Onderstaande aanbevelingen zijn in de eerste plaats gericht op de professional binnen de school. Dat is de lees- en spellingspecialist of in elk geval degene met gespecialiseerde en gedegen kennis van de lees- en spellingontwikkeling. De lees- en spellingspecialist werkt hierbij samen met het schoolteam (ondersteuningsniveau 1, 2 en 3) en eventueel de gedragswetenschapper en behandelaar (ondersteuningsniveau 4). Het gaat om gestapelde ondersteuning waarbij de verschillende ondersteuningsniveaus elkaar aanvullen en versterken.
Signalering
Let vanaf de kleuterperiode op kenmerken die kunnen wijzen op een risico op achterstanden in de lees- en/of spellingontwikkeling en zorg voor intensivering van ondersteuning om achterstanden zo veel mogelijk te voorkomen.
Help bij het vormgeven van een doorgaande lijn met oog voor passende perspectieven.
Volg de ontwikkeling van alle jeugdigen aan de hand van toetsen en observaties.Door de ontwikkeling regelmatig te monitoren is tijdige signalering mogelijk en kan het effect van instructie op groepsniveau en de ontwikkeling ten opzichte van de normgroep worden bepaald.
Volg de ontwikkeling van individuele leerlingen met risico op achterstand door de effecten van ondersteuning te monitoren en de instructiegevoeligheid te bepalen.
Implementatie ondersteuningsniveau 3
Werk in het onderwijs volgens het continuüm van onderwijs en zorg om de ondersteuningsbehoefte van jeugdigen te bepalen en hieraan invulling te geven op verschillende niveaus (waarvan niveau 3 deel uitmaakt). Zorg ervoor dat de ondersteuningsniveaus goed worden uitgevoerd en op elkaar aansluiten door de instructiekenmerken van de verschillende niveaus op elkaar af te stemmen.
Zorg voor een protocol waarin is vastgelegd wanneer en hoe de lees- en spellingontwikkeling in kaart wordt gebracht en achterstanden worden gesignaleerd en maak voor het opstellen van zo’n signaleringsprotocol gebruik van bestaande handreikingen, zoals protocollen voor het onderwijs en toetskalenders (zie ook dyslexiecentraal.nl).
Gebruik het signaleringsprotocol om jeugdigen te selecteren die voor extra ondersteuning op niveau 2 en 3 in aanmerking komen, en om jeugdigen te identificeren die hiervan onvoldoende profiteren en in aanmerking komen voor verdere diagnostiek en (eventueel) behandeling.
Evalueer kritisch aan de hand van de (verdeling van) observatie- en toetsgegevens of de kwaliteit van instructie, begeleiding en ondersteuning op alle niveaus volstaat.
Gebruik toetsen die de lees- en spellingontwikkeling, inclusief eventuele deelvaardigheden, op een bepaald moment bij een specifieke jeugdige betrouwbaar in beeld brengen. Maak hiervoor gebruik van toetskalenders (zie www.dyslexiecentraal.nl) en ga van tevoren na met welke toets een vaardigheid betrouwbaar in kaart kan worden gebracht en of kwalitatieve analyse bijdraagt aan de interpretatie van toetsresultaten.
Richt de signaleringsprocedure zo in dat vroege signalering in de onderbouw van het basisonderwijs mogelijk is. Dat betekent dat de taalontwikkeling al vanaf groep 1 wordt gemonitord en er een warme overdracht naar groep 3 plaatsvindt. De lees- en spellingontwikkeling wordt vanaf groep 3 gevolgd en de effecten van het onderwijsaanbod en de extra ondersteuning worden geëvalueerd. Wees alert op de mogelijkheid dat lees- en/of spellingproblemen ook later, in de bovenbouw of na het basisonderwijs aan het licht kunnen komen.
Ga uit van een gestandaardiseerde werkwijze op ondersteuningsniveau 3 om evaluatie en vergelijkbaarheid van uitvoer door verschillende personen mogelijk te maken. Leg dit vast in een protocol of schoolplan. Dit maakt betrouwbare, controleerbare implementatie mogelijk.
Monitor de implementatie van het continuüm voor onderwijs en zorg inclusief niveau 3 door evaluatie van 1) de toetsprocedures, 2) de uitvoering van instructie, begeleiding en interventie en 3) de beslismomenten en de geboden ondersteuning.
Ondersteuning op niveau 3
Zorg voor effectief bewezen ondersteuning op de niveau 3. Het gaat om gestapelde zorg: ondersteuning op niveau 3 vervangt de instructie en begeleiding op niveau 1 en 2 niet.
Zorg voor voldoende intensiteit van ondersteuning op niveau 3 door de interventie individueel of eventueel in kleine groepen (maximaal 3 à 4 jeugdigen) aan te bieden en door het realiseren van voldoende instructietijd: minimaal 3 keer per week 20 minuten voor 2 periodes van 10 tot 12 weken in een periode van een half jaar.
De ondersteuning op niveaus 3 wordt uitgevoerd en/of ondersteund door een lees- en spellingspecialist.
Richt de interventie op niveau 3 op hiaten in de lees- en/of spellingontwikkeling zodat de jeugdige het klassikale lesprogramma weer kan volgen.
Sluit bij het vormgeven van de interventie aan bij effectieve kenmerken van instructie, begeleiding en interventie en maak voor zover mogelijk gebruik van effectief bewezen interventieprogramma’s. Raadpleeg ook de website dyslexiecentraal.nl voor concrete handreikingen.
Richt in het voortgezet onderwijs en daarna de interventie op leesvloeiendheid binnen een betekenisvolle context, waarbinnen vaak ook leesbegrip en leesstrategieën aandacht krijgen.
Het leerlingdossier
Registreer de lees- en spellingontwikkeling en de geboden hulp in een leerlingdossier op voor de gedragswetenschapper navolgbare wijze.
Ga na welke informatie een leerlingdossier moet bevatten door gebruik te maken van een voorbeeld van een goed en volledig Leerlingdossier op dyslexiecentraal.nl.
Ga bij oudere jeugdigen na hoe hun lees- en spellingontwikkeling is verlopen, welke ondersteuning er is aangeboden en welke ondersteuning er nog geboden kan worden om de ernst en hardnekkigheid te onderbouwen.