Over welke gezinnen hebben we het nu eigenlijk als we spreken over gezinnen met meervoudige en complexe problemen? Waar komt de term vandaan, is er een eenduidige definitie, kunnen we deze gezinnen nader typeren en indelen, en waaruit bestaat hun problematiek? Deze vragen zijn het onderwerp van dit hoofdstuk waarin we antwoord geven op de eerste uitgangsvraag: welk type gezinnen met meervoudige en complexe problemen en welke hulpvragen/problematiek kunnen worden onderscheiden?
Gezinnen die buiten de maatschappelijke boot vallen, oftewel gemarginaliseerde gezinnen, zijn er altijd geweest. Baartman (1988) en Van Wel (1999) spreken over verschillende perspectieven van waaruit hulp aan deze gezinnen gestalte kreeg. Zo werden deze gezinnen begin negentiende eeuw vanuit het perspectief van armoede bekeken. Eind zestiger jaren kwam het perspectief van de deprivatie op. De ‘schuld’ verschoof binnen dit perspectief van het individuele gezin naar de maatschappij. Aansluitend bij de individualisering van de samenleving werd door de jaren heen de term ‘multiprobleemgezin’ gangbaar. Deze term was afgeleid van het Amerikaanse multi-problem family en het Engelse problem family, termen die in de jaren na de Tweede Wereldoorlog voor het eerst werden gebruikt. Volgens Baartman is het onjuist de complexiteit van de problematiek in deze gezinnen te herleiden tot individuele tekorten. Maar even onjuist is het deze te herleiden tot de ongunstige omstandigheden waarin de gezinnen leven. Beide zijn van belang en hebben hun invloed.
Door de jaren heen was er in de literatuur de nodige discussie over de benaming ‘multiprobleemgezinnen en een toenemend ongemak tekende zich af. De term is stigmatiserend en past daarmee niet bij de huidige tijdgeest binnen de jeugdhulp en jeugdbescherming waarin de nadruk meer komt te liggen op kracht, op wat al goed gaat en wat het gezin wel kan (in plaats van op dat wat misgaat en wat het gezin niet kan). Verschillende auteurs hanteerden dan ook of pleitten voor een andere benaming dan ‘multiprobleemgezinnen’ . Ook de cliënten van de cliëntentafel gaven aan deze term veroordelend en problematiserend te vinden; niemand wil een ‘probleem’ zijn. Zij gaven aan dat het uitgangspunt moet zijn welke hulp en zorg de gezinnen nodig hebben. Door het ontbreken van een alternatief dat door verschillende auteurs gebruikt werd en een basis heeft in empirisch onderzoek werd in deze richtlijn in eerste instantie toch nog over multiprobleemgezinnen gesproken.
Bij de herziening in 2019 is gekozen voor de term ‘gezinnen met meervoudige en complexe problemen’. Deze term erkent dat er binnen deze gezinnen sprake is van meerdere problemen, die complex zijn omdat ze vaak al meerdere generaties doorwerken, onderling verweven zijn en omdat het tot op heden lastig is geweest het gezin de juiste hulp te bieden (in het Engels: families experiencing multiple problems). Er is in deze gezinnen daarnaast vaak sprake van beperkte sociale zelfredzaamheid. Het gezin vindt het lastig om zelf de regie over de problemen te nemen. Maar de term beschrijft niet alleen beter wat er aan de hand is; spreken over ‘gezinnen met meervoudige en complexe problemen’ heeft ook een minder veroordelende ondertoon. Dit is belangrijk, want slecht uitgevoerde hulp, te weinig vasthoudendheid van hulpverleners en onvoldoende maatwerk kunnen net zo goed onderdeel zijn van het probleem.