Samen met ouders en jeugdige beslissen over passende hulp

7. Omgaan met diversiteit

Ouders en jeugdigen met een LVB

Kenmerken LVB

Het taalbegrip bij jeugdigen en ouders met een LVB is beperkt. Zij kunnen moeilijk onder woorden brengen wat zij bedoelen en ze begrijpen minder goed wat er gezegd of geschreven wordt dan ouders en jeugdigen zonder LVB. Ze vinden het lastig om meerdere boodschappen tegelijkertijd op te nemen en hebben relatief veel tijd nodig om de informatie te verwerken. Ze zijn geneigd om informatie letterlijk te interpreteren en een boodschap negatief op te vatten. Jeugdigen met een LVB zijn relatief weinig gevoelig voor wat er tussen de regels door wordt bedoeld en vinden het moeilijk om zich in te leven in een ander, emoties bij de ander te herkennen of eigen emoties onder woorden te brengen. Ze hebben moeite om de intentie van het gedrag van een ander te begrijpen. Hierdoor kan veel misgaan in de communicatie met ouders en jeugdigen met een LVB. Het risico dat zij overvraagd worden is dan ook groot.

Jeugdigen met een LVB

Jeugdigen met een LVB hebben meer problemen met de verwerking van informatie dan jeugdigen met een gemiddelde intelligentie.

  • Het verbale werkgeheugen van jeugdigen met een LVB functioneert minder goed dan dat van jeugdigen met een normale intelligentie.
  • Jeugdigen met een LVB hebben meer moeite om kennis uit hun langetermijngeheugen op te halen door problemen met verbale
  • Het verbale kortetermijngeheugen van jeugdigen met een LVB is relatief zwak in vergelijking met hun visueel-ruimtelijk kortetermijngeheugen. Zij hebben daardoor meer moeite verbale informatie te verwerken dan visueel ruimtelijke
  • Jeugdigen met een LVB hebben meer moeite informatie te ordenen, onderscheid te maken tussen hoofd- en bijzaken en het prioriteren van
  • Door beperkt sociaal inzicht en beperkingen in hun oplossingsvermogen zijn jeugdigen met een LVB soms meer geneigd tot agressieve of passieve oplossingen dan tot assertieve oplossingen. Daarbij speelt ook dat ze meer moeite hebben om emoties te
  • Jeugdigen met een LVB hebben moeite om aangeleerde vaardigheden in andere situaties toe te passen.

Ouders met een LVB

Ouders met een licht verstandelijke beperking missen bepaalde eigenschappen en vaardigheden waardoor ze vaker moeite hebben met het opvoeden dan ouders met normale verstandelijke vermogens. Zeker als hun kind ouder wordt. De literatuurstudie van Oomen geeft een overzicht van deze eigenschappen en vaardigheden:

  • ouders met een LVB hebben over het algemeen weinig inzicht in hun eigen mogelijkheden en beperkingen, hun zelfbeeld is vaak weinig realistisch. Daardoor kunnen zij zichzelf onder- of overschatten. Dat kan leiden tot een afhankelijke of juist onafhankelijke opstelling;
  • ouders met een LVB beslissen en handelen vaak zonder dat zij vooraf de gevolgen kunnen overzien. Bij het oplossen van problemen laten zij zich veelal leiden door wat op het eerste gezicht mooi en aantrekkelijk is. Oorzaken van problemen leggen zij vaak buiten zichzelf;
  • door hun cognitieve beperkingen en sociaal-emotionele problemen kunnen ouders met een LVB zich moeilijker inleven in anderen, inclusief hun kind. Daardoor verlopen overleg, feedback en conflictoplossing minder vlot.

LVB en opvoeding

Er zijn verschillen tussen ouders met een LVB in de mate waarin ze moeite hebben met de opvoeding. Ouders met een LVB functioneren gemiddeld beter wanneer zij beschikken over emotionele stabiliteit, een positief zelfbeeld, impulscontrole, frustratietolerantie, gewetensfunctie, vertrouwen en vermogen tot zelfreflectie. Ook de ernst van de verstandelijke beperking speelt mee in de mate waarin de opvoedingsvaardigheden beperkt zijn.

