Richtlijn Traumagerelateerde problemen

2. Normale en zorgwekkende reacties op ingrijpende gebeurtenissen

Normale reacties op ingrijpende gebeurtenissen

Deze paragraaf gaat in op de manieren waarop jeugdigen kunnen reageren op ingrijpende gebeurtenissen. Deze reacties kunnen sterk verschillen, waarbij de meeste als normaal en passend beschouwd mogen worden en van voorbijgaande aard zijn. Stressreacties zijn het gevolg van neurobiologische mechanismen, waarbij hormonen en neurotransmitters vrijkomen die hun uitwerking hebben op verschillende functies in de hersenen en in het lichaam. Wanneer het stressysteem in werking treedt, maakt het lichaam energie vrij en stijgen de spierspanning, hartslag en ademhaling, terwijl tegelijkertijd de spijsvertering wordt onderdrukt. Het lichaam is dan in een staat van alertheid, nodig om te kunnen reageren op dreigend gevaar. Ook emoties en cognitieve processen worden beïnvloed door het stressysteem. Het lichaam vertoont bij gevaar overlevingsreacties, ook wel bekend als freeze, flight, fight, fright en faint. Freeze, bevriezen of voorzichtig zijn, houdt in dat iemand stil staat, alert is en een snelle inschatting maakt. Flight, vluchten, betekent dat iemand probeert weg te komen uit de gevaarlijke situatie. Fight, vechten, wordt ingezet wanneer het niet meer lukt om te vluchten en iemand probeert zich te verzetten. Fright, vrede bewaren, staat voor de fase waarin vluchten en vechten niet meer lukt en iemand probeert de gevaarlijke situatie te laten de-escaleren door zich klein en onderdanig te maken. De laatste overlevingsreactie is faint, verlammen, waarbij iemand zijn spieren niet meer kan bewegen, niets meer kan zeggen en eigenlijk doet alsof hij dood is, om de situatie te overleven. Deze overlevingsreacties zijn geen bewust gemaakte keuzes, maar automatische reacties die volgen op een stressvolle situatie.

Variatie in reacties op ingrijpende gebeurtenissen

De meeste jeugdigen reageren met angst en verhoogde spanning op een ingrijpende gebeurtenis. Sommige lijken juist nauwelijks te reageren op een ingrijpende gebeurtenis en al snel de draad van het leven weer op te pakken. Andere laten gedurende enige weken tot een maand veranderd gedrag zien na een ingrijpende gebeurtenis. Bovengenoemde stressreacties zijn normale reacties op een ingrijpende gebeurtenis.

Veerkracht

Het merendeel van de jeugdigen die een ingrijpende gebeurtenis meemaakt, ontwikkelt geen traumagerelateerde problemen en is veerkrachtig genoeg om, met hulp van belangrijke anderen, na verloop van enkele weken de draad van het leven weer op te pakken. Veerkracht maakt het mogelijk om te herstellen van stress en tegenslag en wordt beïnvloed door de mate waarin iemand zich door zijn omgeving ondersteund voelt.

Reacties per leeftijdsfase

Reacties op ingrijpende gebeurtenissen kunnen verschillen per leeftijdsfase. Hieronder noemen we voorbeelden van veranderingen in gedrag die per leeftijdsfase kunnen voorkomen. Het blijft echter belangrijk om te beseffen dat er ook individuele veranderingen kunnen voorkomen die niet in onderstaande lijst genoemd worden.

Zeer jonge kinderen (nul tot vier jaar) kunnen na een ingrijpende gebeurtenis de volgende veranderingen in hun gedrag laten zien:

  • problemen met inslapen, doorslapen, nachtmerries;
  • meer huilen;
  • aanhankelijker zijn;
  • niet meer alleen gelaten willen worden;
  • driftbuien hebben;
  • anderen slaan;
  • bang zijn voor dingen waar ze voorheen niet bang voor waren;
  • schrikachtig gedrag, handelen alsof ze in gevaar zijn;
  • vaardigheden die ze voorheen bezaten weer (tijdelijk) verliezen, zoals aankleden;
  • eetproblemen;
  • zindelijkheidsproblemen;
  • herhaald naspelen van de ingrijpende gebeurtenis of varianten daarop (posttraumatisch spel);
  • lichamelijke problemen zonder medische oorzaak.

