatie vergroten (Flisher et al., 1997; Kraemer et al., 2001).
Een signaal van kindermishandeling is niet hetzelfde als een risicofactor; omgekeerd kunnen risicofactoren wel een signaalfunctie voor kindermishandeling hebben. Een signaal is een actueel teken of kenmerk bij het kind dat er wat aan de hand is (de verklaring daarvoor kan kindermishandeling zijn maar dit kan ook een aandoening of andere verklaring hebben). Signalen worden bij Signalering en diagnostiek besproken.
Indeling van risicofactoren
Voor een indeling van risicofactoren is het Ecologisch model van gedragsverandering van Bronfenbrenner (1979; 2000) gangbaar. Andere modellen die nadien zijn verschenen (Belsky, 1980; 1993; Cicchetti & Lynch, 1993; Lynch & Cicchetti, 1998) zijn gebaseerd op dit model.
Bronfenbrenner maakt onderscheid tussen het zogenaamde ontogene systeem, het micro-, meso-, en macrosysteem waarin groepen factoren worden ingedeeld die van invloed zijn op de ontwikkeling van het kind tot volwassene:
- Factoren in het kind zelf.
- Factoren in de directe omgeving (ouders, het gezin, familie).
- Factoren in de nabije omgeving (de school, kerk, buurt, sportclub etc.).
- Factoren in de omgeving verder weg (cultuur, maatschappij als geheel).
Later voegde Bronfenbrenner daar het ‘chronosysteem’ aan toe, dat het tijdsaspect belicht. Dit ‘systeem’ loopt dwars door de eerder genoemde systemen heen en laat patronen zien die door de tijd (als ‘levensfasen’) kunnen ontstaan en die ook mede bepalend zijn voor de invloeden vanuit andere systemen.
Het overzicht van risicofactoren voor kindermishandeling is ingedeeld naar de systemen van Bronfenbrenner (1979; 2000). Deze factoren zijn gevalideerd in wetenschappelijke studies, dat wil zeggen dat aangetoond is dat er een redelijk tot sterk verband is tussen deze factoren en het vóórkomen van kindermishandeling. Dat wil echter niet zeggen dat dat verband er ook altijd is in individuele situaties, of dat de aanwezigheid van een risicofactor per definitie leidt tot kindermishandeling. Ook kan er risico op kindermishandeling blijken te zijn op basis van niet genoemde factoren. Niet alle factoren zijn namelijk onderzocht in goede wetenschappelijke studies.
Meer risicofactoren voor kindermishandeling
Voor de eerdergenoemde factoren is er sterk bewijs op grond van meta-analyses en de NPM-2010 en 2017 dat die een risico vormen voor het ontstaan van (vormen van) kindermishandeling. Het is echter waarschijnlijk dat ook andere risicofactoren een rol kunnen spelen bij het ontstaan van kindermishandeling, maar dat daar nog onvoldoende onderzoek naar is gedaan. In een meta-analyse komen deze risicofactoren dan niet of als minder sterk naar voren.
Dit zijn nog andere factoren die waarschijnlijk ook (in samenhang) een risico vormen voor het ontstaan van kindermishandeling:
Ouderfactoren:
- Alcoholmisbruik en drugsgebruik.
- Leeftijd (tiener- of jonge ouders).
- Gering probleemoplossend vermogen of lage intelligentie.
- Chronische ziekte of kwetsbare gezondheid.
- Suïcide(pogingen).
- Ongewenste zwangerschap.
- Verstoorde interactie tussen ouders onderling.
- (Vecht)scheiding, nieuwe relatie/huwelijk.
- Beperkte of inadequate opvoedvaardigheden.
In en om het gezin:
- Eerdere OTS en bemoeienis Veilig Thuis/Raad voor de Kinderbescherming.
- Criminaliteit in de buurt.
- Weinig sociale cohesie in buurt.
- Gemengde cultuur in het gezin.
- Slechte relatie met (stief)broertjes/zusjes.
- Weinig of geen (functionerend) sociaal netwerk.
- Geen sociale controle vanuit netwerk en buurt.
- Stress en instabiliteit in het gezin.
- Ouder in hechtenis.
- Inwonende familieleden.
- Afwezigheid van volwassenen en geen toezicht.
In de ouder-kindinteractie:
- Negatieve verbale reacties van ouder naar kind.
- Irritatie van de ouder bij huilen kind.
- Fysiek corrigeren of straffen bij ongewenst gedrag (pedagogische tik).
- Gebrek aan betrokkenheid.
- Gebrek aan warmte.
- Problematische gehechtheid tussen ouder(s) en kind.
Kindfactoren:
- Beneden gemiddelde intelligentie / lvb.
- Geboortecomplicaties, laag geboortegewicht, lage APGAR-score, prematuur, afwijking bij geboorte.
- Chronische ziekte, gezondheidsproblemen.
- Externaliserende gedragsproblemen.
- Internaliserende gedragsproblemen.
- Psychische problemen / psychiatrische aandoening.
- Achterblijvende taalontwikkeling of -vermogen.
Overwegingen uit de praktijk
Professionals beschouwen in de praktijk meer factoren als een risico voor kindermishandeling dan degene die hier zijn beschreven. Dat die factoren niet uit grootschalige robuuste studies als sterke risicofactoren naar voren komen, betekent niet dat dit over het algemeen of in individuele situaties geen risicofactoren zijn. Beoordeel zorgelijke situaties daarom altijd in de context.
Het onderscheid tussen risicofactoren en signalen (zie Signalering en diagnostiek) wordt in de praktijk niet zo strikt gemaakt: de jeugdprofessional ziet in de praktijk, leest in het dossier of verneemt van ouders of derden: opmerkelijke uiterlijke kenmerken, (de afwezigheid van) gedragingen bij het kind, problemen in of rond het gezin en patronen in de interactie tussen ouders en kind en tussen ouders onderling – en maakt zich daarover zorgen.
Let op: we gebruiken hier de vakterm ‘risicofactoren’ voor factoren die een grotere kans geven op de aanwezigheid of het ontstaan van kindermishandeling. Maar gebruik deze vaktermen niet in het contact met ouders. Spreek liever over ‘zorgen’ of over ‘wat er goed gaat, en waarover we ons zorgen maken’.