Ouders met een verstandelijke beperking missen vaak vaardigheden die belangrijk zijn voor de opvoeding, zoals het vermogen om zelfstandig een huishouden te voeren, te leren het geleerde in andere situaties toe te passen, situaties in te schatten, en ondersteuning te vragen en aanvaarden. Deze vaardigheden kunnen bij ouders met een verstandelijke beperking minder goed ontwikkeld zijn.

Naarmate jeugdigen ouder worden, moeten ouders hun manier van opvoeden aan de veranderende behoeften van hun kind kunnen aanpassen. Ze moeten zich kunnen richten op de belangen van hun kind, hem op een positieve manier aandacht kunnen geven en een evenwicht kunnen vinden tussen eisen (en grenzen) stellen en ruimte bieden. Als ouders deze vaardigheden missen, heeft dit een negatief effect op de opvoeding. Hetzelfde geldt voor veelvuldig bestraffen en autoritair of niet invoelend zijn. Ouders met een LVB slagen er vaak niet in om zich aan te passen aan de veranderende behoeften van hun kind en hebben vaak geen realistische kijk op wat een jeugdige wel en niet kan en wat je wel en niet van een jeugdige kunt vragen. Zij bespreken bijvoorbeeld zaken met hun kind die veel te belastend zijn, gedragen zich soms zelf als een kind – denk aan het willen winnen bij spelletjes – en denken dat de baby of kleuter huilt om hen te pesten.

Veel ouders met een LVB ervaren stress, bijvoorbeeld door mishandeling, een lage sociaal- economische status, een geschiedenis van falen, werkloosheid of een gebrek aan steun. Deze stress resulteert bij het opvoeden veelal in een meer vijandige opvoedstijl en gebrek aan warmte en responsiviteit.

Het is bij vermoedens van LVB bij een ouder nodig om na te gaan in hoeverre opvoedingsvaardigheden beperkt zijn. Belangrijk is dat ouders voldoende veiligheid en ontwikkelingsperspectief kunnen bieden. Mogelijk kan een goed ondersteunend netwerk hier een bijdrage aan leveren.

Specifieke aandachtspunten voor de vraagverheldering

De kenmerken van jeugdigen en ouders met een LVB vragen gedurende de vraagverheldering en het verdere beslisproces aandacht wat betreft gespreksvaardigheden van de jeugdprofessional. Tijdens de gesprekken kunnen mensen met een LVB te maken hebben met:

  • concentratieproblemen;
  • onrust en overbeweeglijkheid;
  • faalangst of problemen met onbekende situaties en als gevolg daarvan onvoldoende presteren;
  • sociaal-wenselijk antwoord geven;
  • onvoldoende begrip van het onderzoek en wat er gaat gebeuren.

Kenmerken van de jeugdprofessional

Voor de jeugdprofessional is het belangrijk om:

  • korte en bondige instructies te geven over opdrachten, eventueel ondersteund met visuele informatie;
  • vragenlijsten samen met een ouder of jeugdige in te vullen om beperkte leesvaardigheden te ondervangen;
  • geen abstracte of moeilijke begrippen, maar gangbare woorden te gebruiken;
  • korte vragen te stellen;
  • vragen positief te formuleren (geen ontkenningen te gebruiken);
  • geen dubbele ontkenningen in vragen te gebruiken;
  • bij gesloten of meerkeuzevragen antwoordopties gefaseerd aan te bieden;
  • vragen te stellen om te achterhalen of ouders en jeugdigen de informatie begrepen hebben, bijvoorbeeld hen in eigen woorden te laten navertellen wat de jeugdprofessional verteld heeft.

Basishouding van de jeugdprofessional

Voor het werken met ouders met een LVB gelden de volgende uitgangspunten voor de basishouding van jeugdprofessionals:

  • de jeugdprofessional dient de ouders als partners te beschouwen en zich te verplaatsen in het perspectief van de ouders;
  • de jeugdprofessional neemt ook de eigen normen en waarden onder de loep en maakt deze bespreekbaar;
  • de jeugdprofessional werkt aan een sterkte/zwakte-analyse: zowel risicofactoren als sterke punten worden bekeken en ondersteund;
  • de jeugdprofessional is flexibel: als een bepaalde strategie niet effectief blijkt te zijn, zoekt hij naar alternatieven;
  • de jeugdprofessional zorgt voor continuïteit in de hulpverlening: iedere samenwerkingsrelatie die beëindigd wordt, kan voor ouders voelen alsof zij in de steek gelaten worden.

