Gezinnen met meervoudige en complexe problemen

3. Familiegroepsplan, gezinsplan, doelen en het volgen van de hulp

Het monitoren en evalueren van de hulpverlening

Monitoring als werkzame factor

Monitoring lijkt een werkzaam onderdeel te zijn van effectieve hulp. Hierbij wordt niet alleen bedoeld het meten van de problemen aan het begin en het einde van de hulp om te kijken of de problemen voldoende zijn afgenomen; het gaat ook om het monitoren van het effect gedurende de hulp. Door regelmatig het effect van de hulp te meten kan worden bijgehouden of de cliënt tevreden is, of er voldoende aan de doelen is gewerkt en of er voortgang zit in de te leren vaardigheden of de afname van de problematiek. Het is een middel om te signaleren welke hulpverleningstrajecten onvoldoende resultaat opleveren. Doelen vormen daarbij een belangrijke toetssteen; door monitoring ontstaat communicatie over de vraag wat nodig is om de doelen alsnog te bereiken. Een andere mogelijkheid is een vragenlijst als instrument voor het monitoren van de voortgang en het signaleren van stagnatie te gebruiken.

Hoe te monitoren en evalueren?

Hier worden twee manieren van monitoring van doelen omschreven:

  • De Goal Attainment Scaling (GAS) is een internationaal bekende methode voor het operationaliseren en scoren van doelen in de hulpverlening. Met de methode kan per behandelaspect concreet worden vastgelegd in hoeverre en bij welk niveau van functioneren het doel behaald is op een van tevoren gemaakte individuele schaal. Ook kan worden vastgelegd wanneer er sprake is van een eventuele achteruitgang in functioneren, wanneer er sprake is van vooruitgang zonder dat het doel is behaald, en wanneer er sprake is van vooruitgang die verder of véél verder gaat dan het gestelde doel. De methode helpt volgens Van Yperen en Van der Steege bij het expliciteren van de hulpvragen en het actief ondersteunen van de cliënt. Ook raken hulpverleners erdoor gemotiveerd om doelen op elkaar af te stemmen en in dat kader beter met elkaar samen te werken.

  • Ook schaalvragen kunnen van pas komen als de hulpverlener met het gezin wil bespreken in welke mate een doel is behaald. Schaalvragen worden onder andere gesteld om de voortgang vast te stellen en op basis daarvan in gesprek te gaan: waar hoop je op (stap 1), waar sta je nu (wat zit er in dit cijfer en wat maakt het niet lager? (stap 2) en tot slot (stap 3) wat zou een klein volgend stapje kunnen zijn of wat zou een volgend teken van vooruitgang kunnen zijn? De hulpverlener vraagt de gezinsleden antwoord te geven op een schaal van 0 tot 10: De 10 staat dan voor de ideale situatie, of de situatie waarin het doel helemaal is bereikt. Het cijfer waar ze op hopen is de gewenste situatie; meestal is dat een 7 of een 8. De vragen zijn over het algemeen niet bedreigend en het doorvragen op het cijfer kan veel informatie opleveren over de manier waarop de gezinsleden het betreffende onderwerp beleven. Daarbij wordt zo min mogelijk doorgevraagd op de huidige situatie maar vooral op de gewenste situatie en op het stapje hoger: hoe ziet dat er uit? Wat zouden ze dan anders doen? Wat zien anderen hen anders doen? Schaalvragen zijn dus bedoeld om de mate van vooruitgang te bepalen. Ook kunnen ze zicht geven op de motivatie van de gezinsleden en het vertrouwen dat ze het doel bereiken. (Bannink & Kuiper, 2016).

… Meer

Op de vraag wanneer precies gemonitord dient te worden is geen eenduidig antwoord te geven. Nugter en Buwelda geven aan dat er meerdere manieren zijn om scores op meetinstrumenten te gebruiken. Wanneer de jeugdige in een onveilige situatie zit, is monitoring volgens Rose een continu proces. Daarbij vraagt de jeugdprofessional zich continu af of de jeugdige veilig is en of de hulp nog toereikend is.

Het meten van resultaten
Het stellen van doelen
Reageer!