Ondersteun ouders door middel van oudertrainingen of gezinsinterventies bij het toepassen van de gewenste opvoedingstechnieken in de thuissituatie met de jeugdige. Bespreek met ouders op welke wijze de opvoeding in de groep en die in de thuissituatie op elkaar kunnen worden afgestemd zodat jeugdigen op dezelfde manier benaderd worden.
Zorg ervoor dat ook overige opvoeders uit het systeem van de jeugdige (zoals familieleden, vrienden en leerkrachten) worden betrokken bij de hulp aan de jeugdige en dezelfde opvoedingstechnieken toepassen.
Zorg als beroepsopvoeder allereerst voor een positief pedagogisch en veilig leefklimaat, onder andere door oog te hebben voor individuele jeugdigen binnen de groep. Zorg daarbij voor een goede werkrelatie (alliantie) met de jeugdige, wees betrokken en hanteer een sensitieve en responsieve houding. Het belang van de jeugdige dient hierbij centraal te staan. Ook is het van belang om de jeugdige voortdurend te betrekken in de besluitvorming. Wanneer aan deze voorwaarden is voldaan kunnen opvoedingstechnieken effectief worden toegepast en kunnen nieuwe vaardigheden worden aangeleerd.
Creëer voortdurend situaties die het voor jeugdigen mogelijk maken om gewenst gedrag te laten zien.
Besteed veel tijd aan het proactief bevorderen van positief gedrag en voorkom daarmee dat je als beroepsopvoeder het merendeel van de tijd enkel reageert op ongewenst gedrag. Opvoedingstechnieken om proactief gewenst gedrag te bevorderden zijn: voorspelbaarheid creëren/een dagelijkse routine hanteren, positief herformuleren, effectief opdrachten geven (instrueren, voordoen en oefenen), inseinen en problemen oplossen.
Bekrachtig gewenst gedrag door jeugdigen te prijzen, complimenten te geven, feedback te geven (sociale bekrachtigingen) en belonings- en feedbacksystemen in te zetten (materiële bekrachtigingen). Doe dit vijf keer vaker dan reageren op ongewenst gedrag.
Buig ongewenst gedrag om door sturende en corrigerende feedback te geven, om zo nieuw gedrag aan te leren. Doof ongewenst gedrag uit door negeren, een time-out te geven of in uiterste gevallen de jeugdige apart te zetten of eventueel mild te straffen.
Wees bij het hanteren van opvoedingstechnieken alert op culturele verschillen, verschillen in cognitieve vermogens en andere problemen naast de gedragsproblemen (wellicht zelfs veroorzakers van gedragsproblemen) zoals een depressieve stemming (of een depressieve stoornis), (verschijnselen van) ADHD, een autismespectrumstoornis (ASS), een trauma- en stressgerelateerde stoornis waaronder reactieve hechtingsstoornis, of stoornissen in het gebruik van alcohol en andere middelen. Observeer of aanpassing van de opvoedtechnieken nodig is en pas deze zo nodig aan.
Organiseer methodische werkbegeleiding, monitoring en scholingsaanbod om beroepsopvoeders te ondersteunen en effectieve uitvoering van de opvoedingstechnieken te bewaken.