Bij de toepassing van de specifieke, op de ADHD-problemen afgestemde opvoedingstechnieken is het altijd belangrijk te kijken naar het (be)handelingsplan van de individuele jeugdige. In het (be)handelingsplan staat welke aanpassingen in de dagelijkse routine of omgeving nodig en helpend zijn om gewenst gedrag te bevorderen, en welk doelgedrag extra bekrachtigd moet worden om gewenst gedrag aan te leren en ongewenst gedrag uit te doven. Er staat ook in welke vaardigheden de jeugdige nog moet leren. Dit betekent dat de aanpak per jeugdige verschilt. Bij behandeling of opvang in een groep, of in de klas, is het belangrijk dit uit te leggen zodat jeugdigen weten waarom bepaalde zaken niet voor iedereen gelden.
Het is niet altijd eenvoudig om de opvoedingstechnieken zorgvuldig en consequent toe te passen. Jeugdprofessionals hebben invloed op het gedrag van jeugdigen, en andersom hebben jeugdigen invloed op het gedrag van jeugdprofessionals. Met hun gedrag prikkelen jeugdigen vaak om vooral op ongewenst gedrag te reageren. Vaak wordt dan niet meer gezien dat een jeugdige ook gewenst gedrag vertoont. Het is vooral dan lastig om consequent veel meer te bekrachtigen en niet te reageren op ongewenst gedrag. Ook vereist het specifieke vaardigheden om oog te hebben voor leermomenten van individuele jeugdigen in een druk gezin, een volle schoolklas, of een onrustige behandelgroep. Om technieken zorgvuldig te blijven toepassen dienen jeugdprofessionals gericht te worden opgeleid. Bovendien dienen ze regelmatig methodische werkbegeleiding te krijgen en dient de uitvoering van hun werk te worden gemonitord.