Hulpmiddelen

Diverse hulpmiddelen dragen bij aan het herkennen en signaleren van een LVB en het communiceren met jeugdigen en ouders met een LVB.

  • Screener voor Intelligentie en Licht Verstandelijke Beperking. De SCIL is geschikt om volwassenen snel te screenen op een mogelijke licht verstandelijke beperking. Een versie om een licht verstandelijke beperking bij jeugdigen van twaalf tot en met zeventien jaar (SCIL-J) te onderzoeken is in
  • Schaal Adaptief Functioneren. De SAF is een screeningsinstrument voor het signaleren van een licht verstandelijke beperking bij leerlingen van groep vijf tot en met acht in het basisonderwijs.
  • Handreikingen van Expertisecentrum De Borg en Vitree. Jeugdigen en ouders zijn erbij gebaat wanneer vroegtijdig wordt herkend of er sprake is van een licht verstandelijke beperking. De jeugdprofessional kan het volgende doen om een indruk te krijgen van de eventuele licht verstandelijke beperking: informeer naar de schoolopleiding, informeer naar sociale contacten, laat wat rekensommen maken, laat wat schrijven, let op taalgebruik en observeer gedrag.
  • Handboek Oplossingsgericht werken met licht verstandelijk beperkte cliënten. Roeden en Bannink hebben hierin beschreven hoe oplossingsgericht te werk gaan kan bijdragen aan een goede samenwerking tussen professional en cliënt.

Specifieke aandachtspunten voor de probleem- en krachtenanalyse

Vanwege de beperkingen bij een LVB is het belangrijk vóór gebruik van een test of vragenlijsten te controleren of die geschikt is voor ouders of jeugdige met een LVB. Daarvoor heeft de jeugdprofessional inzicht nodig in het abstractieniveau, het verbaal begrip en reflecterend vermogen van de ouder of jeugdige. Algemene aanbevelingen bij het afnemen van tests of vragenlijsten zijn:

  • schenk aandacht aan de manier waarop de ouder of jeugdige zich gedraagt tijdens de testafname (neem bijvoorbeeld voldoende tijd om iemand gerust te stellen bij angstig gedrag);
  • zorg dat er weinig afleiding in de ruimte is waar de testafname plaatsvindt;
  • beperk het onderzoek tot maximaal twee uur en las voldoende pauzes in;
  • neem vragenlijsten in interviewvorm af;
  • concretiseer de tijdsperiode waarover de vragen gaan;
  • geef uitleg over vragen en de betekenis van antwoordmogelijkheden (eventueel ook visueel);
  • bied meerkeuze-antwoorden in stappen aan;
  • controleer bij twijfel het gegeven antwoord en beëindig de afname als blijkt dat de antwoorden niet betrouwbaar zijn of de ouder of jeugdige onvoldoende antwoord kan geven op de vragen.

Bij de interpretatie van de uitkomsten moet de jeugdprofessional rekening houden met de beperking van de jeugdige of ouder. Bij veel missende of onbetrouwbare antwoorden kan geen score berekend worden. Daarnaast is het belangrijk een kwalitatieve analyse van het verloop van de afname van de vragenlijst te maken, waarbij aandacht is voor het taalbegrip, vermogen tot zelfreflectie en bijvoorbeeld problemen met het plaatsen van gebeurtenissen in de tijd.

Een uitgebreid diagnostisch onderzoek naar het cognitieve niveau en het sociaal ontwikkelingsniveau van de jeugdige is vereist om aan te sluiten bij de mogelijkheden en de beperkingen van de jeugdige. Het vergroot de effectiviteit van de daarop volgende behandeling. Om dit onderzoek te kunnen uitvoeren is wel specifieke kennis over LVB nodig. Die kennis hoort een gedragswetenschapper in huis te hebben.

