Bij gezinnen met meervoudige en complexe problemen is er geregeld sprake van een kinderbeschermingsmaatregel. Het roept de vraag op wanneer een opvoedingssituatie goed genoeg is. Om jeugdigen zich behoorlijk te kunnen laten ontwikkelen is het van belang dat ouders de juiste opvoedvaardigheden bezitten en de minimale randvoorwaarden bieden. Van der Pas hanteert een definitie van ouderschap als iets dat ‘een besef van verantwoordelijk-zijn impliceert’. Verantwoordelijk-zijn betekent het tijdloos en onvoorwaardelijk behartigen van de belangen van het kind.
Weille geeft aan dat besef van verantwoordelijk-zijn iets anders is dan verantwoordelijk handelen. Het gaat om beide, zowel het besef hebben als het handelen hiernaar. Ouders die wel het besef hebben dat ze verantwoordelijk zijn, kunnen echter soms onverantwoordelijk handelen. Ze kunnen zelfs zo onverantwoordelijk handelen dat ze niet in staat zijn een kind op te voeden. Ze zijn wel ouders, maar zijn niet in staat op te treden als opvoeders. In de rest van dit hoofdstuk gaat het over de vraag wanneer het opvoederschap van ouders goed genoeg is.
In dit hoofdstuk richten wij ons op de uitgangsvraag: wat is ‘goed genoeg’ opvoederschap? Wat moeten ouders hun kind minimaal (kunnen) bieden? Er zal hierbij altijd een spanning zijn tussen de normen van het gezin en de normen van de hulpverlener of samenleving. Er wordt dieper ingegaan op de term ‘goed genoeg’ opvoederschap: hoe dit opvoederschap in kaart is te brengen en vervolgens (objectief) te beoordelen is.