Kleuters (vier tot zes jaar) kunnen de volgende veranderingen in hun gedrag laten zien:

  • problemen met inslapen, doorslapen, nachtmerries;
  • meer huilen;
  • angst om alleen gelaten te worden;
  • druk en opstandig gedrag;
  • agressief of destructief gedrag;
  • vaardigheden die ze voorheen bezaten weer (tijdelijk) verliezen, zoals bijvoorbeeld opnieuw bedplassen;
  • naspelen van de ingrijpende gebeurtenis of varianten daarop (posttraumatisch spel);
  • lichamelijke klachten zonder medische oorzaak, zoals buikpijn en hoofdpijn.

Kinderen vanaf zes jaar kunnen de volgende veranderingen in hun gedrag laten zien:

  • problemen met inslapen, doorslapen, nachtmerries;
  • indringende gedachten;
  • traumagerelateerde angsten;
  • lastig, grensoverschrijdend gedrag;
  • teruggetrokken en stil gedrag;
  • bezorgdheid over veiligheid;
  • bezorgdheid om anderen;
  • onterechte schuldgevoelens;
  • agressieve of angstige fantasieën;
  • verminderde schoolprestaties;
  • afgenomen concentratie;
  • lichamelijke klachten zonder medische oorzaak, zoals hartkloppingen, misselijkheid, overgeven, hoofdpijn, buikpijn;
  • herhaald naspelen van de ingrijpende gebeurtenis of varianten daarop (posttraumatisch spel);
  • de gebeurtenis opnieuw beleven in spel, tekeningen of gedrag;
  • bedplassen;
  • extreme gedragingen zoals niet of nauwelijks spreken;
  • dissociatie, derealisatie, depersonalisatie (een veranderd gevoel van realiteit van de omgeving of zichzelf of zich een belangrijk onderdeel van de gebeurtenis niet meer kunnen herinneren).

De veranderingen in gedrag bij jongeren vanaf twaalf jaar lijken veel op de reacties van volwassenen:

  • problemen met inslapen, doorslapen, nachtmerries;
  • negatief zelfbeeld;
  • depressieve gevoelens;
  • schaamte voor gevoel van kwetsbaarheid;
  • schaamte voor afhankelijkheid van ouders;
  • terugtrekken uit sociale contacten met familie en vrienden;
  • toename van conflicten met ouders;
  • minder snel onafhankelijk worden van de ouders;
  • destructieve en agressieve fantasieën;
  • angst om controle te verliezen over deze fantasieën;
  • risicovol (seksueel) gedrag (“thrill-seeking”);
  • drank- of drugsmisbruik;
  • problemen op school;
  • concentratieproblemen;
  • lichamelijke klachten zonder medische oorzaak, zoals hartkloppingen, misselijkheid, hoofdpijn, buikpijn;
  • gedachten aan of pogingen tot suïcide;
  • verlies van interesse in school, spelen en hobby’s;
  • dissociatie, derealisatie, depersonalisatie (een veranderd gevoel van realiteit van de omgeving of zichzelf, of zich een belangrijk onderdeel van de gebeurtenis niet meer kunnen herinneren).

Lichte verstandelijke beperking

Bij jeugdigen met een licht verstandelijke beperking of beperkte taalvaardigheden kunnen stress-signalen zich sterker uiten in fysieke problemen en veranderingen in gedrag dan in verbale expressie van emoties. Het is dan extra belangrijk dat ouders/opvoeders deze non-verbale signalen van spanning en vermijding herkennen. Voorbeelden van deze non-verbale signalen zijn: lichamelijke reacties zoals buikpijn, zich terugtrekken, meer agressie of angst laten zien, of moeite hebben in de sociale omgang met leeftijdsgenoten. Meer specifieke informatie over de diagnostiek en behandeling van jeugdigen met een licht verstandelijke beperking is te vinden in een speciale handreiking van de Academische Werkplaats Kajak.

Wil je meer verdiepende informatie over dit hoofdstuk? Bekijk de onderbouwing >

Zorgwekkende reacties op ingrijpende gebeurtenissen
Ingrijpende gebeurtenissen
Reageer!