Gezinnen met meervoudige en complexe problemen

4. ‘Goed genoeg’ opvoederschap

Hulpmiddelen bij het in kaart brengen en beoordelen van opvoederschap

Om de situatie in het gezin in kaart te brengen en te beoordelen of deze goed genoeg is, maakt de jeugdprofessional gebruik van verschillende bronnen. De belangrijkste bronnen zijn de gesprekken met de gezinsleden, waaronder de jeugdigen, en de observaties van de situatie en interactie in de eigen omgeving van het gezin. Ook is informatie van andere betrokkenen bij het gezin en dossierinformatie van belang.

Daarnaast zijn er diverse vragenlijsten en instrumenten beschikbaar om het functioneren van een gezin op de verschillende dimensies van opvoedingscapaciteiten en gezins- en omgevingsfactoren in kaart te brengen en te beoordelen. Denk aan de veiligheid in het gezin, de zelfredzaamheid van het gezin, het gezinsfunctioneren en de opvoedcompetenties van de ouders. Bij het gebruiken van een instrument is het belangrijk om de kwaliteit ervan vast te stellen, bijvoorbeeld door de COTAN-documentatie te raadplegen.

Het gebruik en de uitkomst van een vragenlijst kan bijdragen aan de beoordeling van en besluitvorming over de (strategie van de) hulpverlening. Maar vragenlijsten geven geen harde grenzen aan, en geven dus niet precies weer wanneer het gezinsfunctioneren problematisch of goed genoeg is. Daarom is in ieder uniek gezin met meervoudige en complexe problemen een individuele afweging en beoordeling op zijn plaats in dialoog met het gezin. Het is belangrijk dat tijdens dit proces ook het gesprek met de kinderen aangegaan wordt. Dit kan bijvoorbeeld aan de hand van de BIC-Q, of de handvatten binnen de Signs of Safety methodiek.

Veiligheid

Voorbeelden van instrumenten die gebruikt kunnen worden om de huidige veiligheidssituatie te beoordelen alsmede een risicotaxatie uit te voeren en daarover het gesprek aan te gaan, zijn:

  • LIRIK
  • CFRA
  • ARIJ
  • CARE-NL

Deze instrumenten zijn opgenomen in de Databank Instrumenten. Ook het ‘Assessment en planningsformulier’ van Signs of Safety is geschikt voor het beoordelen van de veiligheidssituatie. Raadpleeg ook de Richtlijn Kindermishandeling voor jeugdhulp en jeugdbescherming.

Zelfredzaamheid

Een bruikbaar instrument dat de situatie in het gezin met meervoudige en complexe problemen in kaart brengt vanuit het perspectief van ‘zelfredzaamheid’ is de zelfredzaamheidsmatrix. Met deze matrix kan worden beoordeeld of er sprake is van acute problematiek (1), en of het gezin niet zelfredzaam (2), beperkt zelfredzaam (3), voldoende zelfredzaam (4) of volledig zelfredzaam (5) is. Er is een supplement beschikbaar om het ouderschap van volwassenen te beoordelen die de verantwoordelijkheid hebben voor minderjarige jeugdigen. Met MijnZRM kunnen cliënten zelf hun mate van zelfredzaamheid meten.

De Zelfredzaamheidsschaal voor Jeugdigen is een soortgelijk instrument dat in kaart helpt brengen hoe leeftijdsadequaat de zelfredzaamheid van een jeugdige is, of ouderfiguren passende ondersteuning bieden en wat de kwaliteit van de bredere omgeving is.

Gezinsfunctioneren en opvoedcompetenties

De onderstaande lijsten kunnen helpen om inzicht te krijgen in het functioneren van het gezin en de manier waarop ouders hun kinderen opvoeden. Van belang is ook om oog te hebben voor de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie en ingrijpende gebeurtenissen die het gezinsfunctioneren beïnvloeden. De focus, kwaliteit en manier van bevragen verschilt voor elk van deze instrumenten. Om een beeld te geven van de focus van elk instrument zijn de namen van de subschalen opgenomen.

  • VGFO (Vragenlijst gezinsfunctioneren volgens ouders). Subschalen: basiszorg, opvoeding, sociale contacten, jeugdbeleving, partnerrelatie.
  • GVL (Gezinsvragenlijst). Subschalen: responsiviteit, communicatie, organisatie, partnerrelatie, sociaal netwerk.
  • OBVL (Opvoedingsbelastingvragenlijst). Subschalen: problemen opvoeder-kindrelatie, problemen met opvoeden, depressieve stemmingen, rolbeperking, gezondheidsklachten. De verkorte versie, de OBVL-K beperkt zich tot de subschalen problemen opvoeder-kindrelatie, problemen met opvoeden en depressieve stemmingen.
  • VGP (Vragenlijst voor gezinsproblemen). Subschalen: steun en communicatie, opvoeding, vijandigheid, openheid, uitvoering van taken, betrokkenheid, geborgenheid, partnerrelatie, problemen met kinderen.
  • VSOG (Verkorte Schaal voor Ouderlijk Gedrag). Subschalen: positieve betrokkenheid, regels aanleren, materieel belonen, straffen, fysiek straffen.
  • TVO (Taxatielijst voor ouderfunctioneren). Subschalen: lichamelijkheid, verzorging, dagritme, gezondheid, seksualiteit, risicovol gedrag, leeftijdsfase, schoolprestaties, aandacht, meningsvorming, problemen, spanningen, regels, straffen, seksuele integriteit, belonen, sociale vaardigheden, gezinsnetwerk, vrienden, conflicten met leeftijdgenoten, handhaven in de buurt, handhaven op school, schoolloopbaan.

Meer informatie over deze instrumenten is te vinden in de Databank Instrumenten.

Aanbevelingen
Factoren die goed genoeg opvoederschap beïnvloeden
Reageer!