De rol van het onderwijs is bij jeugdigen met een LVB belangrijk. Daarom is afstemming en informatie-uitwisseling nodig. Deze moet erop gericht zijn om zicht te krijgen op de leerbaarheid en beïnvloedbaarheid van jeugdigen, en om jeugdhulp, jeugdbescherming en ondersteuning op school op elkaar af te stemmen.

Interventies voor jeugdigen en ouders met een LVB

Interventies voor jeugdigen met een LVB

Het behandelaanbod voor jeugdigen met een LVB is slechts beperkt onderzocht op effectiviteit. Interventies die zijn gebaseerd op cognitieve gedragstherapeutische (CGt) principes laten positieve effecten zien in de behandeling. Voorwaarden voor het toepassen van CGt bij jeugdigen met een LVB zijn vereenvoudigd taalgebruik, het werken met kleine stappen, gebruik van visualisatie en generalisatie naar de thuissituatie en naar school.

Jeugdigen met een LVB profiteren meer van interventies wanneer:

  • uitgebreidere diagnostiek voorafgaand aan de interventie plaatsvindt, in vergelijking met jeugdigen zonder een LVB;
  • de communicatie tussen jeugdige en jeugdprofessional goed op elkaar is afgestemd;
  • de oefenstof concreet is;
  • oefenstof en informatie voorgestructureerd en vereenvoudigd is;
  • het netwerk betrokken wordt en er expliciet aandacht is voor generalisatie van het geleerde naar andere situaties en omgevingen;
  • een veilige positieve leefomgeving gecreëerd wordt.

Interventies ter ondersteuning van ouders met een LVB

Begeleiding van ouders met een LVB dient gericht te zijn op het voorkomen van overbelasting, het versterken van het sociale netwerk, het bieden van een perspectief en het hanteren van een multidisciplinaire aanpak. Methodieken die gebruikt (kunnen) worden zijn gericht op het aanleren van sociale- en/of opvoedvaardigheden en/of intensieve ondersteuning. De nadruk van interventies bij ouders met een LVB moet liggen op het aanleren van vaardigheden en niet op psycho-educatie. Het inzetten van gedragsmatige technieken (taakanalyse, modeling, feedback en positieve bekrachtiging) is effectief. Tot slot wordt de training bij voorkeur thuis aangeboden, of anders in een omgeving die zo huiselijk mogelijk

is, om generalisatie naar de thuissituatie mogelijk te maken. Latere reviews beamen deze conclusies. Methodieken voor gezinnen met meervoudige en complexe problemen lijken ook geschikt te zijn voor ouders met een LVB. Daarbij is het wel noodzakelijk aanpassingen te doen zodat de jeugdprofessional goed aansluit bij de verstandelijke vermogens van de ouder.

‘Goed genoeg’ opvoeden: HouVast

Een specifieke methode voor ouders met een LVB die ernstige problemen met het opvoeden en opgroeien van hun kind hebben, is HouVast. Met HouVast komen ouders in een situatie waarin zij in staat zijn, met hulp van netwerk en/of professionals, hun kinderen veilig en ‘goed genoeg’ groot te brengen. ‘Goed genoeg’ opvoeden betekent binnen HouVast dat:

  1. ouders een fijn thuis kunnen bieden (en kunnen voorzien in basisbehoeften zoals hygiëne, gezondheid, onderdak, voeding);
  2. ouders met tegenslag kunnen omgaan (en een voedingsbodem kunnen bieden voor het ontwikkelen van emotionele veerkracht: vertrouwen en controle, veiligheid en zelfontplooiing);
  3. ouders met anderen kunnen omgaan (en steun kunnen bieden bij het aangaan en onderhouden van sociale relaties binnen en buiten het gezin: liefde, vertrouwen, burgerschap);
  4. ouders met de buitenwereld kunnen omgaan (en een uitvalsbasis kunnen zijn voor het leren zich aan te passen aan de samenleving: educatie, gedrag, werk, levensvaardigheden).

Aanbevelingen
Migrantengezinnen
Reageer!