Ernstige gedragsproblemen

2. Interventies

Maak een inschatting van de ernst van de gedragsproblemen op basis van de duur, de frequentie, het aantal situaties waarin het gedrag voorkomt, het aantal verschillende typen storend gedrag, het eveneens vóórkomen van andere problemen bij de jeugdige en/of het gezin en de nadelige gevolgen hiervan.

Zet bij kinderen tot twaalf jaar een ouderinterventie gericht op opvoedingsvaardigheden in. Levert deze onvoldoende op, of zijn de gedragsproblemen bij aanvang al zeer ernstig, bied kinderen van acht tot twaalf jaar dan óók cognitieve gedragstherapie aan. Zet bij jongeren vanaf twaalf jaar gezinstherapie of een multisysteeminterventie in, en cognitieve gedragstherapie.

Creëer situaties die het voor de jeugdige mogelijk maken om gewenst gedrag te laten zien en bekrachtig dit gedrag door complimenten te geven en de jeugdige te belonen. Leer de jeugdige nieuwe vaardigheden aan, negeer ongewenst gedrag en geef alleen in uiterste gevallen een milde straf.

Help de jeugdige vaardiger te worden in het oplossen van problemen, zelfmanagement, het waarnemen van situaties en het trekken van juiste conclusies over oorzaak en gevolg. Laat het achterhalen en uitdagen van storende gedachten over aan hiertoe opgeleide cognitief gedragstherapeuten.

Neem in samenspraak met jeugdige en ouders altijd contact op met school. Stel vervolgens samen met jeugdige, ouders en school één plan op waarin staat hoe de gedragsproblemen worden aangepakt en de jeugdige op school kan blijven.

Inleiding

Wanneer (duidelijk) ernstige gedragsproblemen voorkomen, er geen sprake is van een crisis of van gezinsproblemen die een belemmerende invloed hebben op de inzet van hulp, en wanneer bovendien andere problemen bij de jeugdige geen belemmering vormen voor het starten van een interventie voor ernstige gedragsproblemen, geldt het volgende. 

Zet bij kinderen tot twaalf jaar een ouderinterventie gericht op opvoedingsvaardigheden in. Levert deze onvoldoende op, of zijn de gedragsproblemen bij aanvang al zeer ernstig, bied kinderen van acht tot twaalf jaar dan óók cognitieve gedragstherapie aan. Zet bij jongeren vanaf twaalf jaar gezinstherapie of een multisysteeminterventie in, en cognitieve gedragstherapie. 

We richten ons op de vraag welk type behandeling of interventie het meest effectief is om ernstige gedragsproblemen aan te pakken. Belangrijk daarbij is de keuze voor de setting waarbinnen de behandeling zal plaatsvinden. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen ambulante en residentiële behandeling. Daarnaast wordt onderscheid gemaakt tussen kinderen tot twaalf jaar en jongeren vanaf twaalf jaar. 

De interventies in dit hoofdstuk staan in de Databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut. Meer informatie over deze databank is te vinden op www.nji.nl/jeugdinterventies. Hier kunt u ook zoeken naar een korte beschrijving van de genoemde interventies. Uitgebreidere informatie over indicaties of contra-indicaties is te vinden in de handleiding of methodiekbeschrijving van de betreffende interventie. 

Als een jeugdige en/of zijn ouder(s) een LVB heeft/hebben, kunnen reguliere interventies wel worden ingezet, maar moeten deze worden aangepast aan de LVB, zoals voorgesteld in de Richtlijn Effectieve Interventies LVB. Dit houdt bijvoorbeeld in dat het taalgebruik vereenvoudigd wordt, er kleinere stapjes worden gezet, de oefenstof concreet wordt gemaakt en er meer voorgestructureerd en vereenvoudigd wordt. Daarnaast is een veilige en positieve leeromgeving ook voor hen belangrijk en moet extra aandacht worden besteed aan de generalisatie van het geleerde, onder andere door het betrekken van het netwerk/het gezin bij de behandeling van de jeugdige.

Wil je hier op reageren of heb je vragen? Neem dan contact met ons op.

Motivatie
Inleiding
Reageer!