Jeugdprofessionals moeten standaard bij de intake van nieuwe cliënten, actief vragen naar de veiligheid in het gezin – in brede zin en voor alle gezinsleden. Er is in Nederland geen standaard voor dit actief vragen. Belangrijk is dát veiligheidsthema’s zoals partnergeweld, ervaring in de eigen jeugd, omgaan met conflicten etc. aan bod komen zodat daarop doorgevraagd en gesproken kan worden of zodat jeugdprofessional, ouders en jeugdigen daar later op terug kunnen komen. Doe dat in neutrale bewoordingen, bijvoorbeeld: hebben jullie wel eens ruzie? Wat gebeurt er dan? Hoe lossen jullie dat op? Het vragen ernaar normaliseert bovendien het praten over veiligheid in het gezin, ook al is dat op een ander moment, en leidt op zichzelf tot bewustwording bij betrokkenen.
Naar voorbeeld van de Clinical Guideline Child Abuse, uitgegeven door het National Institute for Health and Care Excellence, maken we onderscheid tussen het in overweging nemen (‘consider’) van kindermishandeling en het vermoeden of verdenken (‘suspect’) van kindermishandeling. Dat wil zeggen:
In het hoofdstuk Signalen van kindermishandeling is op basis van wetenschappelijke literatuur een aantal signalen genoemd. Overzichtslijsten van signalen zijn echter nooit uitputtend en de signalen van kindermishandeling zijn aspecifiek, dat wil zeggen: ze kunnen ook op andere problematiek duiden. Bij het beoordelen of gedragingen, uiterlijke kenmerken, letsel etc. een signaal van kindermishandeling zijn, moet de jeugdprofessional nagaan in welke richting de verklaringen wijzen en of die daarvoor passend zijn. Hij doorloopt dan de volgende stappen.
Stap 1: De jeugdprofessional overweegt of kindermishandeling aan de orde kan zijn en vraagt bij de ouders na wat verklaringen kunnen zijn voor hetgeen hij bij de jeugdige of omgeving geconstateerd Een overweging wordt een vermoeden of verdenking van kindermishandeling wanneer deze verklaringen (Richtlijn Kindermishandeling, National Institute for Health and Care Excellence, 2009):
Bij niet consistent zijn gaat het om:
Stap 2: Wanneer de jeugdprofessional geen andere passende verklaringen vindt voor hetgeen hij geconstateerd heeft bij de jeugdige, de zorgen blijven bestaan en er om die redenen een vermoeden of verdenking van kindermishandeling ontstaat, treedt de meldcode in werking.