behandelingen voor jeugdigen met ADHD, is er wel verschil in de mate waarin jeugdigen en ouders profiteren van deze interventies. De laatste jaren vindt toenemend onderzoek plaats naar factoren die mogelijk van invloed zijn op het succes van psychosociale behandelingen bij jeugdigen met ADHD en/of gedragsproblemen.
Sommige studies wijzen uit dat onder meer depressieve en ADHD-symptomen bij ouders (met name ADHD-symptomen en depressie bij moeders), veel comorbiditeit bij de jeugdige en een laag competentiegevoel bij ouders mogelijk een negatieve invloed hebben op het effect van een oudertraining. Ook leeftijd, genetische en sociaal economische factoren, etniciteit en de mate van sociale steun voor een gezin spelen mogelijk een rol in het behandelsucces. Het onderzoek naar factoren die van invloed kunnen zijn op de werkzaamheid van een behandeling is echter nog dermate beperkt en bovendien lopen de resultaten dusdanig uiteen, dat het daadwerkelijk kunnen voorspellen van behandelsucces in de klinische praktijk nog ver buiten bereik ligt.
Idealiter zou onderzoek naar de invloed van allerlei factoren op het succes van behandelingen moeten leiden tot een antwoord op de vraag: wat werkt voor wie? Daarmee zou de besluitvorming over verschillende behandelingen aanzienlijk verbeteren. Op het terrein van jeugdigen met ADHD en effecten van psychosociale behandelingen is het beschikbare onderzoek echter zowel in kwantiteit als in kwaliteit nog onvoldoende om dit te realiseren. Bovendien zijn de resultaten tot nu toe verre van eensluidend.
In de huidige praktijk bestaat soms therapeutisch pessimisme wanneer er bij ouders of jeugdige sprake is van factoren die mogelijk met een behandeling kunnen interfereren, zoals comorbiditeit bij de jeugdige of depressie bij één van de ouders. Dit brengt het risico met zich mee dat bepaalde interventies voor die jeugdigen of ouders niet (meer) aangeboden worden. Dit is niet terecht en kan niet met resultaten van wetenschappelijk onderzoek worden onderbouwd. Het spreekt vanzelf dat er meer onderzoek gedaan moet worden en in afwachting daarvan zijn er onvoldoende redenen om jeugdigen uit bepaalde subgroepen bepaalde behandelingen niet aan te bieden.