Het plaatsen van jeugdigen in een residentiële instelling is een zwaar middel en een uiterste maatregel die zeer terughoudend moet worden toegepast. Aan zo’n plaatsing gaat daarom een zorgvuldige afweging vooraf. Voordat wordt besloten tot plaatsing in een residentiële instelling moeten eerst andere alternatieven worden overwogen. Zo verdient het de voorkeur om een jeugdige indien mogelijk in een gezinsvervangende situatie te plaatsen, bijvoorbeeld een pleeggezin. Een jeugdige wordt dan dus gescheiden van zijn ouders. Over zo’n beslissing moet de jeugdige zijn mening kunnen geven. Aan beslissingen een jeugdige uit huis te plaatsen moet sowieso een participatief proces voorafgaan waarin jeugdige en ouders zorgvuldig worden betrokken. Voor beslissingen over uithuisplaatsing kunnen hulpverleners gebruik maken van de Richtlijn Uithuisplaatsing voor jeugdhulp en jeugdbescherming. Wees je er wel van bewust dat jeugdigen die uit hun gezin zijn gehaald kwetsbaar zijn en recht hebben op passende en bijzondere zorg en bijzondere bescherming.
Zoals gezegd kunnen jeugdigen in een pleeggezin worden geplaatst. Dit verdient de voorkeur boven plaatsing in een residentiële instelling. Hierbij is het van belang dat ook de gedragsproblemen worden behandeld: alleen plaatsing in een pleeggezin is onvoldoende om de problemen aan te pakken. Wel lopen jeugdigen ouder dan tien jaar met ernstige gedragsproblemen en een geschiedenis van plaatsing in pleeggezinnen een groot risico op een breakdown (zie de Richtlijn Pleegzorg voor jeugdhulp en jeugdbescherming). Een interventie die in de therapeutische pleegzorg kan worden ingezet, is Treatment Foster Care Oregon – Adolescenten.
Een interventie die in de therapeutische pleegzorg kan worden ingezet en is opgenomen in de Databank Effectieve Jeugdinterventies, is:
Bij Treatment Foster Care Oregon-Adolescenten (TFCO-A) wordt een jeugdige opgenomen in een pleeggezin waarin de pleegouders getraind zijn in opvoedingsvaardigheden volgens het model van PMTO (Parent Management Training Oregon).
Ook bij residentiële zorg is een belangrijk uitgangspunt dat enkel het plaatsen van een jeugdige met ernstige gedragsproblemen in een residentiële setting onvoldoende is om de specifieke problemen aan te pakken. Naast deze plaatsing dienen er dus altijd interventies te worden ingezet. Het is mogelijk om tijdens het residentiële verblijf ook al te starten met interventies in het gezin van de jeugdige (bijv. RGT, MST, MDFT) en deze bij terugplaatsing in het gezin ambulant voort te zetten.
Om jeugdigen met gedragsproblemen te kunnen helpen is ten eerste het dagelijks opvoedend handelen in de residentiële behandelgroep van belang. Daarnaast moeten er interventies worden ingezet die specifiek gericht zijn op het aanpakken van de gedragsproblemen. De genoemde cognitief-gedragstherapeutische interventies kunnen ook worden ingezet binnen een (semi)residentiële setting voor jeugdigen vanaf ongeveer acht jaar. Daarnaast bestaan er interventies die (specifiek) binnen een (semi-)residentiële setting kunnen worden ingezet.
Voorbeelden daarvan die zijn opgenomen in de Databank Effectieve Jeugdinterventies zijn:
Een Solide Basis voor de Toekomst
Groepsactiviteiten Richtend op Individuele Progressie (GRIP)
Mocht een jeugdige niet meer thuis kunnen wonen en een gezinsvervangende situatie geen optie zijn, dan kan gekeken worden naar residentiële jeugdhulp, met als allerlaatste optie plaatsing in de gesloten jeugdhulp. Meer informatie over residentiële jeugdhulp is terug te vinden in de Richtlijn Residentiële jeugdhulp voor jeugdhulp en jeugdbescherming en de Richtlijn Uithuisplaatsing voor jeugdhulp en jeugdbescherming.