In het eerste deel van de richtlijn zijn de wetenschappelijk onderbouwde risico- en beschermende factoren op een rij gezet. Er is echter geen wetenschappelijk bewijs dat deze factoren elkaar (volledig) kunnen opheffen of dat de kans op kindermishandeling eenvoudigweg een kwestie is van plussen en minnen van risico- en beschermende factoren. Per definitie betreft het kansen dat deze factoren leiden tot kindermishandeling, onderzocht in groepen, die niet altijd in individuele gevallen gelden.
Wel is het waarschijnlijk dat de kans op kindermishandeling groter wordt bij de aanwezigheid van meer dan drie risicofactoren. Dit wordt risicocumulatie of -opeenstapeling genoemd. Of het omgekeerde effect (in gelijke mate) uitgaat van beschermende factoren is niet bekend. Wel is intussen duidelijk dat kinderen uit hoog-risico-gezinnen minder profijt hebben van de eventueel aanwezige beschermende factoren.
Desondanks is het belangrijk dat de jeugdprofessional zowel de risico- als beschermende factoren in kaart brengt, de frequentie en duur waarin factoren spelen en dit geheel weegt om zo een inschatting te maken van de ernst en impact van de kindermishandeling, welke acties en interventies aangewezen zijn en wat daarvan het verwachte effect is.
Een veiligheids- en/of risicotaxatie-instrument helpt bij de weging van de ernst van kindermishandeling en/of het risico (van herhaling) voor kindermishandeling. Vraag bij twijfel altijd (opnieuw) advies bij Veilig Thuis.
In stap 4 weeg je af:
Zie: Afwegingskader Jeugdprofessionals (2018), ook als app verkrijgbaar.